Op 28 juni werd de pangéran Adipati Anom, de Kroonprins, officieel en met grote plechtigheid tot Sultan uitge roepen, Amengkoeboewana III, doch hij overleed reeds op 3 november 1814; aan hem was helaas niet veel verloren. De dag daarna, 's namiddags te 5 ure werd pangéran Nata-Koesoema ver heven tot kangdjeng pangéran Adipati Pakoe-alaman Soedibja. Daarop ver trok Raffles naar Solo, waar hij nog een varkentje had te wassen. Men had n.l. in de Djokjase Kraton schriftelijke aanwijzingen gevonden van een gehei me verstandhouding tussen de Soe- soehoenan en de Sultan. Zijne keizer lijke hoogheid bekende echter schuld en vroeg om vergiffenis. Deze werd hem geschonken, ofschoon tegen eni ge nieuwe concessies. De luitenant-gouverneur Raffles was zéér voldaan over zijn optreden in de Vorstenlanden. Kort na 1 juli 1812 schreef hij aan zijn Chef, lord Minto in Calcutta een triomfantelijke brief, waarin de zinsnede voorkwam "The European power is for the first time paramount in Java". (Het Europese ge zag is voor de eerste tijd oppermachtig in Java). Een schromelijke vergissing, gezien hetgeen er dertien jaren later in het Djokjase stond te gebeuren. Met groot geweld en veel bloedstor ting was inderdaad het Britse gezag tijdelijk oppermachtig geworden in het sultanaat Djokjakarta, doch op een gans andere wijze, dan waarop dit tot dusverre meestal door Raffles' zo ge smade voorgangers, de Nederlanders der V.O.C. placht te geschieden, n.l. door minnelijk en vreedzaam overleg. In 1812 was weliswaar de Kraton niet geheel geplunderd of verbrand, doch wel zwaar door het bombardement ge teisterd. De heilige Sitinggil (Hoge Grond) was ontwijd, de rijksschat ge heel in beslag genomen, grote slach tingen aangericht, ook onder weer loze vluchtelingen. De Sultan zelf was niet slechts afgezet, doch zelfs in een cachot opgesloten, om daarna ver bui ten Java verbannen te worden. Van dit alles was de latere prins Dipa- Negara ooggetuige geweest en deze indrukken zullen in 1825 zeker niet vervaagd zijn. Integendeel In de Ba- bad Dipa-Negara, geschreven tijdens zijn verbanning in Menado, die men als zijn gedenkschrift kan beschouwen, verhaalde de grote opstandige, dat hem in 1809 de godin van de Zuidzee, de Ratoe Kidoel was verschenen, die hem voorzegd had, dat over drie jaar Allah met de verwoesting van Java een begin zou maken. Ofschoon de tekst hier niet volkomen duidelijk is, zou Dipa-Negara een mid del voor deze vernieling zijn. Omstreeks 1822 zou hij een visioen van de Ratoe Adil, de Javaanse Mes sias, gehad hebben, die hem aan spoorde, zijn soldaten in de heilige oorlog aan te voeren, op grond van de Koran. Ook hierbij zou natuurlijk heel wat vernield worden en hij, pangéran Dipa-Negara, zou daarbij een voor name rol spelen. De gebeurtenissen van 1812 en die van 1825 ziet hij dus in één verband. Door wat in 1812 ge schiedde, moet hij geprikkeld zijn, om de weg van het geweld op te gaan, vijf jaar lang. Niemand had bij de ver overing van de kraton in 1812 kunnen denken, dat hij van 1825 tot 1830 gans Midden Java in rep en roer zou bren gen. Nog minder had men durven voor spellen, dat sultan Sepoeh in de meest kritieke jaren van die bloedige strijd, ofschoon hoog bejaard (±80 jaar) nog éénmaal zou geroepen worden, om op nieuw zijn intocht in de Sultansstad te doen. Toen n.l. de Archipel aan het in 1813 bevrijde Nederland werd teruggegeven, stuurden de Britten hun onvrijwillige gast van Poeloe Pinang naar Batavia, vanwaar hij door de Nederlanders naar Ambon werd overgebracht. Daar be zocht hem de welwillende gouverneur- generaal Van der Capellen op zijn rondreis door de Archipel, die voor zijn smeekbeden om naar zijn geliefde Java te mogen terugkeren, niet ongevoelig bleef. Zo kwam hij in 1824 te Soera- baja. Twee jaar later hoopte men, dat het prestige van de bejaarde heerser er toe zou kunnen bijdragen, om de fa natieke Dipa-Negara tot rede te bren gen. Hij voer dus per stoomboot, een der eerste in Indië, van Soerabaja naar Batavia, reisde vandaar op naar Bui tenzorg, waar de Commissaris Gene raal Dubus de Gisignies hem met enige plechtigheid in zijn vroegere ambt her stelde. Aldus werd hij voor de derde maal Sultan van Djokjakarta. Helaas, pangéran Dipa-Negara trok zich van het herstel van zijn grootvader niets aan en de strijd ging onverbiddelijk door. De grijze Vorst overleed reeds op 2 januari 1828. Pas in maart 1830 keerde de rust in het Djokjase terug met de gevangenneming van de grote rebel, die nu tot nationale held is ge promoveerd. Doch in al deze ontwikkelingen heeft de bestorming van de Kraton op 20 juni 1812 een grote, doch thans enigs zins onderschatte rol gespeeld. Ik zou dit opstel willen besluiten met mijn dank te betuigen aan dr. Th. Pi- geaud, wiens belangstelling voor dit onderwerp, de verovering van de Djokjase Kraton in 1812 en zijn ge volgen, mij aanspoorde, mij er in te verdiepen en er wat over te schrijven. Niet dat hiermede het onderwerp uit geput zou zijn I Verre van dien Dr. Peter Carey uit Oxford (Magdalen College) houdt zich n.l. ernstig met dit onderwerp bezig en bestudeert, behal ve de Nederlandse en Javaanse bron nen, ook de Engelse uit de nalaten schap van Th. S. Raffles. Wij zien met belangstelling uit naar de resultaten van dit onderzoek. "WONDERLIJKE VERHALEN UIT DE INDISCHE HISTORIE" door Dr. H. J. De Graaf Met boeiende illustraties. Een naslagwerk voor nu en later f 49,50 porto f 5,25 Een Moesson uitgave. Sultan Hamengkoe Boewono VII (1877-1921) met de resident van Djokjakarta en gevolg, op een foto uit het begin van deze eeuw, geheel links de kroonprins. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 7