EEN VIJVER VOOR MARY
door Loes Stolk
"Eindelijk gerechtigheid", zei Peter Wilson. Hij keek goedkeurend de ruime zit
kamer rond en liet zich neervallen in een van de nieuwe fauteuils. Hij zuchtte
van welbehagen. "Kom hier Mary", beval hij zijn vrouw, "kom op m'n schoot
zitten". Ze kwam, met stralende ogen. "O Peter, wat een zaligheid", zei ze.
"Weg uit dat vreselijke hotel. Vanmiddag eten we wat we zelf willen, vanavond
slapen we met de air-conditioning aan; we kunnen eindelijk fatsoenlijk gasten
ontvangen. Ik kan m'n geluk niet op Ik hoop alleen dat de kokkie goed is. En
de andere bedienden I Ik zal weer helemaal moeten wennen aan een eigen huis
houden "Natuurlijk is de kokki goed", zei Peter. "Ze heeft drie jaar gewerkt
bij het hoofd van de USIS. Ze kent alle Amerikaanse kostjes". "Ze zal in elk
geval beter zijn dan de hotelkok", zei Mary vrolijk. Ze sprong van Peters schoot
en begon de kamers door te wandelen. "Er zal nog een hoop moeten gebeuren"
zei ze. "In de eerste plaats de achtertuin. Daar is nou helemaal niets aan."
"Fantasieloos", vond Peter ook. Samen keken ze naar de tuin, een mistroostig
grasveld, onverzorgd, met kale plekken. Achterin stonden wat lage struiken in
een halve kring om een stenen tuinbeeld.
"Lelijk", zei Peter, "wat stelt het eigenlijk voor?"
"Ik heb zoiets wel eens gezien op een poster voor Bali", zei Mary. "Een demon
of zo iets?" Haar ogen werden dromerig. "O, Peter, Bali, weet je nog wel? Het
was altijd onze grote wens daar heen te gaan. Toen we hoorden dat jij naar
Indonesië werd geplaatst hebben we gedacht dat we dan meteen Bali zouden
zien. En nu zijn we daar nog niet geweest I"
"We komen er heus nog wel eens", zei Peter. "Maak jij nou maar eerst van
deze wildernis een mooie tuin. Tuinieren was toch altijd een hobby van je?"
"Wacht maar af", zei Mary. "Ik beloof je dat het iets fantastisch wordt".
Ze verdiepte zich in een paar afleve
ringen van "Home and Garden". Ze
dacht niet dat het haar veel moeite zou
kosten het stukje grond achter het
huis om te toveren tot zo'n verrukke
lijke Amerikaanse patio, waar het goed
zou zijn te luieren en gasten te ont
vangen. Een mooi gedekte tafel op het
terras, uitzicht op een romantische
rotspartij, hier en daar geheimzinnig
verlicht, een vijver met een fontein
misschien, o ja, een vijver in elk geval.
Eigenlijk had Mary geen voorbeeld
meer nodig; duidelijk stond haar
droomtuin haar voor ogen.
"Peter".
"Ja?"
Peter was bezig de inhoud van een
boekenkist over te brengen op plan
ken. Hij schoot niet erg op, want hij
verdiepte zich steeds opnieuw in een
van de boeken.
"Kunnen we maandag met het graaf
werk beginnen?"
"Graafwerk?"
"Ja, voor de vijver. O Peter, ik heb zo'n
fijn idee. We krijgen de mooiste tuin
van al onze kennissen. En als de vijver
klaar is, met een rotspartij en water
lelies, dan geven we een barbecue
voor iedereen. O heerlijk I" "Goed",
zei Peter, "ik zal zien wat ik kan doen.
Maandag dan", en hij verdiepte zich
weer in een boek.
Het werd vrijdag voordat ze kwamen,
drie toekangs die meteen begonnen
naar Mary's ontwerp de omtrekken van
de vijver af te palen. Het middelpunt
van de vijver zou worden gevormd
door het stenen Bali-beeld. Er voor
bleef een smal strookje grond, waarop
stenen en planten in een schilderach
tige wanorde. Het beeld zou zo op een
vooruitgeschoven landtong midden in
het water komen staan en alleen van
achteren bereikbaar zijn.
Toen Mary haar opdracht had gegeven
ging ze naar een bridgedrive, het huis
en de werklui overlatend aan het toe
zicht van haar drie bedienden.
Toen het de toekangs duidelijk werd
dat de vrouw des huizes wel enige tijd
zou wegblijven, maakten ze onder el
kaar uit, dat het voldoende was als
twee van hen werkten en één toekeek.
De eerste gelukkige, die een uur rust
zou hebben was Amat. Blijmoedig haal
de deze een strootje voor de dag en
gaf zich in de schaduw over aan het
genot van een dagdroom.
Sidin en Kasim staken ieder aan een
kant van het beeld hun patjols in de
aarde en de vijver aanleg was begon
nen. Na ruim een uur, toen achterom
het beeld een smalle sloot was ont
staan van ongeveer 20 cm diepte,
gooide Amat zijn strootje weg, stond
op, en, zijn patjol pakkend beduidde
hij zijn maten dat hij bereid was één
van hen te vervangen. Sidin ging zit
ten en Kasim liep even weg om water
te drinken. Amat diepte met krachtige
slagen de sloot voor het beeld uit. Fris
als hij was schoot hij flink op. Half met
zijn rug naar het beeld gekeerd werkte
hij stug door. Hij tilde zijn patjol op
voor een een nieuwe slag, toen deze
hem plotseling uit de hand genomen
werd.
Iemand gaf hem er een klap mee op
zijn schouder.
Amat keek kwaad achter zich.
"Schei uit met die grapjes", zei hij
boos, maar zijn maten waren niet in
zijn nabijheid. Sidin zat in de schaduw
van een kambodjaboom en rookte
dromerig zijn strootje. Vanuit de keu
ken kwam de stem van Kasim, die een
grapje maakte met de kokki.
Amat wreef verbaasd over zijn pijnlijke
schouder. Hoe kon hij zo onhandig zijn
zichzelf zo'n klap te verkopen? Verle
gen voor zichzelf begon hij de grond
voor zijn voeten om te woelen met zijn
tenen, alvorens er opnieuw de schop
in te zetten. Met hernieuwde kracht
sloeg hij daarna de patjol in de grond.
Maar de aarde wilde de patjol niet los
laten, en hoe Amat ook trok, het leek
of deze met onzichtbare handen vast
gehouden werd. Tenslotte, na inspan
ning van al zijn krachten lukte het: het
gereedschap gaf plotseling mee; door
de onverwachte schok sloeg Amat
achterover en, liggend op de grond
voelde hij hoe wederom de patjol hem
raakte, nu op de voorkant van zijn
schouder.
"Adoeh"! schreeuwde Amat. Hij bleef
liggen, de patjol nog steeds in de
handen geklemd. Deze gaf hem op
nieuw een klap, pijnlijker dan de vo
rige. Een vreselijk vermoeden daagde
in de man. Hij wierp het werktuig weg
en krabbelde overeind. "Setan, setan",
schreeuwde hij, zich haastend van de
plek waar hij was gevallen. Zijn kame
raden staarden hem verbijsterd aan,
grepen hem beet. "Au, au", schreeuw
de Amat, "laat los die schouder Ik
ben geslagen door een setan
Bevend vertelde hij wat hem overko
men was. "Ik werk niet meer", besloot
hij z'n verhaal, "er zit hier een geest."
"Er moet een dukun komen", zei Sidin.
"Het is hier een slechte plaats", zei
Kasim.
In geuren en kleuren vertelden ze hun
verhaal aan de huisbedienden. Er werd
die morgen in Mary's huis niet veel
gewerkt; toen Mary thuis kwam van
haar bridgemiddag waren de kamers
nog maar half gedaan en toen ze in
de achtertuin zag hoe weinig de drie
werklui die ochtend hadden uitge
voerd kon ze haar boosheid moeilijk
verbergen.
"Waarom hebben jullie zo slecht ge
werkt?" vroeg ze. Haar Indonesisch
was niet al te best, maar het verstaan
ging haar nog moeilijker af dan het
spreken. Van het omstandige verhaal
dat de drie mannen haar deden be
greep ze alleen het woord 'setan'. Het
kostte haar moeite haar vrolijkheid
voor zich te houden over wat ze be
schouwde als dom bijgeloof.
"Kijk", zei ze, "ik zal jullie laten zien
dat er niets is om bang van te zijn".