Wie is Tjalie Robinson? Men heeft mij weliswaar vele jaren lang gelezen, maar weet niet wie ik ben. Omdat ik medemens ben van iedere lezer, kan iedere lezer mij beoordelend zichzelf beter kennen. Daarom is het goed dat Tjalie zich blootgeeft, realiserend dat de blootheid veel gelach en gehoon kan opwekken. Maar dat is altijd beter dan een verkeerd oordeel. Hier ben ik: 1. Ik ben halfbloed. Er bestaan geen kwart-, achtste-, zestiende-, enz. -bloe den. Een halfbloed is een mens, die zich van beiderlei afkomst gelijkelijk bewust is. In mijn opstellen zoek ik naar een formulering van die bewust heid. Het is verkeerd om uit de wisse lende formuleringen conclusies te trek ken, die moeten leiden tot "claimen van mijn persoon. 2. Ik ben dankbaar voor mijn halfbloed schap: ik wéét dat West niet superieur is over Oost of omgekeerd, al kan ik het niet formuleren. Ik ben belachelijk in mijn zoeken naar een verzoening, een evenwicht. Want ik zit maar in de marge tussen twee eindeloos grote vlakken. Dus word ik altijd gedomi neerd. En altijd "geclaimd" of "uitge sloten". 3. Ik kén mij door mijn marginaliteit nooit te ver bewegen in de begrenzende vlakken. Ik wil dit trouwens niet. Want ver gaan in het ene vlak betekent ver wijdering van het andere. Daarvoor is het andere mij te na. Als ik in Jakarta zit, roept Amsterdam. Zit ik in Amster dam, dan roept Jakarta. 4. Ik haat politiek, omdat naar mijn me ning elke politiek van de mens een volgeling of een leider wil maken vol gens systeem. En ik haat systemen voor mensen. Ook geloof ik wat Na poleon gezegd heeft: politiek is het noodlot van onze tijd. En ik houd meer van Napoleon dan van welke politicus ook (lach maar uit I). 5- Ik ben mens, ik houd van mensen. Een mens moet eten en drinken. Ik houd van eten en drinken. Ik houd van alle menselijke lichamelijke functies. Ik haat studie. Ik houd van racialiteit als rassentrots en haat racialiteit als on derschikkingsmaatstaf. Onder het ras is ieder mens een mens. 6. Ik ben zo erg halfbloed dat ik half bloeden over de hele wereld mijn di recte broeders acht. Ik heb veel Indo- Chinezen en Indo-Arabieren tot vriend en ik bewonder de kunst van de half bloeden van Haïti, Guadeloupe, Bra zilië en Argentinië. Nochtans ben ik geen blanda-hater, noch "pigment vreter". Als dat fout is, accepteer ik dat als een primaire fout. 7. Ik ben zo erg halfbloed dat ik een half geloof heb: ondanks mijn opvoe ding als Christen geloof ik als de Mohammedaan dat wij als mens geboren worden met een waarachtige ZELF ANALYSE Na zijn repatriëring in '54 bleef Tjalie ar tikelen schrijven voor de Nieuwsgier in Jakarta en de Vrije Pers in Soerabaja. Hij zal ze geschreven hebben op verzoek van de hoofdredacteuren Ritman en Evenhuis die op een continuering hoopten van de "Piekerans van een Straatslijper". Mis schien ook deed hij het als een opdracht aan zichzelf om Nederland en de Neder landers onder de loupe te nemen, om zich zelf te leren kennen. Ik wist wel dat Tjalie schreef, maar heb nooit geweten hoeveel, totdat ik een paar jaar geleden de bundel krantenknipsels ('55-'56) van een goede vriendin kreeg. Ze was na ons gerepatriëerd en had de Vrije Pers tot het laatst gelezen. Zo'n 35 artikelen in totaal. Ervaringen in, beschou wingen over Nederland, rake, vaak ook vlijmscherpe beoordelingen, maar soms mild en met een glimp van de humor die bij de Indische Piekerans zo uitbundig aan wezig was. Ik las deze artikelen twee jaar geleden voor het eerst. Tjalie zelf had nooit de moeite genomen ze uit te knip pen, hij bewaarde nooit iets, gooide alles weg, ik heb altijd met moeite zijn publi caties kunnen achterhalen en verzamelen. De "Piekerans III" zullen worden uitge geven en begin '83 verschijnen, maar be reidt u zich voor op een volstrekt ander karakter dan die van de twee vorige delen. Een van de artikelen die ik in de bundel aantrof was deze zelf-analyse. Het was of Tjalie de behoefte heeft gehad zichzelf tegen de andere, deze Hollandse wereld te projecteren. Een land waar hij, zoals hij zelf schreef, niet kon aarden, maar wel leven. Ik wist dat hij zich in die tijd vol komen "out of place" voelde, niet om dat kinderachtige "zwartjes", poepchinezen" en de contractpensions, maar om het doel bewust wegstoppen van het begrip iden titeit. En hoe makkelijk ging velen dat af! Ik geloof daarom dat Tjalie deze zelf-ana- lyse uit protest schreef. In dat jaar werd Tonq-Tonq ge- en Tjalie Robinson herbo ren LILIAN DUCELLE zin voor puurheid en goedheid en dat het afdwalen in zonde slechts tijdelijke dwaling is en niet "inhaerent straf baar". Dit maakt mij voor sommige gelovigen een uitgeworpene, voor an deren een bron van sympathie. Helaas doen beide houdingen me niets: ik moet zelf opdraaien voor mijn fout als ik fout ben. 8- Ik ben strijdbaar en ik houd van strijd bare mensen. Daarom weiger ik de moedige officieren en soldaten te ha ten van het oude KNIL, evenmin als ik de moedige tentara's en gerilja's haten kan. Hollandse soldaten konden niet moedig zijn als Indonesische te genstanders laf waren of omgekeerd. Aangezien er moed geconstateerd is aan één kant, moet er moed zijn aan de andere kant. Ik haat meneren in nette pakjes aan groene tafels, die ver van het strijdgewoel denigrerend oordelen over strijders. Ik spreek uit ervaring aan beide kanten. 9. Ik leef uitsluitend op sympathieën, aan gezien ik als marginaal mens niet deug als concientieus "vlak-werker". Ik leef op bruine sympathieën als ik op het witte vlak zit, en op witte sympathieën als ik op het bruine vlak zit. In Holland kan ik niet aarden, maar ik kan er wel leven. In Indonesië aard ik, maar ver gunnen velen mij niet te leven, tenzij ik mijn witte kant verloochen. Hoe is dat mogelijk? 10. In Holland kan ik niet aarden, omdat het teveel stad is. Ook in Indonesië prefereer ik de rimbu boven de stad. Maar ik weet mij (uit ervaring) té ge civiliseerd te zijn om in de rimbu in stand te blijven. Daarom ga ik in In donesië voortdurend heen en weer tussen stad en land. Ik betreur het dat de ontwikkelde Indonesiër zijn land verloochent terwille van de stad. Ik blijf handhaven, dat Indonesië pas groot zal worden als het 1000 biologen, 1000 ethnologen en 100.000 zwervers heeft. 11. Ik heb mijn jeugd lief en schaam mij niet voor die liefde, maar ik heb wer- lijkheidszin: genoeg om te weten dat het dode niet tot leven teruggeroepen kan worden. Ook wil ik het niet, omdat ik uit ervaring weet, dat achter mij alleen het vervelende en systematische is, maar vóór mij het avontuurlijke en vernieuwende. Maar ik haat koersloze progressie en naaperij in het koers zoeken. Ik heb genoeg gezworven om te weten, dat een juiste bepaling van het punt van bestemming slechts ge schieden kan door nauwkeurige oriën tering op het punt dat verlaten is. Zij die al het verleden verwerpen willen, zijn dom en zullen in afgronden val len. 12. Voor zover ik koloniaal ben, kan ik niet anders zijn dan een normaal resultaat van mijn omgeving en opvoeding, net als ieder mens. Maar ik verwerp een 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 8