IN ESSENTIE INDISCH
"Op weg naar zee staan files van 20 kilometer", zegt de nieuwslezer, "alle
parkeerterreinen binnen vijf kilometer van de kust zijn vol". Het is pinksteren
1982 en Nederland geniet uitbundig van het fraaie weer. Ook wij, mijn vrouw
Marijke en ik zitten in de tuin. Zij om bruin te worden in de zon, ik, bruin-van-
huis-uit, half in de schaduw. Blote voeten, kopje koffie; 24 graden wijst de
thermometer die schuil gaat in de schaduw van de clematis. Samen met een
klimmende druif begroeit hij de gevel boven ons platje. Allebei hebben we ze
nog van moesje gekregen. Zo probeerde ze haar liefhebberijen mee te geven,
de liefde voor bloemen en planten.
Vroeger, in de jaren vijftig, had ze zelf nog volop getuinierd met vader en
(broer) Vic, die op een tuinbouwschool zat. Later, toen ze in een flat gingen
wonen, richtte zij zich op de kaapse viooltjes. Toen moes vorig jaar stierf vonden
we in haar bureautje een lijst van meer dan 120 soorten viooltjes. Haar hand
schrift had nog de schuinliggende regelmaat die ze als onderwijzeres in Solo,
Batavia en Pladjoe aan honderden kinderen had geleerd. Netjes tussen de regels
blijven, omhoog dun, omlaag dik, met een kroontjespen of met een griffel op
een lei. Zo heb ik het ook nog geleerd in 1942 en de oorlogsjaren daarna, thuis
in Soerabaja. Wij woonden daar in het huis van Tante Betty van Randwijk in de
van den Boschlaan. Zij was getrouwd met Oom Patsy, een totok en dus was zij
met Lucy en Gijs achter de gedek verdwenen. Vader was vanuit Boeboetan naar
Tjimahi getransporteerd. Zo woonden we samen, moes, Vic, zusje Hanne en ik
als jongste. Plus nog wat wisselende inwoning van andere vrouwen en dochters
zonder mannen.
Ongewild komen deze herinneringen
naar voren op een mooie pinksterdag,
achter het huis met blote voeten en
een kopje koffie op het platje. Marijke
peuzelt een zakje wortels leeg en
dochter Saskia verorbert een boeren
omelet. Haar vriend Ronald heeft zich
meester gemaakt van een ligbed in de
zon. De buren hebben hun kleurig
beddegoed aan de waslijn gehangen.
Uit het zwembad van de andere buren
komen plonsende geluiden en stemge
luid dat even buiten adem is. Maar je
hóórt de Bredase tongval.
Vader verwachten we vanmiddag niet,
die gaat deze week bij Hanne en Els
in Monnickendam logeren. Hij vindt dat
hij voor zijn vertrek nog veel te regelen
heeft. En dus blijft hij op zijn kamertje
in Huize Elisabeth. Dochter Kiki lo
geert bij vriend George. Waarschijnlijk
toeren ze op zijn motor ergens tussen
de files. Jongste dochter Puk (voor
outsiders Annemarije) kampeert met
de zeeverkenners; ergens op een ei
land bij Drimmelen heeft ze vaag aan
gegeven. Zij zit nog op school, Sas
en Kiek studeren HBO. Zij hebben een
vriend die niet-lndisch is. Zij weten
dat ze het zelf wel zijn, maar staan
daar zelden bij stil. Het "stoort" niet;
ze vinden het wel een boeiend gege
ven, zijn er geloof ik ook lichtelijk trots
op. Tegen Puk wordt om aanwijsbare
redenen wel eens "Chinees" gezegd.
"Het kan me niet veel schelen" is haar
commentaar, "maar ik ben liever In-
donees".
Het is nu één uur 's middags. De zon
staat ongeveer op zijn hoogst. Het is
windstil en muisstil. Ik heb net een
prakje bami opgewarmd en geconsu
meerd. Liggend in twee stoelen doezel
ik half weg.
Toen ik klein was moesten we 's mid
dags na het eten naar bed. Ik herinner
me nog het wakker worden. Duizelig
en loom lag ik te wachten tot ik mocht
opstaan. Het licht in de kamer was
22
gedempt, maar het open raam was een
fel verlicht vierkant. Daar scheen de
middagzon en trilde de lucht loodzwaar
van hitte boven het asfalt van de Keta-
bangboulevard. Het was er ook wind
stil en muisstil. Was er dan nooit ie
mand op straat? Ja, toch. Van heel in
de verte, ongeveer daar waar ik als
kind dacht dat de overzichtelijke we
reld begon, kwam dan het geluid, dat
zo oud is als ik besta, en dat ik nooit
zal vergeten. Ook nu, nu ik wegsuf,
veertig jaren later en twintigduizend
kilometers verder, verwacht ik dat ge
luid, althans, het zou me niet verbazen.
Hoog en trillend en zich steeds her
halend. Ik denk dat het een viool met
twee snaren is. Wij noemen het "ngek-
ngok". De ngek-ngokman is een ver
koper van aroem manis; suikerspin
heet dat hier, een geroemde lekkernij
op kermissen, fancy-fairs en brade
rieën. Waarschijnlijk was het al van
ouds bekend in oost en west en waar-
ook-ter-wereld. Voor mij hoort het tot
de invulling van dat open raam, dat
vanuit mijn bed uitzag op Ketabang,
eerst als geluid, dan als ngek-ngok
man, als een beeld dat schuifelend
passeerde.
Vic, Hanne en Charles Turpijn in de tuin
van hun huis op Ketabang, Soerabaia in
1942.
Vader en moesje in 1933, nog niet getrouwd.
Makassar.
Hij is misschien maar één keer bij ons
gestopt en op het voorerf binnen ge
roepen. Misschien dat onze nichtjes
toen bij ons logeerden of dat er ie
mand jarig was. Het moet wel een bij
zondere gelegenheid zijn geweest,
want moesje had het niet zo op dit
soort ongeregeld lekkers. Zij was on
derwijzeres en pedagoge. Steeds er
op gericht haar kinderen verstandig op
te voeden, niet te Indisch, wel Neder
lands naar ik later heb begrepen.
Vader is accountant, heeft in de jaren
twintig in Rotterdam economie gestu
deerd. Oma had twaalf kinderen en
was al vroeg weduwe. Oom Tjalie was
de oudste zoon; hij en broer Wim gin
gen al jong werken, in de suiker en in
het zout. Vader was jonger en kon
naar de HBS, hij had een goed ver
stand. Tjalie betaalde de kosten van
zijn studie in Nederland. Daaraan ont
leende hij het recht om tot zijn oudste
dag vader met "broertje" aan te spre
ken. Door zelfstudie heeft hij na terug
keer in Indië, als aankomend accoun
tant bij de belasting accountantsdienst
de resterende diploma's gehaald.
Hij heeft veel standplaatsen gehad.
Nog steeds, en omdat ik hem dat
vraag, steeds meer, vertelt hij daar
over. Zijn verteltrant is langzaam en
wijdlopig. Hij' heeft vaste aanloopjes
als "ik zal maar zeggen" en "de kwes
tie is deze", de woordkeus is zorg
vuldig. Hij kan zich nog al eens op
winden over het slordige woordgebruik
van journalisten, openbare personen
e.d., dat ons via de media bereikt. Het
verschil tussen hen en hun, als en dan,
onbezorgd en zorgeloos.
Hij is een donkere Indische jongen uit
een eenvoudig en onbemiddeld gezin.
Zijn moeder gaf hem werklust, door
zettingsvermogen en verantwoordelijk
heidsgevoel mee. Hij benutte de kan
sen die hem werden geboden en had