poirrié W HET GOUDEN MOLENTJE w SPUI 167a DEN HAAG durende de oorlog met een klein pluk je vrouwen en kinderen "boven", zon der vervoer of andere communicatie met de rest van de wereld, de auto's waren ons onmiddellijk al afgenomen, immers. Er was één Japanner, die ons geen kwaad deed. Hij had zich al een "binih" aangemeten en Corrie met de mooie ogen hield hem gelukkig goed onder haar kleine duimpje. Niemand had geld, overal was Ruil- Hans keukenmeester en al het linnen goed dat nodig was voor het vakantie bedrijfje kwam wat goed van pas. Toen kwam de capitulatie; en de vrijheids strijd. En wij kwamen terecht in het kamp op Malang. Op de kop af vier jaar nadat we hem in het 10e Bat. op Malang voor 't laatst hadden gezien en gesproken, bij de gratie van Tenno Heika, stond mijn man ons op Pérak op te wachten. Hij was Hoofd van Welfare. Zes maanden later vertrokken we naar Holland. Eind 1946. Weer zes maanden later kreeg hij zijn oproep, het werk op de onderneming op te nemen. Hij vertrok met vleugels aan zijn voeten. Acht maanden later mocht ik ook ko men. We lieten de kinderen achter voor de scholen. Alleen Huib, de hek- kesluiter, nam ik mee, hij was nog zo jong, pas zeven. En mijn moederhart zo treurig. De ontvangst op de onderneming is een verhaal op zich, dat ik een vol gende keer 's zal vertellen. Mijn man was als administrateur geplaatst op het land, waar hij ruim twintig jaar ge leden begonnen was als chauffeur op de vrachtwagen, gesjouwd had met balen koffie en kisten rubber. Veel ar beiders kenden we nog uit die begin dagen. Ze waren er gebleven en oud geworden. Even stond ik vreemd te genover het nieuwe Indië, niet lang. Toen was het als van ouds. Ik had maar één kind om les te geven en de handen vrij om te werken aan de belangen van het land. Alle distributie's b.v. Rijst, textiel, de mensen kregen nu eerlijk hun deel. Grote meisjes leerde ik zelf hun baadjes te knippen en te naaien. Als er kindjes werden geboren, vroe gen ze mij ze namen te geven. "Wat bij jullie Joesoef is, is bij ons Jozef. Da'oet is David. Ibrahim, Abraham". En al gauw liep er een kleine Dapid rond en Josep en Mirjam en Mari'jah. En ze kwamen mij het moederloze ba- by'tje brengen, alleen om, vier dagen oud, ook dood te gaan. Maar ik kon haar in leven houden en noemde haar Petra. Als een rots moest ze blijven staan in de branding van het Leven. Ze werd ons dierbaar als de vijf an deren en heeft nu zelf twee schattige kindjes. Martijn en Anne. Het land was weer in volle productie, het volk meer dan tevreden. Toen kwam de vakbond om de boel in de war te schoppen. De moeilijkheden stapelden zich op en ik was net twee jaar terug, toen mijn man zei: "Wijfke, een onder neming is niet langer een verblijf voor vrouwen en kinderen, ga terug naar Holland". Zelf kon hij drie maanden verlof krijgen. "Nog één keer wil ik naar Bermé, voor een laatste groet". Ik had nog niet eerder durven gaan. "Neen, het zal je zo'n pijn doen". "Geeft niet". Wij werden ontvangen door de enige Europese vrouw die er door de jaren gebleven was, met haar twee dochter tjes. Een Duitse. Toen haar man in 1940 werd geïnterneerd, trok ze op Bermé in het vakantiehuisje. Wij wa ren goede vriendinnen geworden. Door onze kinderen liet zij zich "tante Vij and" noemen. Het was een blij en har telijk weerzien met tante Vijand en we hadden elkaar veel te vertellen. Mijn man nóg meer, zij hadden elkaar in geen tien jaar gezien en gesproken. Iets later op de middag, liet ik ze al leen. Ik liep de tuin in, om me daar op een bankje neer te zetten Aan de overkant stond ONS huis, nog net zoMaar stilzo vreselijk stilAlleen de boomvarens beefden op de wind. Ik weet niet hoe lang ik heb zitten kijkenneen, ik ging er niet naar toe, het deed tóch pijn In plaats daarvan liep ik het desaweg getje af. Een meisje sneed takken voor haar geiten. Ze kwam me bekend voor maar zo groot"Be'en Ni?" Ben jij 't Ni? Ni keek me aan, gooide haar arit neer en rende het weggetje af naar de eer ste huisjes. "Mboehndoro Mras- man dateng mboeh ndoro Mrasman..." Mevrouw Marsman is gekomen. "Mras man" lag hun makkelijker in de mond. In minder dan geen tijd was ik om ringd door vrouwen die mijn handen grepen en huilend naar het voorhoofd brachten. Ik huilde mee. De mannen bleven eerbiedig een beetje terzijde. Totdat ze mijn man aan zagen komen. Ze liepen hem tegemoet, ze schudden handen. De hele verdere avond was het een komen en gaan, de spen bij tante Vijand stond vol getast met pi sangs, djeroeks, terrong blanda en markizetjes die ik zo lekker altijd had gevonden. En we moesten beloven de volgende dag overal even langs te komen. Toen we de volgende middag om een uur of twee van alle bezoekjes terug kwamen, misselijk van alle kof fie en djadjans, wachtte de Ass. Resi dent van Probolinggo ons met een standje op. Hij was tante Vijand be richt komen brengen over haar man die al langer dan tien jaar weg was. 't Is onverantwoordelijk wat u doet. De kampong in gaan! Dat is vragen om moeilijkheden". Ik pakte hem bij zijn mouw en liet hem de berg vruchten zien. "Wat denkt u? Zou ik hier ook om gevraagd hebben? En kijk 's uit 't raam? Ze blijven komen, het gaat als een lopend vuurtje door de desa. "Mevrouw is gekomen". Mevrouw, die houdt van al deze mensen en zij hou den van haar. Gelooft U 't niet?" We lieten tante Vijand en haar meisjes achter. En al die mensen uit de desa. Het laatste dat ik van mijn Werken en Leven op Bermé zag, was de cypres voor het huis, die als een wijzende vinger omhoog stak. De geuren van pagger-rozen en wilde vlier nam ik met me mee. PLANTERSVROUW "Weet je nog hoe Pa aan zo'n stom ding heeft staan zwengelen?" 's WOENSDAGS GESLOTEN Heeft weer vele nieuwe modellen in 22 kt. gouden' briljanten sieraden. briljant ringen vanaf750, briljant oorknoppen vanaf500, briljant hangers vanaf500, Bovendien tijdelijk bij besteding van een bedrag van 500, een fraai zwaar verzilverde theelepel met molentje cadeau. Gaarne tonen wij U vrijblijvend onze modellen. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 17