Palmen en Pasirahs (III)
MOORD
door Victoria Kaulbach en Dr. Jan van Waardenburg
Het leggen van stenen dammen (tjeroetjoep) in de rivier om afkalving van de oevers te
voorkomen. Geheel links staande de mantri politie, in het midden zittend de Demang
(districtshoofd), naast hem Aardeman (rechts) en rechts staande de Pasirah met ambts-
stok in de hand.
In geval van overtredingen en misdrijven is de Controleur Binnenlands Bestuur
voor wat de Adatrechtspraak betreft niet alleen vervolgingsambtenaar, maar
tevens zit hij als rechter de Rapat Besar voor om vonnis te vellen over de delin
quent. Het beginsel dat bestuur en rechtspraak gescheiden moeten zijn, gaat
hier dus niet op.
Op een ochtend zat de adspirant-controleur Aardeman om 7 uur 's morgens
op het gouvernementskantoor. Het was een stralende dag en de ochtend was
begonnen met een kleurrijke zonsopgang. Nu zat hij achter zijn schrijftafel
en kon vanaf zijn stoel in de voorkamer van het kantoor door de openslaande
ramen genieten van het uitzicht op de Dempo en zijn hellingen die gestreeld
door de ochtendzon hun welige groei in vele groenschakeringen tentoonstelden.
Daarbij nog het uitzicht op het park voor de controleurswoning en het kantoor,
vol bloeiende canna's, gele alamandastruiken en rode kembang sepatoe (hibis
cus). Niets verrukkelijkers dan deze Indische ochtend. Wat kon een mens zich
gelukkig en tevreden voelen I Alles was rustig en kalm. De post was juist ge
bracht. De oppas zat voor de deur op zijn kruk. Er kraaide in de verte een late
haan en een duif roekoede in de boomtoppen. Half acht. Van Roon, controleur
van Pagar Alam, was nog niet verschenen en Aardeman was heer en meester
van het kantoor, waar het personeel in de achterkamer noest aan de arbeid was.
Op zijn schrijftafel lag een rapport
over oeverafkalving, dat hij wilde be
studeren (zie foto), toen hij werd af
geleid door lawaai. Hij spitste zijn oren!
In de verte werd rumoer hoorbaar, dat
aanzwol en luid geschreeuw, dat de
rust danig verstoorde. Het gejoel klonk
vanaf de hellingen van de Dempo. De
weg die leidde naar de koffie-onder-
neming Goenoeng Agoeng, 10 km ver
der de berg op, was duidelijk te on
derscheiden: een grijswit lint dwars
door de groene vegetatie.
Hij richtte zich op in zijn stoel en zag
ongeveer een kilometer van hem van
daan een man de berg afrennen. Hij
was duidelijk te zien, want de zon
bescheen het tafereel. De man werd
achtervolgd door een stuk of veertig,
vijftig mensen, gewapend met stokken
en messen, die zij dreigend in de lucht
zwaaiden, onderwijl schreeuwend en
roepend. Opstand der horden? dacht
Aardeman. Wat is er aan de hand?
Oproer? De arme kerel vluchtte zeker
voor het geweld en spoedde zich met
enorme snelheid de weg af. Hij leek
wel vleugels aan zijn voeten te hebben.
De bergweg liep uit op de grote weg,
die langs het controleurskantoor liep.
Aardeman zag hoe de hardloper deze
weg overstak, de tuin in rende en
recht op zijn kantoor af kwam stormen
langs het gazon met de canna's. Hij
verstijfde van schrik toen enkele o-
genblikken later de vluchteling de
deur van zijn kantoor open rukte en
langs de oppasser snelde, die stom
verbaasd hem niet tegenhield. Ach hoe
weinig is er nodig het rustige leven te
verstoren I
Hijgend en met bloed doorlopen ogen
stoof de man de kamer binnen en
voordat de van schrik verstijfde Aar
deman op zijn stoel boe noch bah
kon zeggen of een vraag kon stellen,
zeeg de man neer op de vloer naast
zijn bureau en greep met smekende
ogen in een verwilderd gezicht en hij
gende borst de poot van zijn stoel
vast.
"Toeloeng toean, ampoen", was alles
wat de stakker, snakkend naar adem,
eruit kon stoten, voordat hij helemaal
onder de tafel kroop, naast de benen
van Aardeman.
"Wat is er gebeurd?" vroeg Aardeman
ontzet.
"Goenoeng - Agoeng - toean", hijgde
de man.
Dus van de onderneming van de Ko
loniale Bank, die 10 km de helling op
lag.
"Oppas I" riep Aardeman. Controleur
Van Roon, zijn baas, moest dadelijk
geroepen worden.
Toen Aardeman de vluchteling goed
bekeek - hij moest zich opzij buigen
om hem onder de tafel te bekijken -
bemerkte hij dat de man onder het
bloed zat. Zijn baadje was gescheurd
en bebloed, zijn handen zagen vuil-
rood, zijn broek, de zwarte katok van
een loonslaaf, zat onder geronnen
bloed en plakte aan zijn magere bruine
benen. Zo te zien was het een Javaan,
die moeilijk adem halend zat te be
komen van grote angst en het harde
rennen. Een koelie van de onderne
ming
Dat was wel even schrikkenHad
de Javaan een mes bij zich? Op het
eerste gezicht leek hij niet gewond te
zijn. Bovendien, als hij dermate bloed
de door een wond, opgelopen in een
gevecht of zo, had hij die afstand van
10 kilometer van de onderneming naar
beneden onmogelijk kunnen afleggen
met die grote snelheid. Hij leek wel
een estafetteloper I De Javaan had
een enigszins grof gezicht met een
brede neus en hoge jukbeenderen.
Een vuile lap was om zijn verwarde
haardos gebonden. Met zijn ogen wijd
open van de doorstane schrik, keek
hij naar Aardeman, die zich een mo
ment geen raad wist met deze eigen
aardige situatie. Hij kon alleen maar
vragen: "Vertel, wat is er gebeurd?"
Intussen waren de joelende, gillende
mensen naderbij gekomen en troepten
samen in de tuin voor het kantoor.
Aardeman onderscheidde nu duidelijk
de stokken, messen en bamboe spie
zen, waarmee zij gewapend waren. De
groep stond gesticulerend en schreeu
wend om wraak te roepen. Het was
een kabaal van jewelste I Zij hadden
de achtervolgde hardloper wel het
kantoor binnen zien stormen, maar
konden de man niet zien, die zich
schuil hield bij Aardeman onder de
tafel. Het geschreeuw was duidelijk te
verstaan en loog er niet om:
"Sla hem kapot I - moordenaar I -
moordenaar! - sla hem dood!"
Was deze man werkelijk een moorde
naar of had hij op het punt gestaan
vermoord te worden? Het was geen
grap om met een moordenaar onder
je tafel te zitten. Wat een situatie I
Maar was de hardloper wel een moor
denaar? Aardeman wuifde geruststel
lend tot de nog altijd zwaar hijgende
6