WEDLOOP TUSSEN DE WAARHEID EN ONWELVOEGLIJKHEID contact op te nemen met de plaatse lijke Japanse commandant. Nu werden ook de vijf nog gereed staande teams van het KI naar Suma tra gevlogen. Maar het was niet meer nodig hen heimelijk af te werpen; zij werden bij daglicht geparachuteerd, nadat de Japanners ter plaatse waren ingelicht. Allen werden behoorlijk door de Japanners ontvangen en konden meteen met hun RAPWI-werk begin nen. Hun radioverbindingen met Force 136 in'Ceylon werkten uitstekend en weldra vlogen de zware bommenwer pers over om de bestelde goederen - medicijnen, voedsel, kleding - af te werpen. Ook met de geïnterneerden zelf werd een goede samenwerking tot stand gebracht: zo trof luitenant Sisse- laar in een kamp de directie van de Deli-Spoorweg Maatschappij aan die er in korte tijd in slaagde het trein verkeer op gang te brengen voor het vervoer van de zwaar zieken uit de vijf bij Rantau Prapat gelegen interne ringskampen. Op 30 augustus 1945 kwam de Luite nant ter Zee 1e klas Brondgeest (lei der van het Kl-team, dat op 14 augus tus nabij Pankalan Brandan was ge parachuteerd) te Medan aan. Daar trof hij, tot zijn verbazing, de Britse Major Jacobs aan, die op 28 augustus was geparachuteerd boven het vliegveld Medan, waar hij was ontvangen door een Japanse delegatie. Major Jacobs had de Japanse bevelhebber van Su matra medegedeeld, dat hij de specia le afgezant was van de Supreme Allied Commander, Admiraal Mountbatten, en dat hij belast was met alle RAPWI- werk op Sumatra. Dit maakte vanzelf sprekend grote indruk op de Japan ners. Maar Brondgeest kreeg de in druk, dat Jacobs uitsluitend belast was met de evacuatie van Britse krijgsge vangenen en geïnterneerden. Zeker is, dat geen van de tien in Sumatra aan wezige Kl-teams bericht heeft ontvan gen van Force 136, dat Major Jacobs was aangekomen, laat staan, dat zij onder zijn bevel zouden zijn gesteld. Major Jacobs bracht een kort bezoek aan een aantal interneringskampen, maar verdween meestal zonder het daar werkzame Kl-team te hebben ge sproken. Zo bijvoorbeeld in Loebau- klingau, waar het Kl-team werd geleid door sergeant-majoor Hakkenberg Major Jacobs bracht er twee uur door en bewerkte bij de Japanners, dat een aantal Australische verpleegsters met vóórrang boven de Nederlandse ge- interneerden naar Palembang werd ge- evacueerd. Het duurde niet lang of de Kl-teams werden met een nieuw probleem ge confronteerd, namelijk het steeds a- gressiever optreden van de "Pemoe- da's", die door het uitblijven van een geallieerd bezettingsleger, de gelegen heid kregen zich te organiseren. Onze teams kregen aanwijzinqen in handen, dat de Pemoeda's heimelijk door de Ja panners van wapens en munitie werden voorzien, zogenaamd gestolen bij de Jappen of afkomstig uit de oude KNIL- voorraden. Aan de andere kant kwa men zich oud KNIL-militairen, Ambon- nezen en Menadonezen, aanmelden, die niets liever wilden dan weer in mili tair verband te worden opgenomen. Het lag voor de hand hen van wapens te voorzien, ter meerdere beveiliging van de interneringskampen. Welis waar waren de Japanners voorshands officieel verantwoordelijk voor de be veiliging, maar het gaf toch grotere zekerheid dit mede aan eigen militairen toe te vertrouwen. Daarom werd al spoedig aan Force 136 om een wapen dropping" gevraagd. Maar nu kwam Major Jacobs in actie, die in een tele gram Mountbatten waarschuwde dit niet toe te laten, met als reden, dat daarmee een burgeroorlog zou worden ontketend, waardoor de levens van de geïnterneerden in gevaar zouden ko men. Een zwak argument, omdat de ervaring leerde, dat de Pemoeda's wel veel moordlust maar heel weinig vechtlust vertoonden: een vastberaden aanval met een kleine militaire eenheid bleek steeds voldoende om een hele horde Pemoeda's op de vlucht te ja gen. SACSEA verbood echter wapen droppings ten behoeve van de Kl- teams in Sumatra uit te voeren. Op eens voelden deze Nederlandse mili tairen, die tijdens de oorlog steeds zo goed met de Engelsen hadden samen gewerkt, zich in de steek gelaten. Met een groots opgezette officiële presentatie van het boek "Wedloop met de Moesson" had uitgeverij We ver zeker een bedoeling. Natuurlijk in de eerste plaats om aandacht voor deze uitgave in zo breed mogelijke kring te vragen, maar ook om in een ietwat feestelijke sfeer oude Suma tra strijders met elkaar en met de auteur te confronteren. Dat het na een genoeglijke eerste ontmoeting in de foyer en een paar hartelijke toespraken, in de zaal uit zou lopen op een minder prettige confrontatie, had niemand kunnen vermoeden. Zeker niet de gastheer, de heer L. Wever, die kosten nog moeite had gespaard om van deze presentatie annex reünie iets goeds te maken. De toespraak van Prof. G. F. Jacobs (Majoor Jacobs) half in zijn eigen taal, het Zuid-Afrikaans, deels in het En gels, bleek geen aanleiding tot het losmaken van tegenspraak bij de toe hoorders. Jacobs had een boek geschreven voor "general interest", boeiend, be grijpelijk ook voor hen die van de situatie daar en toen totaal niet op de hoogte waren, zo lichtte hij dat ook toe. Zijn (destijds) assistent de heer A. Plesman, voegde daar weinig aan toe. Met de volgende spreker, vm. luitenant C. Sisselaar, viel echter de lont in het Op 12 oktober landden de drie briga des van de 26 Indian Division bij res pectievelijk Belawan/Medan, Padang en Palembang. Zij kwamen ook nooit verder dan die steden maar verschan sten zich achter prikkeldraad. Het bin nenland van Sumatra lieten zij over aan de Republikeinen. Eind november was de evacuatie van de kampen vol tooid en waren alle geïnterneerden in de drie genoemde steden onderge bracht. Daarmede was de RAPWI-taak van de Kl-teams voltooid. Zij kregen bevel van de Britse Divisie comman dant om aanstonds te vertrekken naar Singapore of Batavia. Vandaar werden zij per eerste scheepsgelegenheid naar Nederland afgevoerd. De meeste leden van het Korps Insulinde kwamen in december 1945 of januari 1946 in Nederland terug, waar zij hun familie leden na een afwezigheid van bijna 6 jaar (sedert mei 1940) terugzagen. Geen van hen heeft een onderschei ding ontvangen voor de tijdens de oorlog bewezen diensten. Zelfs geen brief van de Commandant van het Korps Insulinde, dat in december 1945 was opgeheven. Hun enige voldoening putten zij uit de gedachte, dat zij in de bittere nood van veel landgenoten in de Sumatra-kampen wat verlichting hadden kunnen brengen. Jhr. Mr. M. W. C. DE JONGE oud-officier van het Korps Insulinde kruitvat, want hij kwam meedogen loos met feiten die niet klopten, of die in het boek ontbraken, zodat de waarheid geen waarheid meer bleek. Een pijnlijke toespraak waar geen eind aan scheen te komen, want de heer Sisselaar had dan wel nooit een pen gehad die overvloeide, maar wel een hart dat zeer vol was geweest van deze bevrijdingsperiode op Sumatra. Het kon niet anders, of deze onbe heerst uitgelopen "correctie" van de heer Sisselaar vroeg om een discus sie. Die volgde dan ook na de pauze. Er werden vragen gesteld, antwoorden direkt of indirekt gecorrigeerd, kort om in andere omstandigheden zou men van een levendige en leerzame discussie kunnen spreken. Maar - op een enkele uitzondering na dan - besefte niemand dat hier een niets vermoedende auteur gekruisigd werd en een gastheer (L. Wever) door zijn eigen gasten voor schut gezet. Misschien wat cru uitgedrukt, maar als buitenstaander (ik heb niet aan de Pakanbaroe spoorweg getimmerd, ik ben nooit in een jungle gedropped om geïnterneerden te bevrijden, maar het ergst: ik heb nooit in een kamp ge zeten vond ik deze gang van zaken ongehoord. Dit hoorde in een besloten kring thuis, met een klein aantal be trokkenen, niet in een zaal vol gasten, die, opmerkelijk genoeg, op al het ge sprokene braaf applaudisseerden. Het werd - al gauw - duidelijk dat de heer Sisselaar gelijk had en Mr. Ja- (lees verder pagina 10) 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 5