<Söemie
En al die kleuren van riddersporen,
vingerhoedskruid, penstemons, zonne
bloemen en veel, véél meer. Nestelen
de vogeltjes, honderden vlinders op
de budleya's. Zelfs grote libellen, ech
te tjapoongs van zes - zeven cm nooit
eerder gezien.
Ik heb 't weer druk gehad. Met plan
ten, met oogsten. Met diepvriezen van
bonen en tomaten en perziken.
Ik heb kruiden verzameld en gedroogd.
Niet alleen voor de smaakjes in de
keuken, maar ook heilzame. Munt, sa
lie, kamille, brandnetel, wijnruit (ing-
goe). En natuurlijk ook bloemen voor
droogboeketten. En voel me bevoor
recht dat ik dat allemaal kan doen op
eigen terrein. Heel wat werk is er
verzet, maar nu ben ik klaar. Ik kan
uitrusten en doe dat nu. Met een
muziekje waarin Wim Sonnevelt met
gesluierde stem het bankstel bezingt
bij Mien in het Dorp. Nana Mouskouri,
de "Roses blanches de Corfu" en dan
nog 's "aus Athen". In de rozen-bowl
staan de gele - van de kinderen heer-
Toen hij een eigen kamer kreeg en
alleen naar bed mocht, was het met
Soemie gedaan. Onlangs is hij vader
geworden van een dochter en naar
verluidt heeft hij toen onenigheid ge
had met zijn vrouw. Lex stelde voor
om haar "Soemi" te noemen. Myra
scheen hem even aangekeken te heb
ben en heeft toen haar hoofd afge
wend. Misschien maakt ze zich nu
zorgen over hem. De dochter heet nu
Mireille en ik weet zeker dat Lex haar
over een paar jaar dit sprookje ver
telt.
Heel lang geleden woonde er in een
heel groot bos een oude Oma met haar
beeldschone kleindochter, die Soe
mie heette. Soemie hield erg veel van
haar Oma. Elke dag als zij moe van
haar werk op de sawah kwam, wacht
te Oma al op haar. Soemie kreeg dan
koffie toebroek, pisang goreng en zij
werd ook gepidjit.
Toen op een dag, kwam Soemie thuis,
maar Oma lag niet zoals gewoonlijk
op haar baleh-baleh. Soemie schrok
en dacht: Hoe deze, waar is Oma, als
maar niet ziek, en zij rende het huisje
binnen. En ja, daar lag Oma, helemaal
stil op haar matje. Haar gezicht bleek,
de handen koud en praten kon ze bijna
niet meer. Soemie begon te huilen en
knielde bij haar Oma neer.
Geheimzinnige en koele hoekjes in de tuin,
waar het na gedane arbeid goed rusten
is
"Adoeh Oma, niet zo dan, wat moet
ik dan alleen in dit bos. Niet doodgaan,
Oma, beter worden hoor." (Als kind
begon Lex hier soms mee te huilen).
Oma opent haar ogen en kijkt Soemie
aan. Dan fluistert zij: "Soemie, ik kan
niet meer beter worden, al te oud.
Maar er is nog één kansje. Aan de
andere kant van het bos, onder de
grote waringin, daar groeit de mooie
bloem, kembang rampai. Als je die
plukt en je gaat sedoe met warm wa
ter, dan kan ik dat drinken en dan
word ik weer beter (hier veegde Lex
zijn tranen af). Maar soedah, het is te
gevaarlijk om zo ver te gaan en het is
al donker." Oma sloot haar ogen weer.
Soemie houdt op met huilen en besluit
de kembang te plukken.
Zij loopt en loopt, alles is al donker en
zij hoort allerlei geluiden. Monjets in
de bomen, djangkriks in de alang-
alang, en dan de kodoks (Lex kroop
hier onder de deken). En eindelijk, ein
delijk komt zij bij een heel groot meer
en aan de andere kant van dat meer
staat die oude waringin I
Adoeh, minta ampoen, dacht Soemie,
ik kan niet zwemmen en bootnja ister
niet. Hoe kom ik bij de waringin? En
zij begint weer te huilen, hoe langer
hoe harder, want ze is helemaal wan
hopig.
Plotseling voelt ze iets aan haar been
lijk te geuren. En natuurlijk zet ik ook
Beethovens zesde op, dankbaar als ik
ben voor mijn "Pastorale".
"Een huis met verhaaltjes", noemt een
vriendin het. Voor mij duizenden ver
haaltjes, herinneringen. Leuke, gezel
lige, vrolijke en - uiteraard - ook ver
drietige. Dat hoort bij 't Leven.
"Het is net een huis in de bergen",
vind een andere, "een ondernemings
huis". Hoe kan 't anders? Ik heb er
mijn hele plantersvrouwhart en -ziel
aan gegeven, geprobeerd er de sfeer
in te brengen uit de bergen. En ik ben
tevreden.
"Indië had ik lief, van Holland houd
ik", maakt een derde haar gedachten
en gevoelens subtiel kenbaar.
En ik? Houd ik van Holland
Neen, en Holland houdt ook helemaal
niet van mij. Wij verdragen elkaar.
Houden doe ik alleen van mijn plekje
dat toevallig in Holland ligt met een
huis, een Hemelhuis vol praatjes en
plaatjes. Geheimzinnige en koele
hoekjes in de tuin, waar het na gedane
arbeid goed rusten is.
en als zij kijkt, ziet ze een mooie,
grote zwarte zwaan. De zwaan, hij
kijkt haar aan en zegt: "Niet huilen
lief kind, ik weet wat je wil. Ajo, klim
maar op mijn rug, dan breng ik jou
naar de waringin." Soemie, zij is erg
verbaasd, maar toch klimt ze vlug op
de zwaan en houdt hem goed vast om
de hals. De zwaan zwom sierlijk naar
de overkant, Soemie sprong van hem
af en ging naar de witte kembang
rampai, die precies onder de boom
groeide.
Zij houdt de bloem stevig vast en gaat
weer op de zwaan zitten. Deze zwemt
weer terug en zegt tegen haar: "Ik
wist al dat je zou komen en ik heb op
je gewacht." Soemie is nu helemaal
bingoeng en vraagt: "Maar wie bent U
dan en hoe kunt U praten?"
De zwaan zegt: "Ik ben de grote
geest van dit bos en ik kan mij ver
anderen in wat ik wil. En omdat jij
altijd zo lief en goed bent voor jouw
Oma, wil ik je helpen."
Als ze weer aangekomen zijn springt
Soemie van de zwaan, dankt hem dui
zendmaal en rent terug naar het huis
je. De zwaan hij fladdert met zijn vleu
gels, maakt een gek geluid en is op
eens weer een bosgeest (hierbij keek
Lex naar mij).
Als Soemie weer bij Oma is, ziet ze
dat zij nog bleker is geworden. Soe
mie rent naar de dapoer en maakt vlug
warm water. Dan gaat ze de bloem
sedoe en geeft dit aan haar groot
moeder. Als Oma de thee langzaam
heeft opgedronken, staat zij plotseling
op en zegt: "Wadoeh, een wonder
deze, ik voel dat ik weer sterker
word." En Soemie, zij is zo blij dat ze
Oma in de armen valt en samen huilen
ze van blijdschap. En zij leefden nog
lang en gelukkig
En toen al.
RALPH
Kent U het sprookje "Soemie" nog Ik zal het dadelijk vertellen. Bij Soemie
moet ik altijd denken aan mijn broer Lex (ik kan dat wel vertellen want hij leest
Moesson toch niet). Voordat hij als kind ging slapen, moest en zou hij eerst
dat sprookje uit de mond van mijn moeder gehoord hebben. En omdat we bij
elkaar sliepen, moest ik dan even zoveel keer meeluisteren, wel duizend keer.
Soms had Ma geen tijd om te vertellen, dan was Lex ontroostbaar. Heuse tranen
rolden over zijn wangen en hij riep maar stotterend: "Mamma, Mamma, Soemie!"
Op zulke momenten had ik toch met die jongen te doen, hoewel hij toch vier
jaar ouder en een stuk groter was.
13