"Het leven van Multatuli"
Een biografie over Eduard Douwes Dekker door Paul van 't Veer
ruim 400 pagina's, voorzien van illustraties.
Verkrijgbaar bij BOEKHANDEL MOESSON, 69,50 f 5,25 porto
de beurt, die destijds, en soms nu nog,
elk zich respecterend Genootschap
placht uit te schrijven, en met een
gouden penning of contanten te be
lonen. Helaas was bij het Bataviaasch
Genootschap voor Kunsten en Weten
schappen in geen tien jaar zo'n prijs
vraag gesteld. Nu volgden er twee.
De eerste was merkwaardigerwijze
niet van een arts, doch van een theo
loog, de vice-voorzitter ds. Vermeer,
afkomstig en luidde als volgt. De vol
ledige titel is te merkwaardig om het
niet nagenoeg in zijn geheel over te
nemen: "Daar, 't zij uit zwakheid of
andere oorzaken de moeders hier
zelden haare kinderen zoogen en dit
meest door slaavenmeiden verrigt
wordt, die onmogelijk zulk een be
kwaam (geschikt) zog aan de teedere
wigten geven kunnen, als derzelver-
jeugd en zwakheid vereischen, daar
ze al te dikwijls met lichaamskwalen en
vooral gemoedsgebreken behept zijn,
die den verderfelijksten invloed op der-
zelver natuurlijke en zedelijke gesteld
heid kunnen maaken, daar tevens de
aard van dit climaat niet schijnt te ge-
doogen, dat men de andere wijze van
opvoeding door koemelk en daarvan
bereide pap gebruik maake, zou er een
voedsel uit te vinden zijn, dat naar de
teedere maag der jonge kinderen ge
schikt en minder aan bederfon
derhevig waare, door welk gebruik
men de minnen zou kunnen mis
sen en de onnozele wichten van de
treurige gevaren van derzelve natuur
lijke en zedelijke gebreken bevrijden.
Zo ja, waarin bestaat 't zelve
Wonderlijk is, dat onze predikant-wd.
Voorzitter, niet enkel de gevaren
duchtte voor de gezondheid der zuige
lingen, doch ook vreesde, dat de klein
tjes met de moedermelk de kwade ei
genschappen van hun minnemoers
zouden overnemen. Ik heb evenwel nog
geen Nutricia-klanten ontmoet, die met
de fabrieksmelk in hun karakter run
dereigenschappen zouden hebben op
gezogen
Veel succes had deze prijsvraag niet.
Het eerste ingezonden antwoord werd
afgekeurd, doch de vraag werd ge
continueerd, waarop twee antwoorden
volgden, die eveneens te licht bevon
den werden. Eindelijk, jaren later kwam
ten slotte helemaal uit Leiden een ant
woord binnen van een Cornelis Terne,
stadsvroedmeester te Leiden, wiens
antwoord in deel VII der Verhandelin
gen werd afgedrukt. Dit was ten minste
van een deskundige.
De tweede vraag was afkomstig van
het besturende lid Schouwman, en had
ten doel het cultiveren van Cacao in
de Jacatrasche Boven- en Beneden
landen, doch daar horen we later niets
meer van.
Na de bekendmaking der prijsvragen,
werden de heren leden "verzogt als zij
iets tot bevordering van den Staat
dezes Genootschaps mogten hebben
uitgedagt, 't Zelve te willen mededee-
len", doch er blijkt niet, dat er veel
is te voorschijn gekomen. Het zal meer
een min of meer gezellige conversatie
geworden zijn, waarbij "banket en ver-
verschingen" werden rondgedeeld.
Dat was heel wat minder dan het keu
rige ontbijt, dat de Hoge Regering in
1779 had gepresenteerd. Bovendien
moest het Genootschap deze tractatie
zelf betalen aan de pasteibakker Gren
del, die enige maanden later een ge
peperde rekening van 100 rijksdaal
ders presenteerde. De besturende le
den waren over de hoogte van dit be
drag enigszins onthutst, durfden het
Genootschap er niet mee te belasten
en besloten ten slotte het bedrag maar
zelf te betalen.
Toen het gezellig onder-onsje ten ein
de liep, werd de Vergadering met een
korte aanspraak van de wd. Voorzitter
bedankt, waarna de Dirigerende Leden
Zijne Hoog Edelheid en de overige
leden der Hoge Regering plechtig uit
geleide deden met dezelfde ceremo
niën, als waarmede dezelve gerecipi
eerd waren. Daarna werd ook de wd.
Voorzitter op dezelfde statige wijze
uitgeleide gedaan naar zijn tuin. Het
feest was daarmede afgelopen. Men
trok het warme statiepak uit en zette
zich aan de rijstmaaltijd.
Heeft deze grote algemene Vergade
ring van 1790 tot een hernieuwde bloei
van het Bataviaasch Genootschap bij
gedragen? Voor zover de bronnen het
toelaten waar te nemen, enigszins. Het
aantal leden steeg ten minste tot een
175. Er werden heus nog enige alge
mene vergaderingen ten Kastele ge
houden op 's Prinsen verjaardag. Het
laatst in 1793, toen men bezoek uit het
vaderland kreeg, t.w. een commissie,
die de verdedigingswerken kwam
inspecteren, n.l. de Heren C. A. Ver
Huell, J. O. Vaillant en de luitenant
kolonel Gravestein. Daarna volgde pas
weer een algemene vergadering in
1812 onder het Britse bewind, toen
Thomas Stamford Raffles, de luitenant
gouverneur, als voorzitter optrad en de
vergadering met een "dinner" besloot.
Doch in de eerste negentiger jaren der
voorafgaande eeuw werd er werkelijk
hard gewerkt. Het bestuur vergaderde
soms twee tot drie keer per maand. Er
werden weer prijsvragen uitgeschre
ven en de antwoorden werden serieus
beoordeeld en soms gedrukt. Er ver
schenen twee delen Verhandelingen.
Er hadden ledenvergaderingen plaats,
waarop lezingen werden gehouden en
natuurkundige proeven gedaan.
Regelmatig werden besturende en ge
wone leden benoemd. Ook correspon
derende bestuursleden in de Buiten
gewesten.
In het jaar 1795 wordt er maar één
bestuursvergadering gehouden, en wel
op 4 mei 1795 en daarna voorlopig
geen één in vijf jaar. Waaraan is die
inzinking te wijten Aan de oorlog
met Engeland, die alle krachten en
aandacht in beslag nam? Of aan de
bestuurswisselingen
In 1793 was de voorzitter Andries
Moens die de laatste tijd zekere acti
viteit schijnt ontplooid te hebben, over
leden. Hij werd echter niet door de
waarnemend Voorzitter, ds. Vermeer
vervangen, ofschoon deze goed schijnt
voldaan te hebben en een der drijven
de krachten van het Genootschap
moet geweest zijn. Destijds had men
graag iemand van de Hoge Regering
in het bestuur, en zo werd Jan Hendrik
Wiegerman, extra-ordinair lid van de
Raad van Nederlandsch-lndië uitver
koren. Kwam daardoor op den duur
de flinke dominee niet meer aan bod
en bleek ten slotte mét het hoge ambt,
niet steeds het nodige verstand ge
paard te gaan? Of deden de ongun
stige verhalen de ronde, die de ge-
schiedschrijvende predikant ds. Troos-
tenburg de Bruijn in zijn woordenboek
der Oost-Indische predikanten over zijn
oud-collega vertelt? Hij stierf intussen
in 1799. Wij kennen de intieme historie
van het Bataviaasch Genootschap te
gebrekkig. Slechts uit brieven of her
inneringen zouden we juist over deze
bijzondere kwesties iets meer verne
men. In elk geval, het was lange jaren
een slap gedoe bij het genootschap,
en slechts ds. Ross, die door Daendels
zelfs nog tot professor werd benoemd,
schijnt de zaak een beetje aan de
gang te hebben gehouden. Raffles
sprak ten minste zeer welwillend over
deze laatste der Bataviase predikanten
dier dagen. De Engelsman dankte hem
"for his exertions in preserving the
existence of the Society during a period
of peculiar delicacity and difficulty".
In elk geval, de Luitenant-gouverneur
nam de fakkel van hem over en met
Raffles begon een nieuwe bloeiperiode
voor the "Batavian Society".
Voor dit opstel dank ik veel aan het
kostbare feitenmateriaal in het kolos
sale (36 x 27,5 cm) "Gedenkboek" van
Mr. T. H. der Kinderen: "Het Bata
viaasch Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen, gedurende de eerste
Eeuw van zijn bestaan 1778- 1878
Deel I". Helaas is er nimmer een
tweede deel verschenen, waarin deze
Voorzitter van het Genootschap er mis
schien in geslaagd ware, de ontzagge
lijke massa gegevens, die hij uit de
archieven te voorschijn had gehaald,
wat beter af te ronden en wat over-
(lees verder volgende pagina)
7