DOE HET NIET! HERINNERINGEN VAN EEN REISLEIDSTER (VI) door Hélène Weski "INGET MATI" "AD PATRES" Fa. Johs. Ouwejan Zn. (Vervolg: "Indische jeugdjaren") "Mijn lief Batavia, waar ben je gebleven?" Boven de stad hing een bruingrijze walm van fabrieksrook en uitlaatgassen. Prestigieuze gebouwenkolossen van hotels, handelsondernemingen en banken domineerden het centrum, terwijl de zes miljoen inwoners zich allen tegelijk op straat schenen te bevinden in chaotische wanorde. "Neen meneer Oud, die klacht is niet gerechtvaardigd", zei van der Hoop, "een hoofdstad moét van internationale allure zijn, wil een land überhaupt meetellen. Een hoofdstad kan niet for sentimental reasons simpel en dorps gehouden worden." "Fantastisch wat deze lieden gepresteerd hebben!" kraaide Krul op gewonden, "uitgezogen tot op het bot, met nauwelijks enige scholing, dat hiel den de Nederlandse uitbuiters immers tegen "Man waar haal je de onzin vandaan barstte Moso los. Gelukkig draaide de bus de oprit van hotel Indonesia in en iedereen was even stil van dat indrukwekkende onderkomen, gonzend van muziek, licht en leven in de vroege avond. voor de tentwagen en mijn ploengko, de gevlekte ponny die ik op mijn 4de jaar kreeg. Natuurlijk had je in die stal len de traditionele "monjet" aan een ketting, om de paarden bezig te hou den en die soms, op zondag, van mijn ouders een restantje bier in een fles kreeg en daarna de gekste capriolen maakte. In de koestal kwam Mary, de koe van mijn moeder. Die had ze op een keer, toen ze onder aan de Tjandi- heuvel in de bendy zat te wachten tot het paard uitgerust zou zijn, langs zien voeren naar een lélang. En het dier had zo haar belangstelling getrok ken, dat ze na alles er over geïnfor meerd te hebben niet rustte, voordat mijn vader de volgende dag op de vendutie de koe gekocht had. Mary bleek een hele lieve en goede koe, die voor ons gezin en verschillende kennissen uit de buurt flink wat melk leverde en ons ook enkele malen na op bezoek te zijn geweest bij een stier, van de achter ons huis gelegen mel- kerij van Schnetlage, met een koekalf verraste. Dwars door de tuin van de inrit opzij van het huis tot helemaal achter, liep een lange tjemaralaan. Aan die bomen werden de paarden voor hun maal tijden vastgebonden, omdat mijn moe der wou controleren of ze wel werke lijk de verstrekte gaba kregen. Aan de andere kant van deze laan had mijn vader een soort stenen boroboedoer laten maken met gaten er in, waar beneden de konijnen en de marmotten en boven de perkoetoets en tekoe- koers huisden. Het geheel was om geven door een enorme volière. We hadden allerlei dieren, zelfs een Mara- boe. Maar die werd later weer wegge daan, omdat het dier het altijd op mij voorzien had, evenals de kaka's, die in de overloop met kettingen aan han gers bevestigd zaten, maar telkens los braken, mij dan achterna zetten en waar ik doodsbang voor was. Voor de paarden was ik helemaal niet bang en die hadden ook altijd mijn grote be langstelling. (wordt vervolgd) We legden mevrouw Offer op een bank en ik haastte mij naar de balie om de hotel-arts te laten oproepen. Geen tijd om op het koffer-uitladen te letten nu, (anders mijn taak), de bell boys moesten de koffers maar tellen. Ik deelde snel de kamersleutels uit: "Ontbijt vanaf zeven uur, we vertrek ken om 9 uur voor de stadstoer. De koffers worden op uw kamers ge bracht. Wel te rusten." De dokter stuurde mevrouw Offer na onderzoek onmiddellijk door naar het ziekenhuis. Ik ging mee. Afdeling car diologie. Toen ik haar terugzag, lag ze op Intensive Care, gekoppeld aan toe stellen, monitors, infusen. Ze zag er zo ongelukkig uit in haar mallotige baby doll, met die scheve toren van Pisa een halve meter boven haar kussen uitstekend. Ik trachtte haar moed in te spreken. De Chinese cardioloog nam me ernstig apart. "Nog net geen in farct, maar die kan elk ogenblik plaats hebben. De patiënte mag absoluut niet verder reizen, ze blijft hier totdat U haar ophaalt voor de terugreis naar Nederland". Er was heel wat te regelen: het tele gram naar haar familie, zo geruststel lend mogelijk, ook een brief schreef in nog diezelfde avond met uitvoerig verslag en veel hoopvolle woorden. Ver na middernacht plofte ik uitgeput in bed. De telefoon snerpte mijn wat- tige bewustzijn wakker. Een stem sprak: "Ik zit nog steeds op mijn kof fer te wachten, hoe lang kan dat nog duren Goeie hemel, koffer zoek, de nacht merrie van elke reisleider. Zie je wel, ik had ze zelf moeten tellen, ik was in gebreke gebleven I "Heeft uw kamergenoot hem wel?" "Juffrouw Paff ligt al uren te snurken." "Ik ga naar de balie". Ik wierp me in de kleren, zoefde vier verdiepingen omlaag. De bell-boys wisten natuurlijk van niets, hadden alles boven ge bracht. "Hoeveel koffers hebben jullie geteld?" Negentien. "Sukkels! Het moesten er twintig zijn, ik heb toch gezegd: twintig I" Intussen was ook mevrouw Rook ko men afzakken (stevig uit de kluiten gewassen vrouw met betonnen benen en boomdikke armen, die ongetwijfeld Anton Gesink zó konden vloeren). Ze wierp zich gierend van het huilen aan mijn schriele borst: "Al m'n kleren weg! Nieuw gekocht! En heus geen vodden I" "Stil nou maar", suste ik, "de boel is toch verzekerd? Die koffer komt heus wel weer boven water, misschien staat hij hier ergens nog." (En misschien is- ie op het vliegveld achtergebleven, doorgevlogen naar God-weet-waar, of gewoon gestolen, bij het uitladen van de bus of zelfs hier in het hotel Ik belde alle leden van de groep uit hun slaap die woedend en scheldend gingen checken of ze geen extra kof fer in de kamer hadden. Vergeefs. Na ieder negatief bericht begon mevrouw Rook weer te loeien met lange uitha len: "Alles nieuw I En echt geen vod den I" "We moeten wachten tot morgen" be sloot ik tenslotte somber. Grauw van vermoeidheid stegen we samen op naar hogere sferen. De volgende morgen voor dag en dauw op: ziekenhuis bellen, de pa tiënte had een rustige nacht gehad en of ik 's middags kwam om het finan ciële gedeelte te regelen. Busstation bellen, touroperator bellen, vliegveld bellen. Niemand had een koffer gezien, maar iedereen zou zoeken. Mevrouw Rook verscheen met rood- omrande ogen en in een bloesje van Begrafenis-en Crematie-Onderneming Opgericht 1924 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED Kantoren: Fred. Hendriklaan 7 Den Haag, Tel. 070 - 55 64 27 (3 lijnen) 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 12