Bezoek aan Amahei
In Moesson van 1 september 1981 publiceerden wij op pag. 12 "Een reis naar de Molukken nu met een herinne
ring aan toen". De heer C. W. W. Crone had in 1980 een reis gemaakt langs de plaatsen, waar hij 37 jaar geleden
als krijgsgevangene was geweest. De Molukken bleven hem boeien en in september 1981 bracht hij er opnieuw
een bezoek. Niet alleen voor de "1000 van Amahei" (auteur R. Korteweg) is dit reisverslag bestemd, doch wij
geloven dat vele lezers Crone ook op deze tocht gaarne zullen volgen.
REDACTIE
Om 5.30 uur op maandagmorgen 28
september 1981 kwam Sandy de Lima,
van "Sumber Budi Tour Travel" mij
met het busje bij het hotel Mutiara af
halen voor de rit van Ambon-Kota, via
Passo naar het aan de noord-oostkust
van het eiland Ambon gelegen haventje
Telehu, voor de oversteek naar Amahei
aan de zuidkust van Ceram.
Twee snelle motorboten lagen in Te
lehu al vaarklaar aan de steiger af
gemeerd, de "Morotai Star" en de
"Los Angelos." Ik prikte de laatste,
omdat deze mij minder vol toescheen.
Het was voor mij wel een opluchting,
dat ik de boot nu via een stevige
steiger kon bereiken en ik niet zoals
een jaar tevoren, met blote kaki's een
eind door zee moest waden over een
"tapijt" van karang.
In de nabijheid van het aan bakboord
gelegen, onbewoonde eilandje Pombo,
werd koers gezet naar de westkust van
het eiland Haruku, waar mij opnieuw
de grote hoogte van de klapperbomen
opviel, die langs deze kust tot aan zee
toe groeien. Omstreeks een uur na
ons vertrek en na het ronden van de
noord-westkaap van Haruku kwam de
Islam-negorij Pelau in zicht, wij voeren
hier vlak langs het vliegveld, dat wij
als krijgsgevangenen mee moesten
helpen aanleggen. Ter hoogte van
Pelau staken wij over naar de prach
tige, eveneens dichtbegroeide, zuid
westkust van Ceram. Het was amu
sant in dit deel van de Ceramzee een
school ikan babi*) vóór en naast het
schip te zien zwemmen, waavan vele
exemplaren hoog uit zee opsprongen.
Na Haruku waren achtereenvolgens
aan stuurboord te zien het wat grotere
eiland Saparua en het ten zuid-oosten
hiervan gelegen eilandje Nusa Laut,
het laatste en tevens kleinste eiland
van de Oeliasser groep.
Het was omstreeks 11.00 uur dat wij
op de hoogte van Tg. Latu de wijde
Elpa Putihbaai invoeren, waarvan de
zuid-oostkust wordt gevormd door de
Koala-landtong met de negorij Amahei.
Het oostelijk deel van de E.P.-baai is
"de duizend van Amahei" zo wel
bekende baai van Amahei. Kort vóór
aankomst in Amahei voeren wij dicht
langs deze landtong, die ik van vroe
ger natuurlijk direct herkende.
Na een snelle vaart van hoogstens
drie uur meerden wij af aan de steiger
van Amahei, waar ik werd opgewacht
door de heren Edu Tamaela en Lambert
Lokollo. De laatste, oud KNIL-militair
en afstammeling van de omstreeks
1628 door de VOC aangestelde radja
van Amahei, Lokollo, verbleef hier toe
vallig enkele dagen voor familiebe
zoek. De volgende dag zou ik met
hem naar Ambon terugkeren, waar
hij werkzaam is.
In het restaurant van Bob Tamaela,
een omgebouwde loods op de steiger,
dronken wjj een glas hete koffie. De
vaste bezoekers drinken hun koffie
liever uit een glas, omdat daarin meer
gaat dan in een kopje.
Dit strategisch erg gunstig gelegen
havenrestaurant - aan deze steiger
komen en vertrekken dagelijks vele
boten - heeft veel sfeer, met vele
aardige zitjes en een ruim voorziene
bar.
Bob Tamaela, die vele jaren in Neder
land heeft gewoond en deze taal
vloeiend spreekt, is in 1968 naar In
donesië teruggekeerd, waarna hij zich
omstreeks 1970 blijvend heeft geves
tigd in zijn eigen negorij aan Ceram's
zuidkust.
Vervolgens liepen wij naar de woning
van Edu Tamaela waar ik de nacht zou
doorbrengen. Op weg daarheen kwa
men wij langs ons voormalig kamp.
Geheel nieuw voor mij was van beide
heren te horen, dat het Julianakamp
destijds niet is gebouwd op de aloon-
aloon van Amahei, maar op die van
de aangrenzende, ten oosten van
Amahei gelegen negorij "Soahuku".
Die nacht verbleef ik dus niet in
Amahei, maar in Soakuhu. Naar het
oosten gaande lag het Julianakamp
rechts van de hoofdstraat van Soahuku.
Niets herinnert echter meer aan ons
kamp. Het is weer geheel en al aloon-
aloon. Tamaela kon mij echter nog
precies de plaatsen wijzen, waar des
tijds de barakken, het hospitaal, de
keuken, het kampkantoor e.d. hebben
gestaan. Tegenover het kamp, direct
aan de hoofdstraat, staat nu een
nieuwe Protestantse kerk. De ons be
kende kerk, die toen als kazerne voor
de Jappen dienstdeed, was spoedig na
ons vertrek van het eiland plat-ge-
bombardeerd. Aan het eind van de
aloon-aloon, in een zijstraatje links van
de hoofdstraat, wees Edu Tamaela de
plaats waar de school heeft gestaan,
waarin destijds de voorraden werden
opgeslagen.
Edu Tamaela (71 jr.), vóór de oorlog
administratief werkzaam bij het Nederl.
Ind. Gouv., herinnert zich ons verblijf
op Ceram nog als de dag van gisteren.
Door de Jap werd hij aangesteld als
cipier van de inheemse gevangenen,
die volgens zijn zeggen, nog slechter
werden behandeld dan de krijgsge
vangenen; het voedsel dat wij lieten
staan zou naar de gevangenis zijn
gegaan. Ik heb toen wel mijn wenk
brauwen vragend opgetrokken, omdat
ik mij niet kon voorstellen dat wij
zelfs maar één korreltje rijst in ons
KNIL-etensblikje hebben achtergela
ten. Het zullen daarom wel de etens
resten van de Jap zijn geweest.
Tamaela behoorde tot het gilde van
dappere en loyale Ambonnezen die
ons, ondanks het daaraan verbonden
gevaar voor eigen leven hebben ge
holpen en bijgestaan. Bij het over de
pagger gooien van etenswaren is hij
dan ook door de Jap gesnapt en flink
toegetakeld: van een toen opgelopen
kaakblessuur ondervindt hij nu nog
hinder. Een eindje voorbij de aloon-
aloon, eveneens aan de hoofdstraat,
bereikten wij vervolgens de gastvrije
woning van de heer Tamaela, waar
ik door zijn beide dochters hartelijk
werd verwelkomd.
Na het eten en een rustpauze van en
kele uren, kwam het beoogde doel van
mijn bezoek aan Amahei aan bod,
het verkennen van de Koala landtong
van het begin van de destijds door
ons aangelegde ca. 3 km lange lan
dingsbaan af tot aan de uiterste punt
van de landtong toe. Op weg daar
heen had ik gelegenheid mij bij de
kazerne van de plaatselijke politie
te melden. Dit is vereist bij een ver
blijf ter plaatse langer dan 12 uur.
Daar de kazerne aan de oostelijke
rand van Soahuku ligt, ongeveer ter
hoogte van het aan de Bandazee ge-
Cehtqaal majuku
A
B
Marokv
S&parua
E /Vtsftz /at/f
P B/aa Pl///A} /raai
Aast v-Asna/ies'
3 Ao/a A/niort
■4 Pe/ats
Aoa/a Zasx/Zong
<5 AmaAe/'/SQaAcs/rv
PfasoAt
KOAIA LANDTONG- KAMP- STARTBAAN
jEJra Put/A J>aat -»
a O "VJ t—WU /WA7aTr,
3 Sas Al uku r Po/i/ifr Hazéme
4 Ate>on-*/oon{= PrasoBi <**-
oor/ag gp&ot/H'O'J
8