SCHETS UIT HET MAHABHARATA I I I I on) Kleine stamboom (Ganga) SANTANU (Satyavati) Devavrata is Bhishma (Ambika) Vichitravirya (Ambalika) (Madri) Nakula Sahadewa Het teken voor: Gehuwd met (Gandhari) Dhritarashtra 100 zonen Duryodhana (de oudste) 100 KAURAWA'S (Kunti) Pandu Yudhisthira Bhima Arjuna 5 PANDAWA'S Santanu had Satyavati, de schone vis sersdochter, tot vrouw genomen. Twee zoons werden uit dit huwelijk geboren. De oudste stierf op jeugdige leeftijd. Zijn jongere broeder, Vichitravirya, volgde Santanu op en werd koning van Hastinapura. Vichitravirya huwde twee schone zusters, Ambika en Ambalika. Ambika schonk hem een zoon, Dhrita rashtra. Helaas zou deze eerstgebore ne zijn vader niet opvolgen, want hij was blind geboren. Pandu, de zoon van Ambalika, werd koning van Hastinapura. Hij wist vrede en orde in het land te scheppen door vorsten en roverstammen die zijn rijk overvielen, te verslaan. Hij werd in de omringende rijken gevreesd, maar in eigen land geliefd en geëerd. Intussen was Dhritarashtra getrouwd met prinses Gandhari. Uit dit huwelijk werden honderd zonen geboren, die genoemd werden de Kaurawa's. Pandu had zich Kunti en Madri tot vrouw genomen. ZIJ kregen vijf zonen, bekend als de Pandawa's. Het Mahabharata nu beschrijft in hoofdzaak de rivaliteit en de strijd tussen de neven: de Pandawa's en de Kaurawa's. In de vorm van dit machtige verhaal wordt het volk van India on derwezen in godsdienst, moraal, filoso fie, staatsmanschap en alles wat met het leven samenhangt. De Pandawa's waren godenzonen. Op de volgende wijze kwamen zij ter we reld. Pandu, machtig vorst, geëerd en gevierd door de vele overwinningen die hij op zijn naam had, was toch diep ongelukkig. Hij had geen nakomelin gen. Eens was er namelijk een vloek over hem uitgesproken. Op een mor gen was hij uitgetrokken op jacht, zijn lievelingsbezigheid. Plots schoot een hert voorbij. Pandu, niet wetend dat het dier een kluizenaar was in hertege daante, schoot bliksemsnel zijn pijl af en het hert stortte dodelijk getroffen neer. Tot zijn ontzetting hoorde Pandu zich toegesproken: "Gij zondaar, nooit zult gij het geluk smaken, zonen te verwekken En de vloek werkte. Geen opvolgers had Pandu. Na enkele jaren gaf hij de regering over zijn rijk in handen van Bhishma en trok zich met zijn beide vrouwen in het woud terug. Lang zagen Kunti en Madri het verdriet waaronder Pandu leed, aan. Toen, op een dag, vertelde Kunti aan Pandu een groot geheim. Toen zij nog een jong meisje was had Kunti's vader een jaar lang een wijze man als gast in huis gehad. Kunti had de man toe gewijd gediend met zorg, geduld en eerbied. Als dank gaf hij haar bij zijn vertrek een groot geschenk. Een man tram (een heilige spreuk)! Wanneer Kunti de mantram uitsprak kon zij elke God oproepen die ze wilde, en die zou haar dan een zoon schenken. Dit was het geheim dat Kunti aan Pan du vertelde. Pandu smeekte haar van dit geschenk gebruik te maken voor haar zelf en voor Madri. Aan deze smeekbede gaf Kunti gehoor. Zo gaf Kunti geboorte aan Yudhisthira, zoon van de god van rechtvaardigheid, Bhima, zoon van de god van de wind en de storm, en Arjuna, zoon van de god van de hemel. Madri ontving van de tweeling-goden van de geneeskracht, haar tweeling zonen Nakula en Sahadewa. Vele jaren leefde het koningsgezin ge lukkig in het woud. De zonen werden onderwezen door de wijze kluizenaars. Totdat Pandu stierf. Madri volgde hem vrijwillig in de dood, haar beide zonen aan de zorg van Kunti toevertrouwend. Kunti bleef diep bedroefd met de vijf Pandawa's achter. Yudhisthira was toen zestien jaar oud. De wijzen uit het woud brachten Kun ti met de vijf Pandawa's naar Hastina pura en vertrouwden hen aan Bhishma toe. Zij maakten de dood van Pandu bekend. Het hele volk van Pandu's koninkrijk was in diepe rouw gehuld. VG (wordt vervolgd) AANPASSING Mbok Kasinem, vroeger baboe, nu Ibu Kasinem en pelayan werkt bij mepro Kasmat en hoort mepro Kasmat zeggen: mijn man, en denkt dat het een titel van meneer Kasmat is. Totdat Ibu Kasinem met mepro samen op de pa sar is en zij meneer Kasmat in zijn auto ziet voorbijrijden. Tot grote ver bazing van de omstanders riep Ibu Ka sinem uit: "Tu, itu nyonya, mijn man lewat". (Daar gaat mijn man voorbij). Een historisch gesprek tussen een desaman uit Midden-Java en een niet al te fijn besnaarde pastoor afkomstig van Amsterdam, en Indischman ge worden. Het gaat om een zoontje dat niet naar school, niet in de kost wil en ook niets anders wil. Pastoor: Anak itu harus di-sekolahkan. Tani: Anak saya tidak mau, Pastur. P.: Kalau begitu di-indekos-kan. T.: Aduh Romo djuga tidak mau. P.: Kalau begitu di-traponderdegat-kan sadja. Tani zichtbaar opgelucht met deze on bekende oplossing: "Inggih" en dat betekent: "Ik hoor het u zeggen", in het Javaans. KNOOREN-YO SOAN ENG 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 30