Piekerana bij een brief bewust koloniaalschap. Als ik dat deed, zou ik automatisch moeten aannemen dat elke Indonesiër het onderdrukt-zijn als vanzelfsprekend beschouwt omdat hij altijd onderdrukt is. En ik ken te veel Indonesiërs die nooit onderdrukt geweest zijn. Zowel in Nederland als in Indonesië als waar ook ter wereld, wordt de ene mens geboren als slaaf en de ander als vrij mens. Een vrij mens is altijd vrij. Een slaaf altijd slaaf, al schreeuwt hij nog zo hard dat hij vrij is. Ik waardeer de vele Indonesiërs, die nooit praten over kolonialisme om dat zij vrij en groot zijn. Ik wens In donesië toe dat zij de leiding krijgen in de staat. 13. Ik zeg dit, omdat ik als kleurling te veel gejank moet aanhoren van "ver drukte ®n bespotte kleurlingen". Ik haat jankers. Zij die janken, verdie nen onderdrukt te zijn. Recht is niet iets, dat je op een bordje opgediend krijgt. Recht is iets dat je verovert en waardig blijft. En als je ten onder gaat, ga je ten onder met je bek dicht. En als je te zwak bent om te vechten wacht je en train je tot je sterk genoeg bent om te vechten. Maar je jankt niet. In Europa struikel je over opgediend recht. Politici moeten er dag in dag uit conferenties over houden om de porties zo netjes mogelijk op te die nen. Er is niets meer om voor te vechten. Janken-om-recht is studie ge worden. In navolging van Europa con fereert men in Indonesië meer en meer. En langzaam maar zeker kruipt net als in Macbeth de rimbu naar de stad toe. 14. Ik ben Nederlands staatsburger omdat mijn vader dit was. Als mijn vader In donesisch staatsburger was geweest, was ik het ook geweest. Maar ik zou mezelf gebleven zijn. Het paspoort be paalt mijn persoon niet, maar bepaalt (helaas) een soort beschikkingsrecht over me. Maar de staat hééft mij niet. Het beschikkingsrecht zal ik dienen uit burgerplicht, zo lang mijn hoedanig heid als mens gerespecteerd wordt. Aangezien ik mijn mensschap niet ver loochenen kan, ben ik verplicht mij te verzetten tegen het beschikkingsrecht als het mij schaadt. Aangezien ik dit vaak doe, ben ik eerder gerilja dan burger of soldaat. Men beschouwe echter de gerilja niet als de vijand, maar als de exponent van het goede burgerschap. 15. Dat neemt niet weg, dat het lot van iedere gerilja is: opgeruimd, neerge legd te worden. Hij sterft niet, hij sneu velt niet, hij krijgt geen pensioen. Hij is geen eerbare partij voor iemands dochter. Hij wordt uitgekreten als ver rader in beide legers en zij die van hem houden, houden hun mond terwille van de vrede in de burgerij. Als ge rilja ben ik Indonesisch burger, "par droit de naissance" zou ik haast zeg gen, omdat mij in Indonesië altijd ver gund is mezelf te zijn. Weliswaar niet met instemming van de burgerij, maar "Ik ben een Hollandse met het hart in Indië, daar waar ik gewoond heb en getrouwd ben. Daarom vind ik het fijn uw blad te lezen om toch nog bij te blijven met het wel en wee van dat mooie land. Wat ik jammer vind is dat er zo weinig over Nieuw-Guinea in staat. Ook daar hebben we enkele jaren gewoond. Ook een mooi land en lieve mensen. We hebben daar ook met plezier gewoond. Mijn man is een van de velen die terugge komen zijn van de Birma Road. Zelf heb ik doorgebracht in de kampen en ook in Am- barawa ip het klooster. Ben wel benieuwd of dat klooster weer in gebruik is. Jammer dat, toen we daar woonden, we niet wisten dat mijn man daar jaren in die buurt had gewoond. In Klaten op een onderneming (tabak), Gajampret. Zouden er nog mensen zijn die de familie Schilham gekend hebben? Ook was er ene Abraham Schilham (gebo ren 1924) op een onderneming. Hij was op Patrang Bondawassa. Later kreeg ik bericht dat hij op Soember-Toeren bij Malang heeft gewerkt. Zouden er nog mensen zijn die op die onderneming gewerkt hebben en er nog wat van af weten? Wat ik ook wilde vragen is het volgende. Hier in Grave is een tehuis waar enkele vrouwen ondergebracht zijn die geestelijk niet helemaal volwaardig zijn. Toch weten ze nog veel. Door onze kerk (Prot.) worden deze vrouwen bezocht of mee uit genomen naar gezinnen waar ze te gast zijn. Nu ben ik daarmee in aanraking gekomen en u weet zelf wel, je hebt meteen een goed contact. Zo heb ik wat gepraat met een vrouwtje, Adea Wintersteyn. Ze is geboren in Ken- dal, 16 december 1926 en ze is bij Pa van der Steur geweest. Nu is de vraag: kent iemand haar of heeft haar ouders gekend? Ze zou zo graag willen weten of ze nog familie heeft. Een andere dame heet Sohoha, is geboren in Probolinggo op 6 april 1929. Ook zij weet verder niets. Misschien weet u hoe we verder kunnen zoeken of via Moesson iets over hen te weten kunnen komen, ik heb haar beloofd mijn best te zullen doen. Ze praten veel over Indië maar kunnen zich verder weinig herinneren. Jammer, het zijn zulke lieve mensen. Misschien kunt u als u eens tijd hebt, mij enig antwoord erop geven. Ma van der Steur heeft bij mij in het kamp gezeten en jammer genoeg wist ik niet dat ze ook in Holland was. Zo ik u schreef lees ik met plezier uw tijd schrift en hoop dat nog lang te kunnen doen. Het betekent zoveel, dat lezen van die verhalen." Mevr. W. SCHILHAM-VAN VREESWIJK Jan Luykenstraat 36 5361 JC Grave (N.B.) Mochten ér wel eens momenten van ver bittering of twijfel zijn om een smalende opmerking over Moesson, "dat heimwee- blad" of "verhaaltjes van oude mensen waar jongeren toch geen boodschap aan heb ben", dan brengt een brief als deze mij weer tot positieve gedachten. Goddank dat we bestaan en zijn zoals we zijn. Dat we er kunnen zijn voor hen die ons nodig heb ben. Ik hoop zo dat u mevrouw Schilham verder kunt helpen. L.D. door de toevallige aanwezigheid van twee vlaggen. Als de witte vlag mij niet lustte hees ik de bruine vlag. En om gekeerd. Hoe kan ik dan anders zijn dan dankbaar, tot mijn dood toe dank baar, voor de vrije tijd? 16. Mijn leven wordt nu pas moeilijk. Het zou ook moeilijk geweest zijn in Indo nesië. Er is geen kans meer op "een andere vlag". Nog nooit heb ik zoveel als in de laatste jaren veroordelingen en bedreigingen gehoord om mijn ge brek aan horigheid aan één vlag. Ik ben (helaas) niet bang, dat weten mijn vrienden en vijanden in Pondokgedeh, Tangerang en Kediri. Maar ik betreur het dat er een mentaliteit bestaat, die gerilja's wil bekeren. Hoe kèèèn I 17 Ik heb tot mijn verbazing en vaak met veel leedvermaak ontdekt, dat de Indo nesiër die mij aanvalt, zijn eigen slechte Indonesiërschap aanvalt. En de Hol lander die mij aanvalt, zijn eigen slech te Nederlanderschap aanvalt. Al lijkt het erop, dat zij "de andere kant" aan vallen. Als halfbloed ben ik blijkbaar niet alleen marge tussen twee vlakken, maar ook kaatsvlak tussen twee ko gelbanen. 18 Buiten mijn halfbloedschap heb ik men selijke deugden en gebreken. Mijn ge breken zijn vele en velerlei. Voor vele schaam ik mij. Van veel misstappen heb ik diepe spijt. Ik ben niet grijs ge worden door obat wangi. Zij die door mij het wreedst getroffen zijn, hebben mij vaak het royaalst vergeven. Alsof er geen recht op vergelding bestond. Zij zagen in mij noch een Blanda, noch een inlander, noch een halfbloed, maar een medemens. Goddank zijn er nog veel mensen in de wereld, die mens zijn boven natio naliteit, ras en sociale beperkingen uit. In Indonesië zijn tienduizenden zulke mensen. Daarom geloof ik onvoorwaar delijk in een gigantische groei van dit Rijk van Duizend Volken. De waringins zullen de tembelekan voorbij groeien. 19. Daarom lach ik me meestal rot om wat om me heen gebeurt. Want ik heb een onverwoestbaar optimisme in de over winning van "common sense". Ik hoef de brieven maar te tellen, die ik ont vang. De verhouding is 4 tegen 31 vij and en vriend. Ook handhaaf ik wat ik in mijn voorwoord heb gezegd van de eerste bundel Piekerans: dit zijn niet mijn piekerans, maar die van mijn le zers. Wij zijn allemaal halfbloeden, halfbloed tussen Verlangen en Voorbeschikking, tussen dr. Jekyll and mr. Hyde, tussen burgerschap en menselijke vrijheid, tussen oer-lndonesiërschap en gecivili seerd Europeaanschap. Hier in de krant sta ik in mijn hemd. Lach mij uit en lach Uzelf uit, vervloek mij en vervloek Uzelf. Of laat ons sa men naar de koffieboer gaan, onze tranen om onze kleinheid vergeten, en vreugde beleven met 1 kopi susu ès en 1 saté kambing. Hiduplah TJALIE ROBINSON

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 9