Tempo-Doeloe
bij de bank (101)
Was er een waterleiding mogelijk, dan
moest deze, alvorens het terrein van
de benteng te verlaten, het "secreet"
passeren. Anders plaatste men deze
nuttige inrichting buiten de wallen en
bezigde 's nachts voor de manschap
pen een "stilletje", dat 's morgens
geledigd werd.
In vredestijd werd buiten de benteng
gekookt onder een bamboe afdak. Bij
oorlog moest dit binnen gebeuren.
Eventueel kon ook het graven van een
waterpuit zijn nut hebben.
Aldus zou een kleine vesting kunnen
verrijzen, met een bezetting van 60
man infanterie en 10 artilleristen in
oorlogstijd. Waren er niet direct aan
vallen te duchten dan waren 25 koppen
wel voldoende. Zo'n benteng kostte in
totaal een 26.000,
In samenwerking met de vliegende
kolonnes hebben deze versterkingen
bijzonder veel bijgedragen tot het be
ëindigen van de vijf jaar durende oor
log.
Sommige militaire leiders waren van
oordeel, dat de bentengs ook na de
strijd gehandhaafd dienden te worden,
teneinde het gezag beter te handhaven.
Dit is evenwel niet geschied. De ben
tengs waren overbodig. Met de ver
banning van de hoofdmuiteling, eerst
naar Menado, vervolgens naar Makas
sar, was de ware bezieling tot de op
stand verdwenen. Er is geen tweede
Java-oorlog gestreden, zelfs niet toen
het Gouvernement in 1830 een deel
der Vorstenlanden annexeerde. Ik ver
moed daarom, dat de meeste bentengs
De jaarlijkse hadji-trek naar Mekka
zou weer plaatsvinden, zodat de Chi
nese en Arabische goudhandelaren
voordien over de nodige gouden mun
ten moesten beschikken om aan de
vraag uit de desa's te voldoen. Sove
reigns en single- en double eagles
waren het enige, gangbare betaalmid
del bij de pelgrimstocht naar Djeddah
en verder door naar Mekka. De daar
voor in aanmerking komende bank
kantoren vulden daarom tijdig hun
voorraden aan, door aankoop van de
munten in Londen en New York. Het
in kistjes verpakte goud werd na enige
tijd per schip aangevoerd, door de
bank ontvangen en ingeklaard en ver
volgens vond verkoop aan de respec
tieve goudhandelaren plaats. Uiteraard
hielden alle partijen aan deze trans
acties enige marge over.
Aankomst in een diepzee-haven, zoals
Tandjong-Priok of Soerabaia gaf, wat
de in ontvangstname betreft, weinig
moeilijkheden. Maar als er rede-trans-
port aan te pas moest komen, zoals
in Semarang, lag het anders, zoals zal
blijken. De rede aldaar is meestal wat
rumoerig: "ombak besar" en dan woei
de blauwe vlag bij het havenkantoor,
verdwenen zullen zijn. Ik heb er ten
minste nooit een gezien. Of heeft een
onzer lezers er soms wel eens eentje
bespeurd op zijn zwerftochten door
het Djokjase?
In elk geval, mocht thans een onzer
lust gevoelen om in zijn vakantie een
benteng in zijn tuin na te bouwen, dan
heeft hij hier een handleiding.
Intussen lopen er geruchten, dat de
Kock's bentengstelsel (mèt de vliegen
de kolonnes) ver van ons Indië zou
nagevolgd zijn door een der grond
leggers van het Franse gezag in Al
gerije, gen. Bugiaud. Hij zou er dan
op een of andere wijze van gehoord
moeten hebben. Dit is natuurlijk niet
onmogelijk. Militairen letten vaak
scherp op wat in buitenlandse legers
wordt uitgevonden of toegepast. Even
wel, hoe het ook zij, het door gen Bu
giaud toegepaste systeem is niet pre
cies hetzelfde als dat van De Koek.
Ook hij kende vliegende kolonnes,
maar van bentengs is niet veel te be
speuren. Wel stichtte hij militaire ko
loniën, die door strategische wegen
verbonden waren. In rustige perioden
liet hij zijn soldaten wel eens aan de
aanleg dier koloniën en wegen arbei
den. Doch deze volksplantingen mo
gen ook militair niet zonder betekenis
zijn, hij liet ze bevolken door in het
moederland aangeworven kolonisten.
Hiervan was bij de Kock's benteng
stelsel natuurlijk geen sprake. Terwijl
Bugiaud's kolonies na de strijd voor
Algiers van grote culturele betekenis
bleven, is dat bij de bentengs van De
ter waarschuwing dat het niet pluis
was. De voor anker liggende vracht
schepen van de grote vaart konden
hun vertrek meestal niet uitstellen en
de voor Semarang bestemde lading
moest, als het enigszins mogelijk was,
in ontvangst genomen worden. Dit al
les ter inleiding.
Het was usance dat de jongst uitge
zonden employé, naast zijn gewone
kantoorwerk, opgeknapt werd met al
lerlei bezigheden daarbuiten, zoals het
halen of brengen naar de Javasche
Bank van kasgeld, de Chinese hulp
kassier zorgde gelukkig voor het snel
le tellen. Verder was er het behandelen
van waardezendingen via het Postkan
toor, het verzorgen van geldzendingen
naar de in het achterland liggende
relatie-suikerfabrieken en wat dies
meer zij.
Als orang-baroe, met alleen een be
perkte kennis van "Betjara Melajoe"
stond men dan wel af en toe raar te
kijken. Op zichzelve was het echter
een uitstekende manier, om kennis te
nemen van wat er alzo buiten kantoor
omging. Beter dan de gehele dag ach
ter een loketje of het grootboek te
zitten.
Koek geenszins het geval geweest. Zij
vervielen en verdwenen en bleven
slechts voortleven in onze school- en
handboeken.
Tenslotte nog een enkel woord over
de beruchte bentengs der geconcen
treerde linie in Atjeh, waarbinnen onze
troepen zo'n tien jaar bleven opge
sloten en vergingen van de ongenees
lijk verklaarde beri-beri.
Deze bentengs, die geregeld door de
Atjehers onder vuur werden genomen
en zeker geen steunpunten vormden
voor "vliegende kolonnes", doch en
kel poogden te behouden, wat reeds
veroverd was, waren in beginsel op
dezelfde wijze ingericht, als de ben
tengs van een 60 jaar geleden in de
Vorstenlanden. Ook hier de vierkante
vorm met de twee diagonaal tegen
over elkaar geplaatste bastions, waar
op een "zesponder" geplant was,
soms met een paar lilah's erbij. Vol
gens de foto's in Zentgraaff's Atjeh
werd bij de bouw maar weinig met
steen gewerkt, meestal met bamboe
en hout. Binnen de wallen stond een
ruime planken woning en wat kleinere
gebouwtjes, doch het kruitmagazijn
was van extra dikke planken gemaakt.
Verder zien we op de foto's prikkel
draadversperringen, zoals die pas in
de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-
1865) waren uitgevonden, terwijl de
bentengs behalve door de Atjehtram
ook nog door de telefoon verbonden
waren. Deze Atjehse bentengs waren
dus enigszins gemoderniseerd.
Op zekere dag werden mij, als jongste
employé, een connossement en inkla
ringspapieren in de hand gedrukt met
de opdracht: goud afhalen. En zo toog
ik met een taxi (de kantoor-auto was
daarvoor te goed) naar de haven, ge
lukkig vergezeld van een oud-gedien
de en wat Nederlands sprekende op
passer, tevens klusjesman, met name
Abdoel. Met de scheepsagenten Mc.
Neil Co was geregeld dat de rede
employé mij mee zou nemen in hun
motorboot. En daar gingen wij dan; er
woei nog net geen blauwe vlag, maar
voor mij, met mijn ongeoefende benen,
was het: ombak besar! De motorboot
ging danig te keer, hetgeen nog dui
delijker werd toen wij bij het m.s. Poly-
dorus aankwamen. Op één ogenblik
was de boot gelijk met de valreep en
prompt daarna lagen wij weer meters
lager. Onder aan de strap stond een
stevige zeeman ons op te wachten en
de rede-employé van Mc. Neil, voor
wie dit bijna dagelijks werk was, gaf
mij aanwijzing hoe mij vast te houden
met één hand aan de bootstijl en de
andere vrij te houden voor de uitge
stoken, veilige hand van de zeeman.
Op de roep: "spring" (toen motorboot
en scheepstrap op gelijke hoogte wa
ren), stapte ik over. Het was een ang
stig moment! De rede-employé en Ab-
(lees verder volgende pagina, onderaan)
8