JAMMER DAT HET ZO LAAT KOMT KRONIEK VAN EEN INDISCHMAN Erkenning na 40 jaar Maandag de 7e december naar het Museum voor het Onderwijs geweest voor de opening van de tentoonstelling "Nederlands-lndië in oorlogstijd". Het is mijn gewoonte anders niet om bij kou en regen op pad te gaan, doch nieuwsgierigheid gaf mij vleugelen. Waren wij niet de laatste tijd door radio en tv overstroomd met foto- en filmbeelden van die rampzalige tijd Ik wilde zien wat daarvan in deze ten toonstelling terecht was gekomen. In zijn rede constateerde Prof. L. de Jong dat de gevoelens van de Indische Nederlanders gekwetst waren door het jarenlange gebrek aan belangstelling voor het ontzag'lijke drama dat zich daar in de tropen had afgespeeld. Niet zo zeer gekwetst, professor, doch eerder teleurgesteld, maar niet ver baasd. Teleurgesteld, ja zeker. Kom je na een paar eeuwen thuis en dan blijkt dat men je daar niet eens kent.. En als je de mensen in je eigen, die ook hun taal is aanspreekt, kijken ze je ver wonderd aan: "Hé, ik wist niet dat u Nederlands spreekt". Wij hebben vast gesteld dat het met het onderwijs over het toenmalige Nederlands-lndië erg slecht moet zijn geweest. De redacteur van Het Vaderland schreef een beschouwing van deze openingsdag in de rubriek "Nader be keken" van 9 december. Hij schreef dat men nu wacht op de officiële ge schiedschrijving. Ook de ex-geinter- neerden en ex-krijgsgevangenen, zo schrijft hij, willen een objectieve be schrijving en beoordeling van die pe riode. Voor hen een verward gebeuren waarin meestal de mogelijkheid ont breekt de totaliteit te overzien. Inderdaad, maar wij zouden er aan toe willen voegen: "Geschiedschrijver, ver tel ons dan ook hoe het gekomen is dat het Nederlandse volk zo weinig belangstelling had voor wat er in Ne derlands-lndië in de oorlogsjaren is gebeurd". Het is toch altijd zo geweest, dat nooit het "volk" ergens collectief belang stelling voor krijgt, noch minder dat het voor een ideaal spontaan de bar ricaden bestormt. Daar moet altijd een periode van bewustmaking aan voor afgaan: de spreektoeter moet worden gehanteerd. De geschiedenis en de wereldliteratuur geven ons daarvan de klassieke voorbeelden. In de dagen vóór de kerst hebben wij gezien hoe het Nederlandse volk zo begaan was met het Poolse volk, dat het 200.000 kerstpakketten naar dat land stuurde. Maar daar is wel een reclamecampag ne aan voorafgegaan. In Nederland zijn het de politieke rich tingen in hun samenhang die de diri geerstok hanteren. Niet het volk, en niet de zwijgende meerderheid. Deze onmondige middengroep zit in stilte zijn syndromen te verwerken. Wij schreven voor in dat wij niet verbaasd waren. De posthume uitreiking van verzetskruisen aan de drie geëxecuteerde N.I.R.O.M. medewerkers. G. de Wilde schrijft ons: Mijn artikel "De NIROM - tot betere tijden", verscheen in het Moesson nummer van 15 juli 1981. Ik stelde daarin de vraag of de drie onthoofde NIROM collega's ook niet in aanmerking kwamen voor de toekenning van het "Herdenkings- verzetskruis". En ja hoor, eind november 1981 ontving ik het schrijven dat op 7 december 1981 posthuum de kruisen aan hun verwanten zouden worden uit gereikt. Aan de weduwe van de heer Kusters, een zuster van de heer van der Hoogte en aan een jongere broer van de heer Kudding. Hun adressen had ik gekregen omdat zij op mijn artikel in Moesson hadden gereageerd. De plechtige uitreiking van verzets kruisen vond plaats in het Museum van Onderwijs te Den Haag uit handen van Luit. Gen. b.d. F. van Veen. Een van hen die met het kruis onder scheiden werden, de oud KNIL officier G. J. Vos uit Wassenaar, sprak het slotwoord: "Jammer dat het zo laat komt", zei hij, "hoewel de erkenning wel plezierig is". Ten aanzien van het verleden en de herinneringen die hier mede weer bovenkomen, stelde hij zich positief op: "Sinds 1980 is er sprake van een positieve stroomversnelling. Er komt nu begrip. Ik ben blij dat ook Zuidmolukkers deze onderscheiding hebben ontvangen. Dat geeft mij ge legenheid te wijzen op de vaak ver geten trouw van de Zuidmolukkers, want de Ambonnezen hebben heel wat voor ons gedaan. Na de capitulatie van de Japanners was er een gezags vacuüm, in welke tijd wij alleen konden rekenen op de bescherming van onze voormalige vijand, de Japanner. Geluk kig waren daar ook de gewapende Ambonnezen, die de vrouwenkampen beschermden. Zij beveiligden de transporten uit deze kampen naar be veiligde gebieden", aldus de heer G. J. Vos. Het wachten is op de geschiedschrij ving van de jaren 40-45 in het voor malige Nederlands-lndië. Na de uitreiking van de verzetskruisen opende Prof. dr. L. de Jong de ten toonstelling "Nederlands-lndië in oor logstijd". Prof. de Jong, die thans bezig is met de geschiedschrijving van Nederlands- lndië gedurende de 2e wereldoorlog, vond het pijnlijk te moeten constateren dat er een groot contrast is tussen de belangstelling van het Nederlandse publiek voor de Duitse inval en bezet ting en voor hetgeen er in het voor malige Nederlands-lndië gebeurde. Vooral wanneer men denkt aan de offers die daar werden gebracht, aan de verliezen die daar zijn geleden. De lange beschouwing, die de heer G. de Wilde in zijn brief wijdt aan de gebeurtenissen in de oorlogsjaren en wat daarna gebeurde, hebben wij we gens plaatsruimte moeten achterhou den. Met de heer de Wilde zijn wij uitermate benieuwd naar de officiële geschiedschrijving over deze voor ons allen zo dramatische periode. "Ik ben vrij lang buiten het kamp gebleven, tot september 1943", schrijft hij aan het slot van zijn- brief, "Ik werd toen opgepakt door de Kem- petai en heb drie maanden vastge zeten. Ik ben er gelukkig goed van- afgekomen. De man, die in 1934 de Omroep in Indië oprichtte, de Hoofd- Ing. Liebert, leeft nog. Hij is nu 92 jaar en woont in Bussum. Hij is een oud Radio-Holland man. Misschien dat Prof. de Jong van hem nog wat te weten kan komen voor zijn boek, want hij zal het toch moeten hebben van "ho ren zeggen". Aan wie het verzetskruis op 7 december 1981 werd uitgereikt: Posthuum uitgereikt aan: N. van der Hoogte, V. Kudding, J. P. W. J. Kusters, W. A. Meelhuisen, Mati- tawaer, L. Z. Siahaya en F. A. H. Sonneville. Persoonlijk uitgereikt aan: V. H. Muller, C. J. Over- weel, E. P. M. Stenger en G. J. Vos. De onverschilligheid tegenover de Ne derlanders uit de tropen heeft ons niet verbaasd. Het is een uitvloeisel van de door Nederland ongelukkig gevoerde Indonesische politiek. Toen wij uit In donesië vertrokken lazen wij de op de muren gekalkte kreet: Dutch go home! En bij aankomst in Nederland lazen wij: Indo ga terug Onze mensen hebben toen maar zelf voor de doorbraak, de erkenning, ge zorgd. Zij toonden hun identiteit in het bedrijfsleven, de kantoren, in de In dische Pensioenbond, de Pelita, en in hun eigen onafhankelijk Indisch tijd schrift Moesson, in hun samenkomsten en kleine ondernemingen en winkel tjes. En in de geweldige manifestatie van onze Ir. G. S. Vrijburg op 15 au gustus 1970 in het Nederlands Con gresgebouw onder het motto "Een Ereschuld ingelost". U kunt deze korte lijst nog vele malen aanvullen. En alles zonder één cent subsidie. En zo langzamerhand werden wij een bewuste groep Nederlanders die door geboorte recht hebben hier te zijn. Wij hebben niet afwachtend in een hoekje zitten pruilen in een houding van "Kasian ik zoals het wel even leek in een t.v. uitzending. So long. INDISCHMAN 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 4