Indische jeugdjaren tl)
Door mevrouw V. Knijff-Dermoüt
In het beqin van deze eeuw ben ik geboren, ergens op het uiterste Pintje van
Gang Schmalz in Oud Tjandi bij Semarang. Het huis lag op een soort landtong
aan drie kanten ingesloten door diepe ravijnen. De weg eindigde ook aan het
einde van onze tuin en op het uiterste puntje lag aan grote kei, waarop mgn
ouders vaak zaten uit te kijken, omdat men er zo'n prachtig uitzicht had over de
hele rede van Semarang. Mijn ouders woonden daar vlak na hun huwelijk, maar
voordat ik hiermee verder ga, is het misschien aardig om te vertellen, hoe in
die tijd soms Indische families ontstonden. Het waren vaak rebellen, opstandigen,
avonturiers, voor wie Europa of Nederland te eng geworden was, maar ook
echte pioniers met moed en doorzettingsvermogen. Zo stamde mijn vader uit een
geslacht van Hugenoten, uit Frankrijk gevlucht, door rebellie tegen het heersen
de geloof, en die hun principes vast hielden door van geslacht op geslacht
predikanten voort te brengen. Ze behielden ook hun vrijheidszin, want zo wordt
van een van mijn dominée-voorouders verteld, dat hij bij aankomst van de latere
Koning Willem I te Scheveningen, zo hard uit zijn huis was weggehold, om deze
te begroeten, dat hij daarbij één van zijn muilen verloor. Of het nu hierdoor was,
of om het feit dat hij als vurig Oranjeklant bekend stond, maar hij werd later
tot hofpredikant benoemd. Daarvan weer een afstammeling, mijn grootvader, ook
dominéé, stichtte de eerste badkapel te Scheveningen, in 1874 had hij een druk
kerij, waar volgens zijn zeggen de eerste tramkaartjes van Den Haag gedrukt
werden, en hij deed ook de eerste bierbrouwerij in Batavia ontstaan.
Hoewel Grootpa, die zelf in Nederland
bleef, er al twee van zijn zonen heen-
gestuurd had, ging de brouwerij toch
op de fles. Het werd later een rozen
tuin op Kebon Sirih. Die twee zonen
waren Jacob Dermoüt, die eerst met
z'n vader de dominéé, voor Mr. in de
Rechten gestudeerd had en na de titel
behaald te hebben naar Indië vertrok,
waar hij als schrijver min of meer be
kendheid kreeg O Matsu en Singkep
tin), en Otto die na de mislukking van
de fabriek in Deli in de tabak terecht
kwam. Hij werd later door contract
koelies "getjientjangd" (met spaden
vermoord). Mijn vader zag de daders
in Batavia terechtstellen, toen nog een
openbaar gebeuren. Mijn vader was
ook zo'n rebel, die in Holland van de
ene school of kostschool na de ande
re door zijn opstandig gedrag, was
weggejaagd. De laatste maal omdat hij
geen zuring met krenten wilde eten,
waarvoor hij op een zolderkamertje
Voor het huis, gang Schmalz rechtsboven op de top van de eerste heuvel, met mijn vader
en links mijn moeder, tante Christien v. Wedel (zuster van mijn vader) en haar dochter
Hanni. Boven op de hele voorgalerij had mijn vader een platvorm laten maken, met bal
ustrade er voor, van waar je een prachtig uitzicht had. De tuinmuur stond er na meer dan
30 jaren nog. Het huis en de tuin waren een zandvlakte geworden, waarop een klein op
trekje van militairen.
werd opgesloten en door het dakraam
ontsnapte. Ook hij werd door Opa de
dominéé en wel als 12-jarige jongen
alleen, op een zeilschip nog, naar In
dië gestuurd. Wel onder de hoede van
zijn zwager de Duitse scheepsarts von
Wedel. Hij heeft toen zijn hele carrière
zelf moeten maken en dat is hem ook
gelukt.
Mijn moeders vader (Winterberg)
was een eenvoudige hoofdonder
wijzer, maar ook in hem zat blijkbaar
dat zelfde pioniersbloed. Want op ze
kere dag ging hij met z'n vrouw en
zoontje, een baby van enkele maan
den, scheep, ook nog op een zeilschip,
met bestemming Indië. Maar in de
buurt van Texel leed men schipbreuk,
waarbij hun zoontje omkwam. Dat
weerhield deze mensen echter niet om
na enige tijd hun plan te herhalen en
ditmaal te volvoeren. In Indië kregen
zij nog 5 dochters, maar mijn moeder
was 12 en 't jongste zusje Martha 4
jaar, toen Oma stierf. Daar Opa een
man was van ouderwetse opvattingen,
heeft hij nooit willen hertrouwen en
moesten zijn dochters maar zich zelf
en elkaar opvoeden.
Opa was ook een onderwijzer van de
oude stempel, bijv. strenger voor zijn
eigen kinderen op school dan voor zijn
leerlingen. De meisjes mochten wel bij
een klontong aan de deur goedkope
katoentjes kopen (8 of 10 ct. per el),
maar ze moesten zelf zien hoe ze daar
japonnen van maakten. Mij heeft hij
nog leren lezen en schrijven, uit lees
boekjes die hij zelf in drukletters
maakte. Het gevolg van zijn opvoeding
was, dat zijn dochters zeer handig
werden. Na de dood van mijn vader
werd mijn moeder weer onderwijzeres
in Bandoeng, waar ze 's middags gra
tis les gaf in handwerken, bij haar in
't hotel.
Ze had er zelf nooit wat aan gedaan,
maar leerde "eventjes" van een ken
nis haken. Dan kocht ze grote cellu-
loidpoppen en leerde de kinderen hier
voor allerlei kleertjes te haken. De jon
gens stimuleerde ze weer in het teke
nen, waar vooral Indonesische kinde
ren vaak een buitengewone aanleg
voor hebben. Hun handschrift is ook
meestal beter dan dat van Europese
leerlingen. En soms hield ze op school
tentoonstellingen van al dat werk.
Ik zou nog veel kunnen vertellen over
Opa en mijn moeder, mensen uit de
oude tijd, met die enorme plichtsbe
trachting, die bijv. ook nooit zouden
verzuimen, als ze niet doodziek waren.
Mijn moeder ging eens naar school
met een lelijke infectie aan een been
waar ze ook niet op staan kon. Maar
dan hipte ze met dat been op een stoel
voor de klas heen en weer, als het
nodig was. In de latere jaren kreeg ze
een paar malen haar ontslag vanwege
haar hoge leeftijd, maar dan ging ze
weer naar het Departement in Batavia,
om te "smoezen", zeiden we altijd. En
het gevolg was, dat het ontslag weer
werd ingetrokken en ze tot aan de
10