Doe het niet
Batak prauw aan het Toba Meer.
Herinneringen van een reisleidster.
(Ill)
door Hélène Weski
Prapat.
Boottocht op het meer. Rotan stoelen op het voordek, haasje-over-spelende
golfjes, uitbundige zon op een eindeloos blauw, eindeloos wijd water. Onder ons
vijfhonderd meter inktzwarte diepte, met helemaal beneden, in de onderwereld,
misschien dat zondige, gestrafte dorp.
Maar dat waren geen gedachten voor deze morgen.
Liesje, mevrouw Last en juffrouw Paff hadden bikini's aan (Paff had zelfs ge
dreigd er onderweg een monokini van te maken, wat ik haar kortweg verbood)
en op mijn verzoek hadden ze blouses meegenomen of een los jurkje om op
het eiland aan te schieten: "Het volk hier is zelf zeer decent gekleed. "Ja allah!"
riep Moso geschokt. Ik volgde zijn blik en ontwaarde mevrouw Offer in een
hardrood badpak, vol uitbundige uitsnijdingen. Ik stoof op haar af, ze wenkte
"rustig maar" en hield een knoopjurk op.
Daar, aan de westzijde van het meer
ligt de vulkaan Poesoek Boehit, waar,
volgens de legende de eerste mens
woonde, de stamvader van het gehele
Batakvolk: Si Radja Batak. Het is te
begrijpen dat de Bataks hun land, dat
van een paradijsachtige schoonheid is,
innig liefhebben. Een mysterieus volk
met ingewikkelde cultuur, lange tijd
onberoerd gebleven door Hindoe- en
Islam-invloeden, nu helaas uiteen ge
vallen in groepen die weinig meer ge
meen hebben. Maar nóg zijn leven en
denken, handelen en de verhoudingen
tot de omgeving, nauw met elkander
verweven. Wil men de Batak begrijpen,
dan moet men zijn ingewikkelde gods
dienst, de heilige mythen en volksver
halen kennen en ik beloofde de groep
's avonds mijn eerste "praatje bij de
haard."
"Als u maar niet denkt dat ik naar
zwevend gel... ga zitten luisteren", zei
Krul flink.
"Gaan wij toch lekker aan de bar",
stelde mevrouw Offer hoopvol voor.
"Het moet wél op niveau zijn," zei van
der Hoop en je kon de twijfel in zijn
stem horen beven.
"Hark, whither can I flee?" mompelde
Kwink, zo dat ik het moest horen.
Er groeide een kluit in mijn borst:
nooit, nóóit zou ik weer een reis leiden,
stelletje vlegels
Voor het eten wilde ik nog even ge
nieten van de zonsondergang die ner
gens ter wereld zo adembenemend is
als bij het Tobameer. Ik liep naar de
punt van het schiereiland waarop Pra
pat ligt en zag hoe de stervende rode
bol bloedige sporen trok over het wa
ter, zag links van mij het hoge plateau
van Samosir grijs en paars en inkt
zwart worden, gesloten en afwerend,
zag hoe de grillige heuvels en inham
men rechts opgloeiden en zich dan
langzaam in zichzelf terugtrokken.
"Overweldigend", zei een ontroerde
vrouwenstem en naast mij stonden de
heer en mevrouw van der Hoop. Zij
had tranen in de ogen, zag ik. Haar
kleurloze gezicht leek iets te glanzen,
het grauwe steile haar vertoonde bij de
slaap een speels krulletje. "Hier had
den we ons vakantiehuis", zei ze, "en
hier hebben mijn man en ik elkaar ge
vonden, is 't niet schat?"
Hij knikte stom. Ze greep zijn hand,
haar stem kreeg iets geëxalteerds:
"Op deze plek, bij net zo'n zonsonder
gang heeft hij me ten huwelijk ge
vraagd." Ik zag dat hij zijn hand had
losgemaakt, hij dwaalde wat weg, ging
in het water staan staren. "Ik werkte
in Medan als onderwijzeres", zei ze,
"hij was B.B. ambtenaar. Alle jonge-
meisjes waren verliefd op hem, zo'n
knappe man. En dat hij mij verkoos..."
Van der Hoop keek over zijn schouder
naar de weg, maakte een plotseling
gebaar alsof hij iemand wilde tegen
houden. Daar liep juffrouw Paff, nog in
haar kleurige bloemenrok en klein plas
tron, haar mooie blote rug tonend, de
blonde leeuwemanen golvend tot op de
schouders. Hongerig staarde hij haar
na. Lieve Heer, laat haar die blik van
hem niet zien, bad ik.
Maar zij keek uit over het water, nog
steeds met die tranen in haar ogen.
Op de galerij die naar mijn kamer voer
de, stond Moso driftig te wenken. "Ajo
kom dan kijken naar mijn aankopen",
riep hij. En uit een grote plastic tas
viste hij allerlei Batakse cultusvoor-
werpen op.
"Waarvoor is deze toch?" vroeg hij.
"Maar meneer Moso, waarom koopt u
die dingen als ze u niets zeggen?"
"Voor de verkoop in Holland. Als koék,
mevrouw! Ik heb mijn reis er haast uit.
Zo doe ik 't altijd."
Een medicijnhoorn, gesneden uit licht
hertshoorn (bij de Toba-Bataks is hij
meestal uit buffelhoorn gemaakt), ge
sierd door een rijtje schrijlings erop
gezeten voorouders, en door mytische
dierfiguren in reliëf. "Schitterend", zei
ik ademloos. Een poepoekpotje uit fijn
geciseleerd koper, een authentiek to-
21