DOE HET NIET! HERINNERINGEN VAN EEN R(V) door Hélène Weski De Harau-kloof temidden van het schitterende landschap van west-Sumatra. (Foto: R. L. Mellema) Bukit Tinggi: Het plateau waarop kapitein Bauer in 1825 zijn Sterreschans-fortificatie bouwde. De resten van het eens machtige fort van Generaal de Koek. De goenoeng Merapi met het "alpenglühen" 's avonds, dat ons in verrukking bracht. Het Karbouwengat ("Onovertroffen meesterwerk der natuur"), de Harau-kloof, in duizend toonaarden bezongen. Wat moet ik er nog van zeggen? Waarover ik wel wat wil zeggen, omdat ik er niet over kan zwijgen, is het meer van Manindjau. Blauwe spiegel onder blauwe koepel, aan de randen blauwe nevel die aarzelend opkroop tegen tederblauwe bergrand. Sprookjesachtige blauwe wereld. Naast mij hoorde ik zacht snikken. Het was mevrouw van der Stok. "Ik ben zo blij dat ik hier ben," snikte ze. Ik ook. Ook ik mevrouw, ben diep, diep dankbaar dat ik dit alles mag aan schouwen. Het schoonste land der aarde en daarvan de schoonste streek. Gelouterd en met de beste voorne mens bezield hotsten we in ons reus achtige voertuig weer naar het hotel terug voor de lunch. Ik had gemerkt dat de plaatsen rondom meneer de Kort meer en meer leeg bleven. Twee dames kwamen naar me toe, fluister den heftig: "U moet er wat van zeggen hoor! Die man is zo onsmakelijk, je krijgt geen hap door je keel." Goeie hemel, behoorde dat nou wer kelijk tot de taak van een reisleidster? De dames vonden van wel. "Daarvoor bent u ingehuurd," zeiden ze en draai den me fier de rug toe. Aan tafel zette ik me met tegenzin naast de Kort, aan zijn andere zijde zat Kwink. Mijn buurman wierp zich snorkend op de rijsttafel en begon alles luidruchtig naar binnen te slobberen. "Morgenmiddag badpak meenemen meneer de Kort," begon ik, "we gaan zwemmen in 't meer van Singkarak". "Ik mag niet", zei hij met een half eende-ei uit zijn mond, "mag niet in 't water van de dokter." Ik voelde hoe Kwink zijn oren spitste. "Krijgen we de hele reis zo'n krenterig ontbijt als vanmorgen? Geeneens een eitje?" klaagde de Kort. Ja, de hele reis. Con tinental breakfast heet dat. Eitjes, kaas en ham konden besteld, maar moesten extra betaald worden. Herhaaldelijk kwam de mandoer klagen dat er men sen waren die weigerden het bestelde te betalen. Dan moest ik optreden en met veel gekanker kwamen de centen boven tafel. "In Bali ook?" vroeg hij, "wanneer vliegen we naar Bali?" Het was of de duivel in me voer. "We vliegen niet, we varen," zei ik. Geschrokken keek hij me aan, "Maar in 't programma staat "Ja, maar de vliegtuigen zijn volge boekt, dus we gaan over 't water." "Dan blijf ik beneden zitten in de ka juit." "Er is geen kajuit," vertelde Kwink blij, "we gaan in een vlerk prauw." Paniek. "Dat weiger ik! Wat is dat?" "Zo'n uitgeholde boomstam met een zeil. Je kan er maar met z'n tweeën in en als je niest gaat ie om." Kletterend liet de Kort lepel en vork in het bord vallen. Ik kreeg mede lijden. "Nee hoor, de vlerken aan weerszijden houden hem wel overeind, komt u maar bij mij in de prauw." "Er kan een rotdeining staan in straat Bali," lispelde Kwink, "en soms drijf je af naar zee, er zijn wel eens wat beenderen in een vlerkprauw gevon den bij de Galapagos." We hebben het volgehouden tot het moment dat we in Soerabaja op het vliegveld ston den. Hij was zo opgelucht, dat hij niet eens boos was. Sterker nog: in Bali wilde hij persé met mij in een vlerk prauw en we zeilden samen, hij met zijn pak aan en een hoed op. Prachtig edelsmeedwerk leveren de Minangkabauers, het allerfijnste fili- grain- en oplegwerk. Natuurlijk kwam Moso weer met prijsaankopen aan dragen: een zilveren huis met vier tandoeks in filigrainwerk, een sado met een paardje; in hun werkelijk adembenemend mooie weefwerk had hij een smaragdgroene tafelloper met gouddraad weten te bemachtigen. Wij kochten die dingen in liliput-formaat, want ze zijn zeer kostbaar, hij leek er een groothandel mee te willen be ginnen "Allemaal voor de verkoop, mijn volgende reis is al betaald!" Ge lukkig liep hij in een boog om alle toverstaven heen Het is merkwaardig dat Sumatra zover is achtergebleven bij Java, wat de ontwikkeling van het land betreft. Het moet verband houden met de moeilijke toegankelijkheid (hoge bergketens, uitgestrekte oerwouden), maar zeker ook met het karakter van de bevolking. De Indische Archipel is het toneel ge weest van enkele grote migraties van het Aziatische continent. In Sumatra en o.a. op de Mentawei-eilanden zijn grote stenen monumenten gevonden die gelijkenis vertonen met de pre historische beelden op de eilanden in de Pacific. De Maleiers danken hun naam aan Malaka, zoals de naam Sumatra komt van het eerste Islami tische rijk hier: Semudra (13e eeuw). Al vroeg hadden de Minangkabauers (van het Maleise ras) een hoge civi lisatie, de eerste historische feiten werden op stenen ingegrift en enkele van deze zijn nog te vinden bij Batoe Sangkar (de oude hoofdstad van het Malayu-koninkrijk) en er bestond een uitgebreide Maleise literatuur. Vergelij ken we dat eens even met de toestand in ons land zo in de 6e, 7e eeuwl Die avond viel het me op dat mevrouw Offer er slecht uitzag, kringen onder de ogen, een lopende neus en wat kortademig, 's Nachts werd ik uit m'n bed gebeld door het slapie van juf frouw Paff, een ex-verpleegster, of ik naar kamer 16 wilde komen. Ik trof 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 14