M J Een scene uit de laatste acte van het stuk "Djula-Djuli Bintang Tiga", dat veel door Stamboelgezelschappen werd opgevoerd. De foto is ontleend aan "Tempo Doeloe" van E. Breton de Nijs. volgens mijn papieren recht op had. Echter met het voordeel, dat de dienst tijd werd meegerekend. Ik woonde nog steeds bij mijn ouders, in de kampong. Pa was gepensioneerd en Maatje kon mijn kostgeld dus goed gebruiken. In deze kampong had Pa een Stamboel vereniging opgericht: Moerahati. Hij, en maatje trouwens ook, waren in hun element, waren gelukkig. Het kostte hen wel geld natuurlijk, maar pa droom de er van dat, wanneer de groep een maal bekend was, alle Moerahati-leden er beter van zouden worden. De op voeringen werden in de open lucht ge geven, het podium was uitneembaar en kon in een half uur worden opgezet. Het "doek" bestond uit een bonte mengeling van aan elkaar genaaide lappen en dekens. Verder bestond de inventaris uit de vreemdsoortigste cos- tuums en toneel-attributen. Het kost baarst waren de tien Stormkings. Pa gaf zijn beste krachten aan zijn "kin deren", zo noemde hij ze. Hij advi seerde, schreef en regisseerde. Men droeg hem op handen en ik denk wel, dat er in heel Betawi geen gelukkiger gepensioneerde was dan hij, tot die ene dag, ongeveer een maand vóór het Nieuwe Jaar. "Jongen", zei hij op die dag, "binnen kort kun je heel trots op je vader zijn." "Hoe dat zo, pa", heb ik verbaasd ge antwoord, "ik ben altijd trots op je ge weest, op maatje ook." "Dat weten we wel, maar deze keer... en toen vertelde hij dat zijn stam- boelgroep de volgende week voorstel lingen door de hele stad zou geven, misschien wel tot in Depok. Ze zouden een prachtig vaandel meevoeren, een vaandel van zwart fluweel waarop in gouden letters kwam te staan en let nu goed op STAMBOEL "MOERA-HATI" kampong KWITANG Direktoer F. B. S N IJ D E R S Hoe schrok hij echter van de reactie van zijn geliefde zoon na deze woorden. Hoe diep was zijn teleurstelling toen ik heftig uitviel: "Dat gebeurt niet. Dat kun je mij niet aandoen. Wat moeten de mensen er van denken. De kinde ren, de ouders en vooral het Bestuur van de Christelijke Scholen-Vereni- ging". Hij wilde wat terug zeggen, maar ik schreeuwde weer: "Wil U mijn hele toekomst op deze manier kapot maken? Ik sta pas aan het begin, weet U dat wel, aan het begin van mijn car rière." Toen ik uitgesproken was had pa's ver wondering plaats gemaakt voor een diepe verontwaardiging. "Het gaat niet om jou, het is mijn naam die op het vaandel komt. Niet de jouwe, maar F. B. SNIJDERS, de naam van je vader komt op het vaandel I" Ik wou nog wat terugzeggen, maar hij legde me, met een vuistslag op de tafel, het zwijgen op. "Eèèèèèèn, als het je niet bevalt... ...dan verdwijn je maar! Je moeder en ik hebben je kostgeld niet nodig!" Dat laatste was een pertinente leugen. Ik vluchtte het huis uit naar mijn getrouw de zuster. Ik smeekte haar alles te doen om pa van zijn plan af te brengen. Het vaandel is er nooit gekomen. Ik verhuisde naar een klein, goedkoop paviljoentje, dat ik door de tussen komst van goede vrienden heb kunnen krijgen. Goedkoop, omdat ik hierdoor nog in staat was mijn moeder af en toe wat toe te stoppen. Na een week begon ik weer regel matig mijn ouders te bezoeken en wa ren we alle drie weer gelukkig. Mijn God, wat waren ze trots op me, terwijl ik van mezelf vond weinig redenen te hebben om trots op te zijn. Na anderhalf jaar "Christelijk onder wijzer" spelen, kreeg ik mijn aanstel ling bij het gouvernement, maar ik moest er helemaal voor naar Ambon. Voor vier jaar. Ik moest het aannemen, anders kreeg ik nooit meer een baan bij het gouvernement. (lees verder volgende pagina) 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 11