verboekje, een verrukkelijk sirihdoosje van zilver en goud - waar vond die man zulke schoonheden? Hij glom om mijn bewondering. "Maar ditik huiverde. "Wat dan?" drong hij. "De toverstaf van de datoe, de medi cijnman. Om de staf kracht van wer king te geven, werd er meestal een kind gestolen van een vijandige stam. Men behandelde het heel goed en de datoe vroeg dan of het kind later hun voorspraak wilde zijn in de hemel. Zo dra het "ja" had gezegd, goot de pries ter vloeibaar kokend lood in de keel van het kind, dat een afschuwelijke dood stierf. Zijn krachtgevende levens stof (ruggemerg, hersens) werd inge kookt en boven in het hoofdje van de toverstaf gedaan." Moso was bleek geworden en greep naar zijn keel. "Mosö tohstamel de hij, "als deze maar geen tjilaka brengt". Toen opgelucht: "Ach, ik ver koop hem toch Onmiddellijk daarop werden zijn ogen wijd van ontzetting: "Oh, maar morgen gaan we naar Pa- dang, moeten we vliegen!" Ik klopte hem op de arm, "zal wel los lopen", zei ik. Maar wat heb ik de volgende dag aan die vervloekte to verstaf gedacht I 's Avonds vond ik, tot mijn grote ver wondering, de hele groep verenigd op de veranda om naar mijn babbel te luisteren. Die goede meneer Oud had allerlei soorten Indische vruchten ge kocht en laten klaarmaken, op grote schalen werden ze binnengedragen. Mevrouw Last had haar cassette-re corder weer meegebracht. "Om het thuis nog eens te kunnen beluisteren, H.M. FREGAT "BELLONA" TE BATAVIA IN 1829 Er zijn tegenwoordig zoveel mensen ongelukkig of ontevreden, dat je haast zou denken dat we in een slechte tijd leven. Maar integendeel, iedereen heeft overvloed en de levensvoorwaarden zijn voor iedereen uitermate gunstig. Gebrek? Armoede? Ellende? Kom nou... Neem nou de Bellona, een prachtig en groot zeilschip van oorlog, dat vele jaren in de Indische wateren dienst heeft gedaan. In vele rapporten kom je haar tegen, we kennen de commandan ten en weten aan welke operatiën de Bellona deel heeft genomen. Maar wat weten we van de lagere opvarenden? De gewone man aan boord had het namelijk niet al te best. Toch had de Kon. Marine in dat opzicht altijd een goede naam, maar de tijden waren anders, dat blijkt wel uit het grote aantal matrozen, die met de voeten vooruit van boord werden gedragen. Over het jaar 1829, een van de weinige waarover we volledige overlijdens- registers bezitten en toevallig een jaar dat Z.M. Bellona veelvuldig op de re de van Batavia vertoefde, vinden we het volgende. u weet zoveel", fleemde ze. (Die lieve mensen toch, en ik had zo lelijk over hen gedacht I). Maanden later hoorde ik toevallig een radio-uitzending waarin mensen inte ressante vakantie-belevenissen moch ten verhalen. Die stem ken ik, dacht ik, de woorden zelfs komen me bekend voorGeen wonder, daar werd door mevrouw Last mijn Batakbabbel als haar eigen verhaal gepresenteerd, ge lardeerd met vrolijke zang van de Toba-troubadours. Een voortreffelijke presentatie, zei de omroeper En toen vertelde ik dat poëtische scheppingsverhaal. De oppergod Mula Djadi (prachtige naam: het Begin van het Worden I), wiens wezen zo groot is dat het geen begin en geen einde heeft, schiep eerst een drie-eenheid van goden en ook de levensboom, de Djamboebaroes. Alle bladeren van de ze boom waren door Mula Djadi be schreven en telkens als een Tondi (ziel) naar de aarde afdaalde om zich in een mensenwezen te vestigen, kreeg hij een blad mee, waarop het levens lot van deze mens stond. De cosmos was in drie grote werelden verdeeld: de bovenwereld, de onderwereld, waarin de geketende draak huisde en de middenwereld die helemaal uit wa ter bestond. De aarde echter was ge schapen door de dochter van één der goden. Zij werd uitgehuwelijkt aan een prins, die zó lelijk bleek te zijn (hij had gestalte en huid van een hagedis), dat zij wanhopig zon op een list van hem af te komen. "Ik kan nu niet trouwen, ik moet nog spinnen", zei ze en spon zeven jaren. Op een dag stond de hemelpoort een beetje open en zij 18 januari 1829 matroos Hendrik Borst lap, 18 jaar oud; 24 april matroos Jean Scharstra, 40 jaar; 22 mei matroos Teunis Zweits, 26 jaar; 16 juli matroos Johannes Leikering, leeftijd onbekend; 6 augustus marinier Antoon Beltman, 26 jaar; 16 augustus matroos Klaas Swens, 25 jaar; 16 augustus koksmaat Manuel Honnor- hee 32 jaar; 7 september marinier Christiaan Klin- ke, 38 jaar; 7 september marinier Laurens Hessel, 27 jaar; 9 september matroos Jan Subrons, 23 jaar; 17 september schrijver Johannes van Dueren, 35 jaar; 21 september matroos Hendrik Valken burg, 22 jaar; 24 september matroos Thomas de Rooy, 29 jaar; 1 oktober matroos Jan Lind, 23 jaar; 6 oktober koksmaat Frederik Snau- vers, 22 jaar; 21 oktober marinier Hendrik van Sas- senbroek, 30 jaar. Maar dat is niet alles. De Bellona lag niet altijd op de rede, zij maakte ook wierp snel haar knotje wol naar be neden, maar hield het einde in haar hand. Toen vroeg ze toestemming het kluwen te mogen ophalen, liet zich er langs naar beneden glijden en weiger de weer naar boven te komen. Maar o, wat was die middenwereld leeg en nat I Mula Djadi kreeg medelijden met haar en wierp een paar handen aarde naar beneden, die de prinses zorgvul dig uitspreidde, zodat de aarde wijd en droog werd. En zie: nu liet ook de prins zich naar beneden glijden en hij bleek veranderd in een mooie jonge ling. Uit dit paar ontstond het hele mensenras en via Si Radja Batak het Batakvolk. Hier stond juffrouw Paff plotseling op, schoof knarsend haar stoel naar ach teren en stampte weg. "Wat is er?" riep ik haar na, "u bent toch niet ziek?" "Nee", zei ze, "maar ik heb wel wat beters te doen." "Nou, dan gaan ik gelijk mijn droge strot doorsmeren", zei mevrouw Offer. "G-v-d -1" explodeerde de Vuurvreter en ik moest een hevige drang onder drukken hem te omhelzen. Kwink vroeg na afloop - een beetje verlegen - of ik hem aan lectuur over de Bataks kon helpen. En die lieve heer Oud nam mijn hand in zijn beide han den en zei: "Dank u, dank u. Zo lang heb ik in dit land gewoond, ik heb hier alle spoorbruggen gebouwd, en ik had het hartstochtelijk lief. Ik meende de bevolking te kennen en nu blijkt dat ik niets, niets van hen af wist." Weet u - mocht u erover denken ook een reis te leiden, doe het dan toch maar. (wordt vervolgd) reizen tussendoor en was het meren deel van de tijd kruisende door de archipel. In die perioden zijn er min stens evenveel manschappen over boord gezet met het "een, twee, drie, in Godsnaam". Laten we eens aannemen dat er een bemanning van 200 koppen aan boord was (de Schipper mocht van geluk spreken als hij een complete beman ning had) dan betekent dat nog dat er 16 procent van zijn equipage in de loop van één enkel jaar is gestorven. Waaraan? Ja, dat is niet moeilijk te raden, koortsen, malaria, buikloop, dy senterie. Tegenwoordig zou je geen mens krij gen om aan boord van een dergelijk schip te dienen, maar in die dagen stonden ze in de rij voor de raasdon ders en het oorlam en het zware werk namen ze op de koop toe. Laten we dus maar niet klagen, de gemiddelde matroos op de Bellona werd maar 24 jaren oud D. A. VISKER 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 22