Palmen en Pasirahs (II)
rm
SOEROELANGOEN
door Victoria Kaulbach en Dr. J. van Waardenburg
Een groep pasirah's uit Het Palembangse, in ambtskostuum en met gouddraad geweven
koepiahs, in de hand een stok met zilveren of gouden knop als teken van hun waardigheid.
Wij schrijven nu 1923, 70 jaren later de "Roaring Twenties". Daarvan viel
weinig te bespeuren in de stilte van het binnenland. Het enige dat ruiste was
de waterval verderop en het enige gebrul kwam van apen, wilde varkens en
tijgers, die op de zenuwen van Stolte hadden gewerkt. Voor de rest was er de
Rawas', zich gezapig slingerend langs dicht begroeide oevers. Een al te rustig
oord, ingesloten door eeuwenoude bomen en bos en legenden.
Controleur Stolte was verheugd hem
te zien verschijnen en ontving hem als
een engel uit de hemel. Hij gaf hem
maar al te graag het bestuur en al den
aankleve van dien, over. Dat waren
o.m. de acten van de Burgerlijke Stand
en rechtszaken, onafgedane brieven,
die de telegrammenregen van de Re
sident zelf hadden veroorzaaktAls
ook de boekhouding en het kasgeld.
Aardeman was de enige Europeaan
daar in Soeroelangoen Het contro
leurshuis viel hem mee, maar hij trok
toch maar in de pasanggrahan tot zijn
vrouw zou aankomen. Ook zo'n echte
Indische instelling, die pasanggrahan,
eenvoudig en kraakzindelijk en mét
verzorging natuurlijk. Diezelfde dag
reisden zijn collegae af en lieten hem
achter in grote eenzaamheid en bevan
gen door een lichte vrees voor het
onbekende, zodat hij ze spijtig na
oogde, toen zij in een wolk van stof
verdwenen. Eenzaam, maar niet alleen!
want omringd van oerbos met milliar-
den levende wezens en de bevolking...
Hij was trots als een pauw. Nu pas
was hij zelfstandig geworden, een
heerlijk gevoel I
Maar de eenzaamheid deed zich die
zelfde avond al voelen, daar midden
in de rimboe: apen, beesten en vooral
muskieten omringden hem. Daarbij
drukte de verantwoordelijkheid ineens
zwaar op hem. En zijn vro"w zou pas
veel later deze eenzaamheid komen
delen. Aan niemand kon hij raad vra
gen. Zijn enige steun was het districts
hoofd, de Demang, in de dienst ver
grijsd, die de volgende ochtend zijn
opwachting kwam maken. Wat een ge
luk, dat die veel meer van de be
stuurszaken afwist dan de jonge Aar
deman, wiens theoretische kennis na
tuurlijk groter was. Hij kende regle
menten en wetten op zijn duimpje,
maar de Demang was een onmisbaar
adviseur in bestuurszaken. De eerste
bestuursdag ging snel voorbij met het
bespreken van allerlei moeilijke kwes
ties.
Toen hij die avond door de tuin van
de pasanggrahan wandelde langs een
rij canna's en het verwilderde gras
veld, dat nodig moest worden ge
snoeid, zag hij een grafje. De mandoer
van de pasanggrahan, die vlakbij be
zig was, vertelde op zijn vraag, dat een
kind van 6 maanden daar rustte. Van
wie? De mandoer grijnsde raadselach
tig en wist het niet: "tida-tau, toean."
De volgende dag kwam een Chinese
vrouw het erf op. Ze droeg een kind
van een half jaar in de slendang op
haar heup. Zij maakte zich bekend als
Stolte's gewezen huishoudster en ver
telde dat in het graf een kind van haar
begraven lag. Het klonk alles zo een
voudig, zonder opsmuk maar wat een
leed hier in de rimboe in stilte geleden
was kan geen pen beschrijven. Zij ver
telde ook dat Stolte haar heel goed
financieel had achtergelaten. Zij vroeg
Aardeman of deze van haar diensten
gebruik wilde maken. Aardeman zei
haar beleefd, maar heel duidelijk haar
diensten niet nodig te hebben en dat
zijn eigen vrouw eerstdaags zou arri
veren.
Het kind, dat de Chinese vrouw in haar
slendang droeg was vrij blank en ken
nelijk een kind van Stolte. Hij gaf haar
een compliment over het kind. Zij knik
te en daarop stelde hij haar voor het
kind aan zijn vrouw en hem af te staan
als speelmakkertje voor zijn pas ge
boren dochter, die nu ook ongeveer
5 maanden oud was. Tenslotte had het
kind een Europese vader. Hij was er
zeker van dat dit meisje, licht van huid
en met blauwe ogen later voor een
flink bedrag aan de een of andere
Chinees of Arabier verkwanseld zou
worden. Aan het gezicht van de vrouw
merkte hij dat zij bang was dat het
kind haar zou worden afgenomen. Aar
deman ried haar daarop vriendelijk
aan terug te komen, zodra zijn vrouw
er zou zijn.
Deze was bezig zich voor te bereiden
op de reis naar haar man. Zij zou met
de baby een langer, maar geriefelijker
traject afleggen, want de tocht dwars
door berg en bos zoals haar man had
gemaakt, was te vermoeiend voor
moeder en kind. Nadat vendutie was
gehouden, bracht Van Roon haar met
zijn auto naar Lahat, dat aan de voet
van de Dempo in de laagvlakte lag.
De baby maakte de reis in een over
dekte reismand. Pagar Alam was we
liswaar per A.D.S.S. (Algemene Dienst
Staats Spoorwegen) autobus verbon
den met Lahat en Moeara Enim, maar
die tocht duurde 4 a 5 uren, terwijl
Lahat in drie kwartier per auto be
reikbaar was. Bovendien was zij uit
genodigd in Lahat bij de Assistent-
Residents familie te overnachten.
De volgende dag bracht de A.R. haar
met haar baby en de baboe naar Moe
ara Enim, waar zij de trein pakte naar
Palembang. Palembang ligt aan de
overzijde van de Moesi en men moest
bij Kertapati, het eindpunt van de
spoorweg, per prauw de anderhalve
kilometer brede Moesi oversteken om
Palembang te bereiken.
Een overweldigend gezicht deze brede,
grijsbruine stroom te zien met in de
verte de huizen van Palembang. Ada
Aardeman verbleef twee dagen in Pa
lembang om op verhaal te komen en
logeerde in het grote residentiehuis,
omgeven door een wijde tuin met een
enorm gazon waarop de rood-wit-blau-
we vlag fier wapperde in de lichte
bries.
Die twee dagen werden ook gebruikt
om voorbereidingen te treffen voor de
reis per hekwieler naar Moeara Roe-
pit. Die tocht duurde drie dagen. Luxe
was een totaal onbekend begrip op
deze schuitMen nam thermosflessen
water mee en blikjes van Tieleman
Dros voor onderweg. Een W.C.? Over
(lees verder volgende pagina)
6