De familie Das omstreeks 1914. Bernardina (Dien) als bakvis met loshangend haar, geheel
links. Naast haar Oom Ko, broer van Gerrit, en Karei (achterste rij). Op de voorste rij:
Gerrit, Alida, Wim, ma Das-Robinson (een zuster van Tjalie's moeder - red.) Greetje en
pa Gerrit Das.
Eén broertje en zusje hadden de euvele
moed opgebracht mij nog eens op te
zoeken, maar dat bleef een diep ge
heim tussen hen beiden en thuis wist
niemand het. Zij zwegen over hun on
derneming en namen het geheim mee
naar het graf. Ik mocht thuis komen
op voorwaarde dat ik mijn man en
kinderen verliet. In het geheel heb ik
acht kinderen op de wereld gebracht.
Hoeveel verdriet ik al die jaren heb
gehad is met geen pen te beschrijven.
Ik wil niet veroordelen, maar hoe kun
nen mensen die je zo na liggen, zo
handelen?
O, dat verlangen om je broers en zus
ters terug te willen zien! Het huis werd
mij ontzegd en verboden. Dat grote
moment, het weerzien met je naaste
familie was altijd een wensdroom ge
weest. Die werd nu vervuld; ik ben
intevreden en meer hoef ik niet.
Mijn overleden man had voorspeld dat
eens één van de kinderen mij weer bij
mijn familie terug zou brengen. Hoe
en wanneer kon hij niet zeggen, maar
zijn visioen is bewaarheid.
Holland, mooi maar koud.
Ik heb twee onbeschrijflijke jaren in
Holland gehad. De tijd vloog om; eer
ik het wist was de terugreis alweer
geregeld. Dochter, man en kinderen
gingen met mij mee om moeder en
oma in triomf weer behouden thuis te
brengen.
Hoe ik Nederland vind, wordt mij iede
re keer gevraagd. Mooi, maar wel
koud. De winters hopeloos, zo vroeg
al donker en zo laat pas licht. De zo
mers ook zo gek, zo vroeg al licht, dan
kan ik niet meer slapen en soms nog
zo vroeg in de morgen, terlaloe hoor!
Tobat, die harde wind, soms kom ik
haast niet meer vooruit! Hij tabrak jou
tot je terugdeinst, en ik ben niet zo'n
jonge vrouw meer, soesah
Maar wat wel lekker is, is dat koude
water hier uit de kraan, bij ons lauw,
vaak niet zo lekker om te drinken.
Reizen is hier ook rustiger, goede we
gen en openbaar vervoer comfortabel.
In Indonesië is alles vaak zo vol. Ken-
tang eten vind ik lekker, maar rijst met
sambel en sajoer op zijn tijd smaakt
altijd beter. Ik heb gelukkig heel wat
van Holland mogen zien en heb al die
seizoenen meegemaakt.
Ik dank God dat ik deze mooie va
kantie heb mogen beleven en bovenal,
dat ik mijn broers en zusters na 50 ja
ren terug heb mogen zien. Voorgoed
in Holland wonen, nee hoor, dank je
wel! Indonesië is en blijft mijn thuis
haven; voel ik mij senang en heb daar
ook nog kinderen en andere familie.
Je moet kiezen of delen, ons bloed is
zo uit elkaar gerukt; oceanen scheiden
ons, maar de banden blijven en de
liefde brengt je weer tot elkaar.
Straks weer thuis in mijn vertrouwde
omgeving zal ik nog altijd met plezier
en liefde terugdenken aan mijn heer
lijke vakantie; mooie herinneringen,
die je elk ogenblik terug kunt halen.
Verder vind ik de mensen hier vaak
kasar in hun doen en laten, voor mij
werkelijk koerang aloes! De kerk is
hier vaak zo leeg, net of de mensen
geen vertrouwen meer hebben in hun
godsdienst. Winkelen en naar de markt
gaan vind ik gezellig, zo heel anders
dan bij ons; maar in het begin was ik
heel bang voor de roltrappen, zo vlug,
ik vertrouwde het niet. Bepaalde ge
zegden en zinsneden in Gronings-Ne
derlands zijn voor mij ook moeilijk te
volgen, ze spreken zo heel anders. Je
moet soms goed begrijpen wat ze
eigenlijk willen; in ons Hollands van
vroeger praat je anders. Massah, in
het begin ging ik alle dagen verscho
nen, je kan het nooit te veel doen,
maar dat is het niet. Mijn wollen jurken
gingen met truien en andere spullen
ook dagelijks in de was, maar dat
hoeft in Holland eigenlijk niet, je trans
pireert zo weinig, itoe nog gewoonte
van daarginds. Wah, ik kan niet zonder
mandiën, zo koetjek-koetjek met was
handje niet gewend. Mijn dochter vult
altijd een teil met warm water en ik
ga mij sirammen. Die douches, wah,
niets voor mij, net een pantjoeran, als
glad hoe?
Mijn dochter zag ik eenmaal in de win
ter toen het al donker begon te wor
den, nagels knippen! Tjoba, bij ons
schreeuwen zij moord en brand! Wie
gaat nou met soerip zoiets doen, is
toch niet goed! Het is maar hoe je het
gewend bent, bij ons is dat verboden.
En vroeger las je altijd in de boeken,
dat ze dienstboden hadden om de deur
open te doen; minta ampoen, ik dacht
dat het nog zo was, maar nu weet ik
wel beter.
Toen ik de eerste maal zoveel bèbèks
in de vijver zag, uit het venster bij mijn
dochter, heb ik haar geroepen en ge
vraagd: "Van wie zijn die eenden die
daar zwemmen? Van niemand; tjoba
je stuurt je man om een paar te van
gen voor zwartzuur, zo lekker!" Mijn
dochter lachte zich een ongeluk, dat
kan hier niet, moeder! Laatst zag ik bij
familie weer zo'n vijver vol eenden; ik
(lees verder volg. pag. 3e kolom, onderaan)
11