poirrié
m
O
De Beste Jaren van Mijn Leven (XXV)
f
MNEMOSYNE - T. A. de Haan
13
afscheid nemen. Pa en Ma zaten in
de achtergalerij. Een 11-jarig jongetje
stond achter Pa's brede rotanstoel. Zijn
zusters waren het huis al uit, ge
trouwd. Ze waren met z'n drieën. Wah
Soekirah in het midden, links van haar
Oesman, en rechts een jonge vrouw,
met de ogen neergeslagen, die we niet
kenden. Ik vond haar mooi. Wah voer
de het woord, maar gek vond ik het
dat ze altijd en alleen het woord richtte
tot Maatje.
"Nah", zei ze, "ik kom afscheid nemen,
maar ik wil jullie even Inem voorstellen.
Ik heb Oesman toestemming gegeven
om een tweede vrouw te nemen, voor
de tijd dat ik weg ben. Inem zal dus
mijn plaats innemen en ik hoop, dat ze
in onze familie wordt geaccepteerd
voor de tijd, dat ik er niet ben."
"Het is goed, Rah", zei moeder. En
zich tot het vrouwtje, dat daar verle
gen en met neergeslagen ogen stond,
zei Maatje: "Inem, wij hopen dat-je je
senang zult voelen in onze familie".
Wat ik toen zag heb ik nooit eerder
gezien. De jonge vrouw liet zich op
haar knieën vallen en kuste de voeten
van moeder. Pa, die dit alles zwijgend
had zitten aanzien, mompelde achter
zijn dikke snor: "Verdomme nog aan
toe, wat boft die kerel!" Dit in het Ne
derlands en ik was de enige die het
verstond. Toch had Pa het eigenlijk niet
tegen iemand in het bijzonder.
We zagen Oesman en mijn nieuwe
tante niet veel, maar het moet onge
veer zeven maanden na Wah's vertrek
geweest zijn, dat ze ons erf betraden,
Oesman met zijn hoogzwangere Inem.
Maatje ontving ze alleen, want Pa was
op kantoor. Oesman overhandigde
Maatje een bundeltje, waarin Wah's
particuliere bezittingen, de sleutels van
het huisje en een "Soerat lepas" (be
wijs van echtscheiding), voorzien van
een handtekening van de Loerah (kam
ponghoofd). "Wij gaan naar de oedik
(streek tussen Depok en Bogor) waar
Inem vandaan komt", zei Oesman. "Het
is goed en ik dank je wel", zei moeder.
Ach, wijze lboe had het toch allemaal
voorzien. En Wah Soekirah? Ik geloof
dat ze het niet eens zo erg vond, toen
ze het hoorde. Wah bleef voor de rest
van haar leven bij ons. (Sukiran, man
geworden is getrouwd en naar zijn
vader toegegaan.) Wat kon ze anders
dan bij ons blijven? Ze sprak graag
over Negeri Blanda. In moeders linnen
kast liggen de drie smalle, recht-toe-
rtcht-aan gebreide zwarte stropdassen
en in onze serre-kast prijken 6 sier-
glazen, drie met een gouden F. en drie
met een D.
Iets leuks dat ik me van deze moedige,
doortastende, avontuurlijke vrouw uit
de desa Walikoeken herinner, moet ik
nog even vertellen. Wah mocht zo
graag op de foto. Ze kon me niet met
een fototoestel zien lopen of ik moest
eraan geloven. Ze zeurde dan net zo
lang tot ik haar uiteindelijk haar zin
gaf. Enhet moesten allemaal de
zelfde foto's zijn, d.w.z.: ze moest er
op met mijn bril op haar plat neusje
enhet dikste boek uit mijn biblio
theek onder haar arm. Nee, ook wat
dit betreft had ze niet veel fantasie.
Ik was in de buitenbezittingen toen ik
het bericht ontving van haar dood. Maar
in mijn hart leeft ze nog, deze vrouw:
SOEKIRAH, de oudere zuster van
SOEKINAH, mijn lboe. "TEGEL"
HET KIEVIETSEI
Even buiten Katja-katja Wetan, de
vroegere Oostelijke "poort" van Ban
doeng, maakt de Grote Postweg een
scherpe hoek en heet dan Tji Koeda
pateuh (gebroken paardebeen) en daar
stond (misschien staat) een kleine
electrische centrale, de Tjihapit cen
trale. Hij was klein, maar in de droge
tijd belangrijk en er was een Duitser
als Hoofdmachinist. Hij had in de oor
log '14-'18 gediend bij de Marine en
hoewel hij goed Nederlands sprak, kon
men zijn accent nog wel horen.
De centrale zag er altijd keurig uit, het
leek een nieuwe in-gebruik-gestelde
fabriek, die voor het bezoek juist hele
maal was opgepoetst. Het was een
stoom-centrale en er stond dus een
grote ketel, die, uitwendig tenminste,
blonk van schoonheid! Zelden was er
dus iets mis met "den Tjihapiet" met
de klemtoon op piet), maar op een
zaterdagmiddag kwam er een verzoek
om hulp: de ketel was defect.
Wij stonden juist klaar om de stad in
te gaan en daar mijn man juist een
paar nieuwe pakken had gekocht met
een "open jas", moest dat natuurlijk
aan. "Trek eerst een oude toetoep
aan", raadde ik, maar jawel, "ik ga
toch niet in die ketel", zei hij.
Dus gingen weIn de centrale wan
delde ik wat rond, ook buitenom, want
de machinist had vaak allerlei planten,
die hij met meer of minder succes
kweekte. Toen ging ik weer naar bin
nen, want hij zou die ketel nu wel heb
ben "bekeken". Dat had hijhij
kroop er juist uit I
De machinist verschoot van kleur en
liep een eindje wegik stond te
genover een van top tot teen gespik
kelde figuur, zelfs zijn blonde haren
waren gemêleerd met zwarte strepen,
evenals zijn gezicht. In spanning wacht
te de machinist op mijn reactie.
"Hé", zei ik, "een kievietsei!" - Want
dat er nog iets te redden zou zijn van
het nieuwe pak zag ik dadelijk als ho
peloos en waarom er een drama van
gemaakt
Maar hoe kwamen wij naar huis? Ik ge
loof dat de machinist de auto is gaan
halen en we die hebben belegd met
oude lappen om te behoeden voor de
"afgevende Baas". Via deze lappen
mand en de mandikamer groeide hij
weer tot een normale figuur. "Loh", zei
Inan, de huisjongen, en nam de helm
mee ter behandeling. Ik heb het pak
uit elkaar getornd en, gespikkeld als
het was, tot een overall vermaakt voor
gebruik op de stoomcentrale. Zo werd
het nog een winst.
ADDIE
Een aantal poëtische herinneringen die teruggrijpen naar dierbare tijden.
40 Jaren in Nederlandsch-lndië en Indonesië als medicus, maar ook
andere plekken op de wereld inspireerden T. A. de Haan tot deze ge
dachten in gedichten. Prijs 19,50 porto f 2,10
BOEKHANDEL MOESSON - Prins Mauritslaan 36 - 2582 LS Den Haag
Eigenlijk moeten we samen die recessie te
lijf gaan, weet je NON