Met de tandoe op vakantie
Met heel veel genoegen denk ik vaak terug aan het wijde vrije zonnige Indië,
waar wij onze jeugd hebben mogen doorbrengen. Heerlijk in hansop en op
blote voeten renden wij door ons grote huis, speelden krijgertje en konden
zelfs op een goed moment in een van de huizen van onze ouders om de stoelen
en tafels heen fietsen, hetgeen door onze ouders niet in dank werd afgenomen.
Wij woonden op Oud-Tjandi in Semarang in het eerste grote huis rechts van
Karang Panas als je vanaf de Tanapoetih-helling kwam. Het wonen daar was
heerlijk. Het was er erg heuvelachtig en niet al te warm.
De lagere school was de 1e school D. Later maakte ik de middelbare opleiding
af op de Bodjong-Muloschool, de school waar ook mijn moeder op heeft gezeten
toen het nog H.B.S. was. Mijn grootouders woonden destijds op Bodjong, het
pand dat later twee winkelpanden op het voorerf had en toko Larees werd.
Mijn grootvader was Medard Mehlbaum.
Een van onze vakantiebestemmingen
was de onderneming van Ma's zuster
bij Kendal (Welerie). Ze was getrouwd
met een planter, Abraham Bolt. Het
was een hele belevenis om je vakan
tie daar door te brengen, zo in en met
de natuur in het hoge bergland met
de prachtige panorama's.
Het was een kapok- en cacao-onder-
neming en mijn oom had de fabriek en
zijn administrateurswoning zelf ge
bouwd van stenen die gemaakt wer
den van de klei uit de kali, die diep
beneden in het ravijn stroomde.
De weg naar de onderneming was niet
per auto te bereiken en het was een
hele belevenis om er te komen. Van
uit Semarang vertrokken we met de
auto en konden slechts via een smalle
weg komen tot aan de in de diepte
gelegen open plek van waar werd
overgestoken. Voorwaarde voor de
oversteek was, dat het eb moest zijn
in de kali. Dit kon worden bepaald
aan de hand van de breedte van de
watervallen die heel ver in de bergen
nog net onderweg waarneembaar wa
ren, en na een sein van bevestiging,
die mijn tante aan de gastheer, die
ons aan de rivier opwachtte, had mee
gegeven. Als de watervallen breed
waren of werden, dan kon je ervan op
aan dat er binnen het uur bandjir in de
kali was. Dan kolkte het water de
rivier door en dan kon je je niet voor
stellen dat de gezwollen kali dezelfde
was als die waar je met man en paard
doorheen kon lopen.
Als wij bij de kali waren aangekomen,
stond daar meestal mijn neef of een
andere bekende van mijn oom met een
groep Indonesiërs en een stel paarden.
Ook de tandoe voor moeder stond
daar, een draagstoel die werd gedra
gen door vier man. Uit de auto werden
de koffers naar de oever van de rivier
gedragen. Daar werd de "expeditie"
samengesteld en kon de overtocht be
ginnen.
Ma ging met de kleine handtas of kof
fer en bagage naast haar in de draag
stoel als eerste, daarachter een ieder
van ons, uitgerust met bergschoenen
en wandelstokken, al naar gelang ons
gewicht, op de diverse grote en kleine
paarden. Vervolgens onze gastheer te
paard en dan nog de mensen met on
ze echte bagage. Er was een speciale
geul in de kali waar men gewend was
deze over te steken. De mannen gin
gen op het diepste punt tot hun borst
in het water. Aan de overkant van de
oever van de rivier, die nog een hele
bedding van stenen had, werd de ex
peditie weer anders samengesteld.
Ma bleef in de tandoe en de paarden
Bij het ter perse gaan van deze pagina,
kregen wij het bericht dat Mevrouw
Knaven (hier in de draagstoel), moeder
van de schrijfster, overleden was. Een
zonnige herinnering aan haar leven is
hierbij bewaard gebleven.
gingen terug. De weg verder moest te
voet worden afgelegd. De bagage
werd door de Indonesiërs vooruit ge
dragen, aangezien de mannen vlugger
liepen dan wij. Tante ving ze dan op
en hun komst was tevens het bewijs
dat wij in aantocht waren. Als mijn
neef of een van de neven kwam was
het helemaal niet vreemd als hij in
pyama verscheen.
Voordat de onderneming werd bereikt
moesten wij door een dicht en donker
djatibos. De bomen met hun grote
ruige blaren gaven het bos een mys
tiek aanzien. Slechts heel weinig licht
brak er doorheen. De bosgeluiden, de
grote spinnewebben, het geluid van
vogels van allerlei pluimage, en soms
ook de aanwezigheid van slangen en
glibberige modder, deden ons niet zo
vlug vooruitkomen. Bij de grens van
de onderneming ging het een stuk
beter en vorderden wij meer. Soms
werd er gerust op een grote steen, dan
konden wij ook de beeldigste vlinders
zien. Onderweg ontmoetten wij de pla-
jangan, de koerier, die dagelijks van
en naar de onderneming ging voor de
post en de inkopen die nodig waren.
We hadden voor deze trip ook altijd
proviand onderweg.
Als we na een hele tijd, ik meen toch
minstens een anderhalf uur, "boven"
kwamen, was het een enig welkom met
een inmens prachtig uitzicht op de
watervallen, de bergen aan de over
kant van een andere onderneming, de
verre woninkjes tegen de bergen van
de employé's en het weelderige groen.
Als de kapok rijpte leek het soms als
of het vallen van de vlokken sneeuw
was.
De voorzieningen van de woning van
mijn tante en oom, zoals water en licht,
waren nog primitief. Water werd aan
gevoerd door bamboebuizen vanuit
hoger gelegen gebieden, licht was nog
gas-onderdruk. Later had mijn oom
voor het licht een eigen aggregaat. De
avonden werden voorafgegaan door
de prachtigste zonsondergangen. De
nachten waren gitzwart; enkele licht
puntjes vanaf de kleine huisjes veraf,
die tegen de bergwanden leken ge
plakt.
Mijn neven gingen 's avonds wel eens
op panters jagen, daar het aan de
ondernemers zelf was opgedragen het
wild op niveau te houden en zelf uit
te dunnen. Men ging in pyama op stap,
op blote voeten.
Bij het geluid van djankriks en kikkers
werd de avond met kaarten, spelen of
gewoon praten doorgebracht onder de
empèran. 's Middags werd er siësta
gehouden. De bedienden trokken zich
ook terug in de bijgebouwen en er
heerste een serene rust.
De oversteek van de kali bij de Onderneming "N. Gebangan". In het midden in de tandoe
de moeder van Fried Knaven, in de verte links haar neef met zijn paard.
12