eens en tenslotte legde onze Commis
saris-Generaal de ganse zaak dan
maar aan de autoriteiten in het moe
derland voor, die hem géén gelijk ga
ven. De Koek mocht doorgaan, ook al
kostte zijn systeem veel geld en duur
de het érg lang.
Doch hoe zag nu zo'n benteng, of
redoute, zoals hij in de hogere mili
taire kringen heette, er uit? In de grote
en de kleine "Stapel", vinden we een
plaatje, dat er ons een indruk van
poogt te geven. Het duidelijkst is dit
prentje, dat wij aan de tekenaar J.
Sühl te danken hebben, gereprodu
ceerd in Stapel's Geschiedenis van
Nederlandsch-lndië, 2e druk blz. 253.
Het prentje is niet bepaald erg over
zichtelijk. De linker helft heeft niets
met de benteng te maken, zodat wij
alleen op de rechterhelft moeten let
ten. De links afgebeelde gebouwen
belemmeren eer de functie van de
benteng, dan dat zij deze bevorderen.
De tekening is misschien pas enkele
jaren na het beëindigen van de strijd
gemaakt, toen de "redoute" geen
dienst meer deed, al staan er nog de
kanonnen op.
De vesting wordt bekroond door een
hoge vlaggemast, waaraan onze drie
kleur wappert. Daaronder vallen de
twee bastions op, waarop de twee
kanonnen hun lopen dreigend uitste
ken. Dit draaibaar veldgeschut is in
staat beurtelings alle vier de flanken
van de benteng te bestrijken, zodat de
aanvallers, die een bestorming op een
dier flanken zouden wagen, van opzij
beschoten zouden worden, hetgeen
voor hen een onaangename verrassing
zou wezen. De wallen zijn niet van
steen gemaakt, doch van klapperboom
stammen, die 3 tot 4 voet in de grond
steken en daar een 7 voeten boven
uitsteken. Er waren evenwel bentengs,
die van steviger materiaal vervaardigd
waren.
Boven de wallen steken de daken der
huizen uit, niet bedekt met pannen
doch met sirappen. Het langste ge
bouw zal wel de slaapruimte der mili
tairen zijn, wellicht van dezelfde ge-
riefeijkheid als de verblijven, waar
binnen de Jap van 1942 tot 1945 ons,
krijgsgevangenen liet logeren. Het ho
gere gebouw zal wel voor de meerde
ren bestemd zijn.
Doch er is ook een duiventil voor de
"perkoetoets", zodat er in elk geval
Inheemse troepen zullen gelegen heb
ben. Hollanders houden geen duifjes.
Waar stond deze benteng? Bij Stapel
wordt geen standplaats vermeld, doch
wel bij een klein kopietje dezer teke
ning, in een boekje voor "jonge lieden
van beiderlei kunne", getiteld "Tafe
reel van Oost-lndië". Afbeelding no. 38
stelt een "geretrancheerd kamp te
Tempel" voor en daarin herkennen we
onze benteng van Stapel. Nu zijn er
op Java wel een stuk of zeven Tèmpèls
(dat eigenlijk bijwoner betekent), doch
m.i. komt het meest in aanmerking het
Tèmpèl, dat aan de straatweg tussen
Djokjakarta en Magelang ligt. De
straatweg wordt daar gekruist door de
kali Krasak.
Daar het niet zo ver van Djokja af lag,
zal het niet zo heel moeilijk voor een
tekenaar geweest zijn, om van daaruit
een tochtje naar Tèmpèl te onder
nemen, en van de benteng een schets
je te maken. Alleen, gezien de be
bouwing, moet deze tekening gemaakt
zijn, toen de benteng al lang geen
militaire dienst meer deed. In de gracht
staat zelfs een rijtje koeliewoningen.
We hebben nu een benteng vanaf de
begane grond bekeken, nu dienen wij
eens een plattegrond van zo'n vesting
werk te bestuderen. Daaraan ont
breekt het niet. Vooreerst hebben we
Generaal H. M. de Koek
geschilderd door Cornelis Kruseman.
een prachtige tekening van zo'n ben
teng, opgenomen in het 4e deel van
Louw's reusachtige Java-oorlog. Wel
ligt deze benteng niet in de1 Vorsten
landen, doch in de residentie Banjoe-
mas, maar dit maakt geen verschil. Ook
deze versterking ligt aan een rivier,
ditmaal de bekende Serajoe. Zo is goed
waarneembaar, dat de twee bastions op
de diagonaal van de vierkante benteng
aangelegd zijn. Het geschut staat niet
aangegeven, doch het is duidelijk dat
men door de vuurmond een kwartslag
om te draaien, twee zijden van de
benteng kan bestrijken. Ook de woon
gebouwen en voorraadschuren ontbre
ken nog. Trouwens, deze zullen wel
van licht materiaal zijn vervaardigd,
uitgezonderd de kruitkelder.
Een wat duidelijker en vollediger prent
je vinden we in het degelijke boek
werk van A. J. A. Gerlach: "Fastes mi-
litaires des Indes Orientales Néerlan-
daises" een Frans boek over ons mili
tair verleden in de Oost. Het verscheen
reeds in 1859 en werd in Zalt-Bommel
gedrukt. Op blz. 414 staan een paar
duidelijke tekeningetjes ener benteng,
die niet van steen gebouwd is, maar
wallen heeft van "palissades en noix
de cocotier", dus palissaden van klap-
perstammen. Zoals de meeste dier
versterkingen wel gebouwd zullen zijn.
Ook de binnengebouwen, bestemd
voor kazerne, hospitaal, fouragemaga-
zijn waren van klapperbomen en bam
boe vervaardigd, uitgezonderd natuur
lijk het kruitmagazijn. Vaak moesten
de soldaten zelf bij de bouw assiste
ren, zodat ze de bijl of patjol even
vaak gebruikten als hun geweer.
Wij beschikken ook over een hand
leiding voor het aanleggen en bouwen
van zo'n benteng, door niemand minder
geschreven dan door de bekende of
ficier Cochius.
Het eerst noodzakelijke voor de uit
voerende "ingenieur" was uit te kijken
dat de vijand niet van omringende
hoogten in de op te richten benteng
zou kunnen schieten, want dat zou zich
zelf als doel aanbieden wezen. Dan
moest de ingenieur een kaart van het
terrein samen stellen, waarop hoog en
laag duidelijk stonden aangegeven.
Daarna moest hij voor het materieel
zorgen: aarde en stenen, dan wel hout
en bamboe. Een tweede zorg was het
werkvolk: niet te veel, want dan liepen
ze elkaar in de weg, niet te weinig,
want dan schoot men niet op.
Dan gaat de ingenieur over tot het
afsteken van de grond, van boven
af beginnende. Is een stenen re
doute bedoeld, dant dient men sleuven
te graven voor de fondamenten. Deze
worden iets breder, dan de er op rus
tende muren. Zijn de fondamenten
klaar, dan komt de beurt aan de wal
len, 7 voet hoog. Heel stevig moeten
de muren der bastions zijn, want daar
op stonden de "circulaire batterijen"
(draaibare kanonnen), en daarvan
hing het behoud van de benteng af.
Dus eventueel muren van 4 voet dikte,
om de schok der kanonschoten te
weerstaan.
Tegen de binnenzijden der wallen wor
den "banketten" gemaakt, wat geen
feestmalen zijn, doch aarden verho
gingen, door muurtjes gestut, waarop
de soldaten staan, die over de muren
vuur geven.
Ondertussen kan alvast met de wo
ningen binnen de wallen begonnen
worden, dus de nachtverblijven, en dgl.
Doch vergeten we de grachten niet:
8 voet breed en 4 voet diep. Aan de
buitenkant van de gracht wordt een
doornhaag geplant en in oorlogstijd
worden de toegangswegen met bo-
rangs (voetangels) bestrooid, die zelfs
voor geschoeide Europeanen gevaar
lijk zijn.
Natuurlijk dient er ook een afsluitbare
toegang te komen, met twee stevige
deuren, gemaakt van 1 duimsplanken,
met een dikke palang pintoe. Daarvoor
lag een houten brug, die opgebroken
kon worden.
(lees verder volgende pagina)
7