DOE HET NIET! HERINNERINGEN VAN EEN REISLEIDSTER (IV) door Hélène Weski Op weg naar Padang. Het weer was nou niet je dat. Wolkenpartijen, slierten nevel, onder ons dichte boerenkool, je moest er niet aan denken dat je daarin terecht kwam I In het kleine vliegtuigje, dat als een naaimachine rikketikte, werd ons een maaltijd gepresenteerd door een beeld schone Indonesische pop. Natuurlijk, geef een mens te eten en alle angst smelt weg, de zenuwen houden zich koest, hij heeft nu wel iets belangrijkers te doen dan te vrezen voor zijn hachje. De Kort, Krul, mevrouw Offer keken met begerige ogen naar de plateautjes van de anderen en konden niet af wachten tot het hunne voor hen stond. Kleurig uitheems voedsel: koude Ion- tong met iets groens en iets gifroods in aparte bakjes. Ze grepen toe, maar spoedig sneden rauwe kreten door de ruimte en hijgend en blazend als kat ten trachtte men de uitslaande brand in mond en keel te blussen met grote slokken vocht. Niet te eten I Of ik er onmiddellijk iets aan wilde doen I Maar er was niets anders in het vlieg tuig, geen brood, geen beschuit, niets. Schande, waar hadden ze dan een reisleidster voor? Soedahla. Naarmate we Padang naderden, werd het pak witte wolken dat we door ploegden, langzaamaan loodgrijs, toen zwart. Het vliegtuigje danste, het blus- vocht in onze magen klotste, de deur naar de cockpit zwaaide krakend in de hengsels en toonde ons twee piep jonge piloten voor hun puzzle-paneel in opgewonden conversatie. 24 De woorden "Fasten your seat-belts, no smoking" flitsten aan. Vijf minuten later zei een zenuwachtige stem in de microfoon: "In a few minutes we shall be landing at Padang airport, fasten your seatbelts please". "Ló, al", zei een andere stem. Er leek iets grondig mis daarbinnen. Ik wist dat het vliegveldje van Padang erg ongelukkig lag, omarmd als het was door bergruggen en alleen open naar zee. Ik wist ook dat er geen radar was, er moest een zichtlanding ge maakt worden. Mana zicht? We prikten door de wolken, de wielen ploften naar buiten, niets te zien van grond, water of bergen, alleen maar erwtensoep om ons heen. Plotseling trok het vliegtuigje scherp op, maakte een grote bocht en weer probeerde het te landen. Vlak onder me zag ik een flard zee, een ogenblik maar, toen trok het weer dicht. Rechtuit vlogen we. Ein deloos rechtuit. We moesten al lang op die berg zitten. De piloten in de cockpit leken nerveus, keken links en rechts uit hun beslagen raampjes. We vlogen maar door. Wanneer kwam de klap nu? De mensen van de groep babbelden argeloos, ze wisten niet wat ik wist. Weer trokken we op, bocht, daling, nieuwe poging. Hemelse goed heid, die rot-toverstaf van Moso I Dat onheilsding dat immers de datoe toe behoorde en niet in het bezit mocht zijn van een buitenstaander, dat lag daar in het ruim kwade vibraties uit te zenden Het leek of we vlak over de aarde schoven. De klap, waar bleef de klap... Toen klonk de stem van de gezag voerder: "We kunnen niet landen, gaan uitwijken naar Pakan Baroe." Een vuurwerk barstte in mij open: het leek of het leven, dat ik al verloren waande, weer in mijn klamme handen werd gelegd. Twee uur wachtten we in Pakan Baroe, een klein grasveldje in de zon, geen vuiltje aan de lucht. Toen gingen we het weer proberen. En het lukte. Beneden wachtte ons iemand op van het hotel. "Wah", zei hij, "Bijna maar ketabrak met die berg, en toen bijna tegen de klapperbomen. Dat toestel hij vloog loodrecht op de landingsbaan, we hebben zó gelachen I" De volgende ochtend wachtte een im mens grote legerbus om ons naar Bukit Tinggi (het oude Fort de Koek) te brengen. We hadden elk twee plaat sen ter beschikking en dan kon er nog wel een bataljon bij. Mevrouw Offer troonde weer op de bok, haar gele slakketoren de hemel bedreigend, haar formidabele boezem de voorruit. De Kort zat naast haar, camera in de aanslag, een aureool van lichaamsgeuren en te lang gedragen kleding om hem heen. Ik had de mensen gevraagd van plaats te willen rouleren, maar deze twee trokken zich daar niets van aan. "Mijn vrouw heeft last van wagen ziekte", snauwde van der Hoop, "zij heeft recht op de voorste bank." "Ik wil ook wel eens door de voorruit filmen", klaagde Krul huilerig. "Hij mag best ook eens hoor," kefte mevrouw Last, de Kort een stomp verkopend. "De lucht waait van voren naar achte ren", zei Kwink, "varkens horen ach terin vervoerd te worden." Daar gingen we, one big happy fa mily. Om hen af te leiden, nam ik maar snel de microfoon en vertelde: "Hier in Oost-Sumatra bestonden al vroeg (7e, 8e eeuw) belangrijke vorstendommen nl. die van Melayu en van Qrividjaja (waar de dynastie der Qailendra's re geerde). Zo machtig was het laatste, dat het ook grote stukken van de Ja vaanse rijken verwierf. Kunst en we tenschappen bloeiden, de hoofdstad bezat een hogeschool voor Buddhisme en filosofie, waarheen vanuit China, In dia en andere delen van de wereld studenten kwamen toestromen. Er vond een uitwisseling plaats van ambassa deurs tussen China en Qrividjaja en zo is ook Marco Polo hier in 1292 ge weest, als afgezant van de Grote Khan van Mongolië. Het is merkwaardig dat Straatbeeld in het oude Fort De Cock.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 24