r
W'm
fiStlE
aristocratische heer, die de voor ons
wonderlijke naam droeg van Lansay-
módonne droeg en stellig het hoofd
van een gewest was, ontvingen de
Hollandse gasten allervriendelijkst. Zij
bezochten het Hollandse schip "uyt
curieusheyt", want er was nog nooit
zo ver in het noorden een Nederlands
vaartuig op deze eenzame kust ver
schenen. Zelfs verschenen een paar
dagen later hele drommen Japanners,
om het schip van boven tot onder te-
bekijken, mèt vrouwen en kinderen. Er
werden geschenken gewisseld. De Ne
derlanders kregen natuurlijk vers wa
ter en groenten b.v. ajuin en look, ja
zelfs een hele baal rijst.
Daartegenover werd het opperhoofd
begiftigd met een paar schoenen en
zijden kousen, die zij "zeer affecteer
den". Die vielen dus in de smaak. Om
gekeerd werden de Hollanders ook aan
wal genodigd. Ze werden ten huize van
de edelman genood en daar op wijn,
sake en saccanen (ook al een geest
rijke drank?) onthaald. Op hun verzoek
mochten ze het dorp eens bekijken en
het huis van het dorpshoofd bezoeken,
waar men weer op Japanse wijze werd
getracteerd. Ook de matrozen, die bij
de sloep op wacht stonden, werden
uitgenodigd om mede hun "vermaak te
nemen". De Hollanders mochten zelfs
een eindje het land in en binnen een
boerderij de zonnehitte ontwijken. Men
begon al over handelsbetrekkingen te
praten, inkoop van radijs en komkom
mers. Kortom, de ontvangst kon niet
beter zijn. Tenslotte werden paarden
gehaald, z.g. voor de zware terugkeer
naar de kust. Aldus werden de zeelui
ruiters, maar kregen ieder vijf tot zes
Japanners om zich heen, z.g. om hen
voor vallen te behoeden, maar naar
het bleek, om hen te arresteren. Ver
geefs verklaarden, ze niet bang te zijn,
om uit het zadel te vallen. Ze werden
onverbiddelijk gegrepen. Enigen poog
den naar de kust te vluchten, hopende
daar een Japans schuitje te vinden,
maar ze werden gepakt, op hun buik
tegen de grond gesmeten, en stevig
geboeid, met een strop om hun nek.
Genadig werd hun vergund in een klein
stroompje hun besmeurd gezicht te
wassen.
Hun werd gevraagd, of ze er bezwaar
tegen hadden, voor de "keizer" in Jedo
te verschijnen. Daar de Nederlanders
zich niet schuldig voelden, hadden ze
daar niet het minste bezwaar tegen.
Met deze "keizer" werd niet de af
stammeling van de zonnegodin be
doeld, de mikado, welke tot 1868 een
geheimzinnige figuur was, die als een
God vereerd werd en die niemand
mocht naderen. Van 794 tot 1869 re
sideerden de Mikado's in Kyoto, waar
hij zich in de periode waarin de
shogun's de oppermacht uitoefenden,
voornamelijk met godsdienstige bezig
heden onledig hield.
De feitelijke heerser over Japan was
de militaire opperbevelhebber, de sho-
gun, wiens gezag erfelijk was, van
1554 tot 1869. Hij resideerde in Jedo,
dat thans Tokyo heet. In 1643 regeerde
daar de shogun lyemitsu (1624-51) die
de Nederlanders gewoonlijk keizer
noemden.
Wij zullen het echter maar bij Shogun
houden, ook al spraken de Nederlan
ders steeds maar over de "Keyser".
De reis naar Jedo (Tokyo) verliep vrij
gemakkelijk. De meesten reden te
paard en slechts de schipper Schaep
en de onderkoopman Willem Bijlvelt
werden in norimons (draagstoelen) ge
dragen, terwijl de overigen: zes ma
trozen en twee scheepsjongens in
fraaie verlakte zadels mochten zitten.
Na twee dagen werden hun boeien en
stroppen afgenomen. Een 120 Japan
ners vormden hun geleiders of bewa
kers. Onderweg liet de "tractatie", het
voedsel niets te wensen over, doch ze
maakten zich bezorgd over hun toe
komst.
Herinnerden ze zich, hoe nog in 1640
een deftig Portugees gezantschap dat
de politieke betrekkingen met Dai Nip
pon wilde herstellen, nagenoeg uitge
moord was? Ze hadden ook een pro
clamatie in Nambu gezien, waarbij op
het vangen van een Christen een hoge
prijs was uitgeloofd. Ten teken waren
op dit bloedplakkaat enige gouden
koebangs aangebracht, het judasgeld.
Daarom had ook een "out manneken",
die vloeiend Portugees sprak, hun ge
raden, duidelijk te tonen, dat ze niets
met de papen te maken wilden hebben,
als het opperhoofd Johan van Elseracq,
die ijlings uit Desjima was ontboden,
gedurende hun verblijf in de hoofd
stad steeds overstelpt met vragen.
Deze informaties, die, als het belang
rijke zaken gold, werden met de ant
woorden door de Japanners op schrift
gesteld en werden later in Nederland
se vertaling door de tolken aan de "pre
sident", zoals het opperhoofd meestal
genoemd werd, meegegeven. Wij be
zitten twee dezer collecties. De eerste
en langste, met 32 vragen en antwoor
den, treffen we aan in het uitgegeven
Bataviase Dagregister van 1645; de
tweede, veel kortere verzameling, af
gedrukt in ds. Valentijn's verslag dezer
episode uit de Compagnieshistorie.
Deze vragen moeten wel door de Ja
panners genoteerd zijn want de Neder
landers zullen het niet gewaagd heb
ben, tijdens de talrijke verhoren no
tities te gaan maken. Het contact tus
sen Japanners en buitenlanders ge
schiedde door middel van tolken: twee
die Nederlands verstonden, de Neder
landse tolken genoemd, en zes, die
Portugees kenden en daarom de Por
tugese tolken werden genoemd.
Na een reis van enige weken was ook
Elseracq, die op 8 november opgeroe
pen was, met zijn gevolg van dienaren
en tolken, in Jedo aangekomen. Daar
geen opperhoofd langer dan een jaar
achtereen in Desjima mocht blijven,
was hij na een verblijf van een jaar,
jÉAMr
i IJ i j
Het paleis van de Shogun in Jedo, het tegenwoordige Tokyo.
b.v. door op het kruis te trappen of
tegen een koperen afbeelding der H.
Maagd te spuwen, waartegen onze
Hollandse Gereformeerden geen be
zwaar hadden. Was dit oude ventje
soms een gewezen Christen? Daaren
tegen waren de Japanners zeer ge
steld op proeven van Europees schrift.
Te Jedo aangekomen werden ze ge
huisvest in de woning, waar het Neder
landse opperhoofd bij zijn jaarlijkse
verplichte audiëntie placht te logeren.
Ook daar liet het onthaal niets te
wensen over.
De gevangen Hollanders werden, even
teruggeroepen voor een tweede ter
mijn (1643-1644).
Elseracq's bedoeling was zijn plotse
linge opkomst naar Jado te combineren
met zijn jaarlijkse hofreis naar de
hoofdstad, waarheen hij tevens de ge
wone kostelijke geschenken mee
bracht, t.w. ditmaal een prachtige ko
peren lantaarn ter waarde van niet
minder dan 16.267,zo mede ca-
deau's voor lagere hovelingen.
Toen hij in Jedo aankwam, mocht hij
natuurlijk niet onmiddellijk met zijn tien
gevangen landgenoten spreken, want
(lees verder volgende pagina)