Vorsten uit het Mangkoenegorose Huis
Mangkoe Negoro IV (1853-1881)
Mangkoe Negoro V (1881-1896)
Mangkoe Negoro VI (1896-1916)
Als geen ander Javaans vorstengeslacht
heeft het Mangkoenegorose Huis zovele
figuren van betekenis voortgebracht.
Waren Mangkoe Negoro I en II geduchte
krijgslieden, de talenten van de vierde vorst
uit hun geslacht lagen op een heel ander
terrein: hij was de auteur van wijsgerige
werken en gedichten, die nog lang na zijn
dood zouden worden gelezen. Hij werd op
gevolgd door zijn oudste zoon, Mangkoe
Negoro V (die de grootvader was van me
vrouw Sundoro Mintuno, zie het artikel
hiernaast).
Hij werd opgevolgd door zijn broer Mang
koe Negoro VI (1896-1916), sedert wiens
regering het bestuur in de Mangkoenegaran
werd gekenmerkt door orde, degelijkheid en
rechtvaardigheid, terwijl overdreven hulde
betoon werd beperkt en het apanagewezen
voorgoed werd afgeschaft De grote finan
ciële moeilijkheden, waarin de Mangkoene
garan tijdens zijn voorganger was geraakt,
werden overwonnen.
Zijn regering eindigde in 1916, toen deze
zeer verdienstelijke vorst uit eigen bewe
ging afstand deed van de troon, om opge
volgd te worden door de derde zoon van
zijn broer en voorganger Mangkoe Negoro
V, R. M. A. Soerio Soeparto, die als Mang
koe Negoro VII de regering aanvaardde.
Deze troonswisseling vond plaats onder
omstandigheden, die zich in de Javaanse his
torie wel nooit eerder zullen hebben voor
gedaan. De reden van de troonsafstand
van M.N. VI was van persoonlijke aard. Het
"Nee, eerlijk gezegd niet, toen... toen
vond ik het gewoon. Onze familie heeft
generaties lang in het gebied van
Yogyakarta en Surakarta gewoond. De
Sunan, de Sultan en de prinsen waren
belangrijke werkgevers, waardoor er
bijna vanzelfsprekend contacten ont
stonden tussen onze familie en de ver
schillende vorsten. Later, vijfentwintig
jaar later, nadat ik in het kamp net als
zovelen had kennis gemaakt met de
honger, de lompen en de luizen, kwam
het besef dat ik in mijn leven erg veel
moois heb mogen zien en beleven.
Daar ben ik nu erg dankbaar voor."
LOUIS DOPPERT
De Vde en Vide waren broers van
elkaar. De Vilde was een zoon van
de Vde.
feit dat zijn zoon R. M. Ario Soejono op
wie hij zeer gesteld was, niet voor de op
volging in aanmerking kwam, verdroot hem
zózeer, dat hij tót abdicatie besloot. Daar
Soejono was geboren op een tijdstip, dat
zijn moeder, Adjeng Wandaningih, nog niet
met de vorst, die bij zijn gemalin geen kin
deren had, was gehuwd, was erkenning niet
mogelijk.
Overeenkomstig de wens van de aftreden
de vorst ging zijn troonsafstand met een
minimum aan ceremonieel gepaard en wilde
hij zelfs in alle stilte 's nachts per auto
vertrekken, maar van dit laatste voornemen
wist de resident van Solo hem af te bren
gen.
Op 14 januari 1916 verliet Mangkoe Negoro
VI voorgoed zijn paleis. Duizenden Javanen
stonden langs de weg naar het station, om
de geliefde vorst een laatste huldeblijk te
geven. Ver van de Mangkoenegaran, in Soe-
rabaja, zou hij zijn verdere levensdagen in
teruggetrokkenheid doorbrengen. Zijn zoon
R.M. Ario Soejono werd later een van de
eerste Indonesische leden van de Indië's
hoogste bestuurscollege, de Raad van In-
dië, en werd tijdens de oorlog tot minister
in het Nederlandse kabinet in Londen be
noemd, waar hij na een korte ambtsperiode
overleed.
CH.M.
Mangkoe Negoro VII op een uit 1925 daterende foto met zijn gemalin Ratoe Timoer (links
staande) en kinderen, v.l.n.r.: Raden Adjeng Partinah, Raden Adjeng Siti Noeroel, Raden
Saroso Notosoeparto (de tegenwoordige Mangkoe Negoro VIII, die zijn vader in 1944 op
volgde) en Raden Santoso Notosoeparto.
27