BIJ DE VOORPLAAT DONKERE DRADEN TUSSEN HET ZILVER Over de temparatuur van de plaats waar je geboren bent, niets dan goeds. Ik geloof dat iemand die in de buurt van de Sahel ter wereld komt, de warmte daar beter kan ver dragen dan die van Surabaya. Iemand uit Semarang klaagt wel over de hitte van Jakarta en nooit over de broeierige atmosfeer van zijn eigen stad. Zo vind ik Malang "lekker" en Bandung koud, Surabaya gewoon warm, Jakarta snik heet (hoewel niet ondragelijk) Semarang wisselvallig pret tig en onprettig warm. En van Yogya word ik ziek. De warmte heeft voor mij de onbehaaglijkheid van een nat- geworden winterjas die je in hartje zomer aantrekt. Op dit moment, goede lezers springen de Djogjanezen (ik schrijf nu de oude, uw spelling) onder U als één man op om te protesteren tegen deze aantijging. Even wachten, het is "voor mij als niet Djogja-geborene is het klimaat ongeniet baar", het ligt dus aan mij, niet aan Yogya. Hoe dan ook, de vorstelijke stad zag ik een paar jaar geleden voor het eerst. Misschien waren die 4 dagen tekort, maar ik voelde me zo belabberd dat de sjeu er uit was. Trouwens aan Yogya zelf is behalve de Kraton niet veel te zien, daarbuiten wel. En wat is daarbuiten? Kotagedeh, Moentilan, Kaliurang. Nu niet boos worden, maar zo ben je de stad uit of een heel andere sfeer, een heel ander klimaat omhult je, de broeierigheid is weg, de geur van bomen en bergen, het land komt ervoor in de plaats. Rogier die veel tijd in Yogya doorbrengt omdat zijn schoon ouders er wonen, heeft het er nooit over gehad, maar ik geloof dat hij als anak-Jakarta toch wel het verschil voelt. Omdat ik een bestelling voor zilverwerk had moest ik wel naar Kotagedeh, de stad van het zilverwerk. Oude huizen, smalle straatjes met nauwelijks asfalt, veel wit van blinde muren en op gezette afstand de borden dat de grootste zilversmederijen Sri Moelyo en Tom's Silver in de buurt zijn. Toch moet je er de weg wel weten, anders rijd je er zo voorbij. Veel winkeltjes met zilverwerk, kleinere werk plaatsjes die wat bijsmeden tot grotere glorie van de twee eerder genoemde bedrijven. Nou weet ik waar ik diezelfde sfeer, die warmte ook tegen ben gekomen: Telaquepaque, Mexico. Ook een "zilverstadje" zal ik maar zeggen. Zilver en touristen. Hoe meer zilver, hoe meer touristen, hoe meer touristen, hoe meer zilver. Ook Minister van Agt is er geweest. Hij liet zich echter niet fotograferen tussen de fonkelende zilveren schalen van Sri Moelyo maar naast deze gigantische pisangtros. "De enige keer dat de Minister naast duizend koninginnen kwam te staan", schreef de heer Arends die deze foto maakte, "want de naam van de pisangsoort is Ratu Sewu (duizend koninginnen) U moet geluk hebben om deze tros in bloei te zien, een wonderlijk gezicht. De pisangs zijn eetbaar, maar de groot ste zijn niet groter dan een mannenpink, men moet het dus wel hebben van de kwantiteit. Ik heb gehoord dat er wel 3000 pisangs aan zo'n "toendoen" zitten In Oost-Java had je Pisang Sribu en Pisang Mas, of dat dezelfde soort is? Erg fijn en zoet van smaak, maar de schillen kreeg je er moeilijk af Yogya en omgeving ademen een sfeer van oud en nieuw. Oud zijn de historie, de sultan, de kraton, de gamelan, de Borobudur, de hele Javaanse cultuur, nergens op Java meer levend en tastbaar gemaakt dan hier. Betast en ge kocht door touristen, dus nieuw. De Gadjah Mada Univer siteit, symbool voor het progressieve Indonesië. Het is daar allemaal door elkaar en naast elkaar. Misschien heb ik het daar zo warm van. Dan kijk ik toch maar - niet juist natuurlijk - met vertede ring naar dat donkere plaatje dat Rogier maakte, ergens op weg naar Kotagedeh. Rust roest, oudheid vergaat. Oude andongs op het heetst van de dag, korte, zwarte scha duwen. Verdrietige huizen met voor altijd bewaarde ge heimen. Een monument, een gedenkplaat. Het glanzende zilver van Tom en Sri Moelyo lijkt zo ver weg L.D. 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 2