Een Amerikaanse Indo in het koninkrijk van Saoedi Arabië Ml door Jan A. Krancher Hier zit ik nu achter mijn typemachine in een grote, twee-persoons gemeubi leerde trailer (caravan) in de woestijn, aan de kust van de Arabische Golf, vroe ger Perzische Golf in de industriestad Jubail als Public Health Officer (Officier van de geneeskundige dienst). Ik werk voor de Koninklijke Commissie van Saoedi Arabië en ben aangenomen door het grootste Amerikaanse aannemers bedrijf, Bechtel, Inc. van California. Dit betekent onder meer dat ik zo'n 7600 km van mijn geboorteplaats Malang (Java) afzit, zo'n 4700 km van mijn geadopteerd vaderland, of te wel Holland, en bovendien 14560 km van mijn homeland, Ame rika. Dus what in the world doe ik dan eigenlijk hier in Saoedi Arabië. Dat is een lang verhaal maar het beste is maar aan het begin te beginnen. Ik was met mijn vrouw en drie anaks in januari 1982 in Holland op doorreis naar het verre oosten. Ik ben bezig aan een proefschrift over het kruid kumis kucing o.a. als diureticum, en in Holland dacht ik wat literatuur te vergaren. Ik ben op vele plaatsen geweest o.a. bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amster dam en in Leusden bij de firma SINGER, die dit geneeskrachtige kruid in pilvorm verwerkt (REINOSAN). Enfin, één van mijn stops was uiteraard de MOESSON want ik las een tijdje geleden een artikel "Tips van een Indische medicijnman", een zekere meneer J. F. Cooke. Ik wilde met hem in contact treden om te cor responderen over Indische kruiden in het algemeen. Zo maakte ik kennis met de redactie en U met het leven en lijden van sinjo Jan Krancher. Toen vroeger in Indonesië en Holland Staat U me toe, waarde lezers, even in het verleden terug te grijpen en U te vertellen waar ik al zo in de 42 jaar geweest ben. Ik ben een tweede gene ratie Indo, geboren in Malang, daar opgegroeid, heb de laatste vier jaar tot 1956 in Semarang gewoond. Mijn Pa, Ludwig (Dolf) Krancher, heeft zowat zijn gehele leven in de suiker gezeten, o.a. in Asam Bagus, Pandji, en later in Pakis (Taju). Vanwege de school woon de ik de laatste jaren niet op de on derneming maar was in de kost bij de familie Meyer op jalan Siwalan, waar ik tot de derde ULO verbleef. Ik kan me nog goed die zorgeloze tijd herin neren, vooral de weekends als ik op gepikt werd door mijn zwager op zijn Norton Dominator. Mijn tweede zus woonde op een kof fie plantage in de buurt van Ambarawa en ik voel nu nog die koude berglucht door mijn haren. Ik bracht de meeste tijd door met jagen op alles wat er maar voor mijn buks liep of vloog. En zelfs de desa bewoners moesten op passen voor de sinjo met de bedil, want zo'n scherpschutter was ik niet bepaald. Tja, dat waren inderdaad heerlijke da gen en ook als ik naar Pakis ging. Dit dorpje ligt dicht aan de noordoostkust van die bult van Midden Java, zo'n twee uur rijden over wegen met gaten zo diep als klapa kopjor. Ik werd altijd verwend als enige zoon, als Pa en Ma de stad in kwamen. Dan aten we altijd Chinees. Ik zie ook die uitgestrekte handen van de bedelaars nog voor me op het pasar plein. Maar ook die tijd ging voorbij. Op mijn 17de verjaardag vertrok van Semarang de "Johan van Oldenbarne- velt" naar Holland. Geen van ons had ooit Holland gezien. Mijn twee oudste zusters waren inmiddels al het nest Jan Krancher uitgevlogen en mijn jongste zusje, toen 7 jaar oud, en ik moesten het in kikker land zien te maken. Normaal duurt zo'n trip 30 dagen via het Suez kanaal. Zo als U weet lagen President Nasser van Egypte en de Israëlieten in 1956 met elkaar in de clinch, en toen we in Aden aankwamen, werd net het kanaal voor internationaal verkeer gesloten. Dat was me een bak, 15 dagen langer aan boord via Kaap de Goede Hoop. Wat een lol hadden we en we deden Kaap stad nog aan ook. Ik was echt nooit een kei in school geweest en deze extra lange trip hielp niet bepaald mee. Maar wie denkt er nu op 17-jarige leef tijd aan studeren als je lol kan hebben. Het gevolg daarvan was dat ik in Velp, waar we uiteindelijk in een pension be landden, zo ten achter was op de MU LO, dat ik bijgespijkerd moest worden in bepaalde vakken. Mijn Gollands ging nog wel, maar af en toe kesleo en hij gaat krom en scheef. Mijn favoriete vak was "meisjes pes ten", maar jammer genoeg kreeg je daar geen cijfer voor, anders was ik beslist djago van de 4de klas. Ik was zo goed in moppen tappen dat mijn ouders een brief thuis kregen (en ik heb 'die nog in mijn bezit), met de waarschuwing dat zoontje lief serieuzer moest worden anders zou hij beslist bakken. Dus heb ik me de laatste zo mervakantie vóór het eindexamen in het pensionkamertje opgesloten. Die zelfde boerinnetjes die ik aan het haar trok, probeerden me over te halen om uit te gaan, maar ik moest en zou in één zomer een boekenwurm worden, mana bisah I Het eindresultaat was echter dat ik met half wapperende vlag toch de MULO haalde zonder één onvoldoende. Ik raad de tegenwoordige generatie die studeert niet aan om eerst te slabakken en dan te blokken. Luister naar deze part-time leraar, hij weet het heus beter. De gehele familie Krancher verhuisde toen naar het dorpje Voorst tussen Zutphen en Deventer. Mijn vader wilde dat ik in de tropische landbouw ver der ging want hij zag al gauw dat het in Nederland knudde was wat mijn toekomst betrof. Hij zou me graag in het buitenland zien werken. Toen ik twee jaar aan de studie zat, stierf Pa op 65-jarige leeftijd. Nu stond mijn Ma er alleen voor om twee brandals te verzorgen, maar dank zij het goede Nederlandse sociale systeem, ging het wel. In 1958 kregen we een huisje toe gewezen in Twello, dicht bij Deventer en ik ging met de fiets naar school. Op deze hogere school had ik het he lemaal niet makkelijk, maar als ik nu terugkijk, is het eigenlijk veel beter om het in het begin wat moeilijk te hebben. Op het laatst wordt dit harde blokken een gevyoonte. Natuurlijk is het door zettingsvermogen, de "pukul terus" mentaliteit, een belangrijke karakter eigenschap. Dit heeft Pa Krancher me bijgebracht en ik zal hem daarvoor al tijd dankbaar zijn. Na drie "vervloekte jaren", een Deventerse Landbouw Corps uitdrukking, verdiende ik mijn diploma. Had echt een gezellige tijd gehad in de koekstad, vooral als lid van het DLC, waar je weer werd bij gebracht dat het leven geen lolletje is, vaak zelfs rot kan zijn. O, wat was het moeilijk voor ons als "klooien"- Ik heb heel wat slapeloze nachten doorge bracht om uit te dokteren hoe ik een opdracht van een meerderjarige kon uitvoeren. Maar daartegenover stond dat ook ik eens meerderjarig werd en wee hun gebeente die na mij lid wer den. Mijn landbouwpraktijk deed ik in Frank rijk, Holland en Denemarken. In het laatste jaar had ik met hulp van mijn moeder emigratie naar Amerika aan gevraagd. De militaire dienst zat me achter m'n broek, maar vanwege studie kreeg ik elk jaar uitstel totdat ik Hol land verliet in 1960. Niet dat ik de dienst wilde ontduiken, integendeel, ik vond het wel chic om in zo'n fraai uniform rond te lopen en mijn wens werd ergens anders vervuld. Toen ik 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 6