tot in het water en de voorpunt de
lucht in, dat snap je. Mahmoed gaf een
gil, die op het strand duidelijk te ho
ren was, dook zo snel mogelijk naar
de voorpunt van de prauw. We zagen
hem op en neer wippen, ronddraaien
naar links en rechts. En Mahmoed
maar schreeuwen: "Toeloeng, toeloeng
lekas I" (help, help, vlug).
De andere vissers renden met een eind
touw naar hun eigen prauwtjes en roei
den zo snel ze konden achter Mah
moed aan. Maar die haai wist ook van
wanten. Mahmoed werd hoe langer
hoe verder van de kust weggetrokken
en de anderen kwamen maar langzaam
dichter bij hem. Het was van de kust
af een adembenemend gezicht. Zou
Mahmoed er levend af komen? Ook de
vrouw van Mahmoed jammerde van
angst.
Maar verder en verder ging het. Het
werden stipjes. Ik liep even naar huis,
om de verrekijker te halen en nu kon
ik duidelijk zien, welke taktiek de vis
sers toepasten. Bij Poelau Tikoes, 6
km buiten de kust, haalden ze Mah
moed in. Een voor een bonden ze hun
prauw aan die van Mahmoed vast en
tenslotte was het een rij van 6 prauwen.
En toen begonnen ze uit alle macht
te roeien, op de kust aan. In het begin
schoten ze niet veel op, zo sterk was
de weerstand van de haai nog. Maar
geleidelijk werd de haai meer uitgeput
en de laatste kilometers ging het vlug
ger. Ik veronderstelde, dat de haai wel
dood zou zijn. Maar toen ze door de
branding heen waren, zag ik, dat ze
een kring vormden en de haai naar
de prauw van Mahmoed trokken.
Mahmoed was nu meteen weer de
centrale figuur. Hij trok uit alle macht
aan het touw en iedere keer kwam de
geweldige kop van het beest even
boven water. Meteen sloegen de an
deren met hun pagaai of een eind hout
op de kop van het beest; dan zakte
het weer in het water terug, om dan
meteen weer omhoog getrokken te
worden.
Het arme beest had ook toen nog zo
veel kracht, dat het met één slag van
zijn staart 'n prauw omsloeg. De vis
ser kieperde in het water, maar in
ondiep water kunnen de haaien geen
kwaad. Ze moeten zich n.l. omkeren
om hun prooi te grijpen door de stand
van de bek onder de kop. De man
kon dus weer gezond in zijn bootje
stappen.
Tenslotte was de weerstand van
de haai totaal gebroken. Mahmoed
schreeuwde iets tegen zijn vrouw en
die rende meteen het huisje in, kwam
terug met enkele tikars (gevlochten
matten) onder de arm en met behulp
van de buren werden paaltjes van een
paar meter lang in het zand geslagen.
De tikars gingen er omheen en zo ont
stond in een mum van tijd een afge
sloten ruimte. Toen werd de haai op
de kant getrokken aan het touw uit
zijn bek. Het was een monster van wel
4 meter lang. Alle vissers hielpen met
trekken tegen het strand op in de
richting van de "showroom".
Toen had ik die slimme Mahmoed pas
goed door: hij wilde aan zijn vangst
flink verdienen. Want ook de mensen
langs het strand zagen wel eens rug
vinnen van haaien, maar zo'n kanjer
in werkelijkheid ziendaar hadden
ook zij nooit de kans voor.
Toen het beest goed en wel in de
ruimte lag mocht het publiek naar bin
nenmaar tegen betaling. Mah
moed zijn vrouw stond bij de ingang
met een tafeltje voor zich, waar een
schoteltje op stond. De entree-prijs
bedroeg 1 cent. Velen gaven een dub
beltje. 't Leek wel, of het nieuwtje
vleugels gekregen had. Van alle kan
ten kwamen de mensen toelopen, ook
veel blanken. Het stond doorlopend
vol rond de haai.
Ik ging natuurlijk ook kijken. Wat 'n
kolossaal best. Mahmoed had zijn bek
wijd open getrokken en er een stok
rechtop in gezet. Je keek in een hol
van zeker een halve meter doorsnee.
De boven- en onderkaak waren gewa
pend met een aaneengesloten rij spit
se tanden, die schuin naar achter
stonden en het keelgat, waar je een
heel eind in kon kijken, was ook zeker
enkele decimeters wijd. Het touw, waar
de haken aan zaten verdween in de
keel, zo ver je kijken kon. De haai had
de stukken achterbout van de hond
dus ineens ingeslikt. De buik was door
het gewicht wijd naar buiten gezakt,
waardoor het ranke lijf log en lomp
leek. De drukte bleef aanhouden tot
het donker werd en Mahmoed moest
zijn avontuur in geuren en kleuren
vertellen aan de mensen, die het niet
zelf gezien hadden.
De volgende morgen kwamen er ook
nog velen, zelfs een paar complete
scholen, maar de tropenzon is on
barmhartig, ook voor Mahmoed en zijn
haai. Toen ik 's middags uit school
kwam en even langs Mahmoed zijn
haai fietste, rook ik van een afstand
al de stank. Mahmoed zag ik bezig de
haken uit de maag van de haai te
halen. Hij lag plat op zijn buik voor
de haai en stak zijn arm, zover hij kon
in het keelgat, maar niks daarvan.
Ik ben maar gauw weggereden; het
was niet te harden. Later vertelde hij
mij, dat hij de buik van de haai had
opengesneden en zo de haken eruit
gehaald had. De haai was weer in zee
getrokken en zijn soortgenoten zorg
den dan wel voor de opruiming.
"Mahmoed, vertel eens, wat heb je
verdiend aan de haai?"
"Ongeveer 137 gulden I Maar dat heb
ik niet helemaal zelf gehouden. Mijn
vrienden hebben meegedeeld, maar ik
heb er toch goed aan verdiend."
In september 1980, liepen mijn vrouw,
onze kinderen en ik langs het strand
in Padang.
We lieten de kinderen, die nooit meer
terug geweest waren in het mooie land,
waar zij geboren zijn, ons eerste huis
je zien en hoe de zee sindsdien grote
stukken land heeft opgeslokt. Ik ver-
"DUTA GUEST HOUSE"
INDONESIA
Prawirotaman St. 20, Yogyakarta
tel. 5219
Rustig en schoon, alle kamers
eigen douche en toilet. Kamerpr.
1982. Inbegr.: ontbijt, belasting,
bediening, avond gebak, thee.
Met fan US 14,5 per persoon;
18,25 en 20,twee pers.
Met A.c. 19,5 en 22,per
pers; 23,en 25,5 twee
pers. per dag. Lunch en dinner
(Indische gerechten) kan worden
besteld.
telde onze oudste dochter, thans 49
jaar, hoe ik met haar als kleuter op
het strand speelde en naar de vissers
keek. Aan de kant van de weg zaten
een paar oude mannen gehurkt de
vreemde blanken te bekijken. Een van
hen keek mij met een vreemde blik
aan, alsof hij iets bekends aan mij zag.
Ik vroeg aan hem: "Waarom kijk je zo
naar mij, kakah (opa)
"Heeft toean hier vroeger in dit huis
gewoond?"
"Ja, kakah, hier heb ik gewoond en
dit is het kleine meisje, met wie ik
altijd op het strand liep en speelde."
Ik vroeg ook naar de vissers en de
kampong.
"Dimakan oleh laut, toean." (Door de
zee opgegeten).
"Heb jij Mahmoed nog gekend en leeft
hij nog?"
"Mahmoed soedah meninggal doenia,
toean". (M. is al dood, meneer).
Uren kan ik daar rondlopen, en waar
ik ook kom, overal komen herinnerin
gen in je op aan de mooie jaren, de
vele kleine dingen, die je beleefde
tussen deze eenvoudige mensen.
Het was niet voor niets, dat de be
volking bang voor haaien was. Eén van
de uitstapjes, die wij met onze leer
lingen maakten, was naar Pantai Poe-
tih (wit strand). Het strand lag een
half uur lopen uit de stad. We staken
de rivier over en klommen over de
Apenberg in de richting van Emma-
haven.
Daar mochten zij spelen enpootje
baden. Nooit zwemmen I Verder dan
een halve diepte mochten ze nooit in
zee. En dat onze angst niet voor niets
was, bleek, toen in de jaren, dat ik er
werkte, een jongen van een andere
school, ondanks het verbod, toch te
ver in zee ging om een bal terug te
halen. Prompt werd hij door een haai
gegrepen en meegesleurd naar dieper
water. Dat maakte diepe indruk. Op
alle scholen werd nog eens extra ge
waarschuwd, hoe gevaarlijk haaien
zijn.
19