MARITIEM WEERZIEN Wmmi Lexers attentie! ZOMER.EDITIE MOESSON 1MMW J. G.YSSEL DE SCHEPPER I ALLE VERZEKERINGEN 1 Zelden, wellicht nooit, zal het een toerist gegund zijn Indië nog eens te zien zo als een varensgezel van weleer het grote eilandenrijk zag. En dan wordt niet bedoeld hoe opvarenden van schepen van bijv. de Koninklijke Rotterdamse Lloyd of de Maatschappij Nederland die kusten zagen, want die schepen schuw den niet alleen vaak de wal maar deden tevens slechts de grootste havens aan, zoals Belawan, Tj. Priok, de rede-havens Tegal en Semarang, Soerabaya, Ma kassar en Balik Papan. Neen, wij zagen dit keer de kusten anders, omdat de route vrij ongewoon lag en het lot ons gunstig gezind was. Eind februari 1982 arriveerden wij in Noorwegen en laadden daar een volle bak amonium nitraat in zakken en ge- pailettiseerd, met als bestemming Port Alma, een gat aan Australië's Noord oost kust. De route via het Suez-kanaal was 2,5 dag korter varen dan het traject via het Panama-kanaal en bood, afgezien van wellicht iets minder stroom meee, meer opper van walletjes en een gunstiger wind zodat meer dagen beschikbaar zouden komen voor het noodzakelijke onderhoud aan schip, tuig en uitrus ting. De Noordzee was grauw, winderig en veroorzaakte hoopjes buiswater. De Golf van Biscaye was zo mogelijk nóg beroerder en de Middelandse zee, al hoewel deze reis praktisch stormloos, was het tegengestelde van blauw en dat alles bij guur weer. De golf van Suez en de Rode Zee waren als van ouds heet en stoffig, de Golf van Aden bood aan de zuidwal slechts vergezichten op dorre kusten, maar van af Kaap Guardafui doken we de Indische Oceaan in en bracht de plaatselijke Noord-Oost Moesson ver koeling en verfrissende buitjes. De route leidde het schip middels het Equatoriaal Kanaal langs de Maladiven en nabij Zuidwest Sumatra was Poeloe Engano het eerste stukje land dat we van Tanah Ayer Kita zagen. Het liep toen reeds tegen middernacht, aan de kust was geen lichtje te be kennen en slechts wat witte branding tegen de donkere achtergrond van de dicht beboste heuvels waren te zien. Een vaag "strandluchtje", iets dat wal- slurpen de "zilte zeelucht" plegen te noemen plus de geur van houtvuur tjes overtuigden ons dat het sters bestek moest kloppen. Zeer in het kort gezegd, wat de route van af dat punt: Zuid Java, bezuiden Bali, Lombok, Soembawa, Flores, Pan- tar, door Pantar-straat en benoorden Alor. De reis was voor een oud-kolo niaal, die z'n land als kind reeds moest verlaten, onvergetelijk en mede voor "Moesson-lezers" heb ik zeer intens van deze reis genoten. Graag zal ik in een later stadium daar nog eens op terugkomen, zodra ik over de genomen foto's kan beschikken. Overal waar wij krap onder het walle tje voeren hadden wij de natievlag en de "Merah-Poeti" als beleefdheidsvlag hoog in top, en elk klein prauwtje dat ons zag, groette het schip en haar be manning uitbundig. Ten einde foto's te nemen, stoven wij Kapitein Lucas Lindeboom o.a. de baai van Endeh van af de West zijde in, voeren benoorden het eiland Noesa Endeh, rakelings langs het rede stadje en vandaar naar de Goenoeng Api. Een en ander zonder af te slacken (vaart te minderen). Op het piertje van het haventerrein, alwaar men ons blijkbaar reeds van verre had zien aankomen, stond het zwart van de mensen en toen wij op de fluit bliezen, hoorden wij hen jui chen en zagen wij hoe iedereen aan het wuiven en groeten was. Wij deden die zelfde ervaring op in de Pantar Straat en de Kebola Baai die wij spe ciaal voor het nemen van foto's even binnen voeren; overal spontaan wui vende mensen. Tjilatjap, alhoewel door mij nooit ge zien of bezocht, oefende altijd al op mij een bijna magische aantrekkings kracht uit; de vogelnestjes, de wel luidende naam "Noesa-Kembangan" en de vuurtoren. r /rt- I) W-. wvKrfP Ook dit jaar komt Moesson i.v.m. de vakanties uit in zg. "Zomer- edities". De nummers van 15 juli - 15 augustus zijn DUBBELNUMMERS. Op 1 JULI - 1 AUGUSTUS verschijnt Moesson dus NIET Die vuurtoren "moest" ik zien; had daar niet de lokale vuur torenwachter na de Japanse inval het vuur gedoofd en enige vitale delen mee de kampong in genomen Het vuur brandde weer als van ouds nadat de Japanse bezetter gecapituleerd had. Volgens een zeekaart van de Britse Admiraliteit (Nautici gebruiken world-wide altijd Britse zeekaarten) was er in 1947 vlak voor Kaap Tji- miring een lang gestrekte ondiepte gerapporteerd van drie tot vier vaam (on)diep. (1 vadem 1,829 meter). En aan gezien de rivier van Tjilatjap regelmatig modder en bezink sel naar zee afvoert, was het vermoeden gerechtvaardigd dat deze bank daar in verergerde mate nog aanwezig zou zijn. En tóch diende ik vlak onder de Zuidoostelijke wal van Tj. Tjimiring te varen, wilde ik de vuurtoren goed kunnen zien. Wij naderden de kust op een koers van zo'n 60 graden r.w. en hielden het (echo)lood voortdurend gaande. Welnu, die bank was er niet, overal diep water en de toren stond er nog Ietwat verwaarloosd misschien, maar boven op het hoogste punt van de heuvel en de vuurtorenwachter had de alang alang, de struiken en de bomen op de voor grond, keurig gemaaid en gekapt. flllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilililiiiiiiiiiu Alg. Assurantiebedrijf "Argo" Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- 1 laan 83, Den Haag, Tel. 070 - 55 71 72 1 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 20