Palmen en Pasirahs (VII)
DE DJIWA
door Victoria Kaulbach en Dr. J. van Waardenburg
De Gezagsdrager zeeg waardig neer. Zijn bezoek was tevens een welkome ge
legenheid voor de jongelui om met elkaar in contact te komen. Van heinde en
ver uit de omgeving waren zij samengestroomd en vulden het plein. Zij droegen
hun fraaiste kleren. De meisjes pronkten met goud om hals en enkels en ringen
met stenen aan de vingers. Zo'n dag was het feest, want de volgende ochtend
zou de grauwe werkelijkheid weer aanbreken. De dag van morgen had zijn
eigen zorgen.
Deze zogenaamde "Djiwa", of ziele-
telling, was een feest voor de gehele
bevolking. Er werden dansen uitge
voerd, gelachen en gelonkt. Vele hu
welijken zouden uit deze ontmoeting
voortkomen. Straks zouden zij elkaar
pantoens toezingen over liefde en on
trouw, over leed en tranen, over geluk
dat wellicht voor hen was weggelegd.
Voordat het feest een aanvang zou
nemen, werd Aardeman naar zijn lo-
geerruimte gebracht. In een groot huis,
dat door de bewoners was verlaten,
was speciaal voor hem een grote ka
mer ontruimd en ingericht als slaap
kamer met een echt klamboebed. Zijn
koffer stond ernaast. De gastheer ge
leidde hem naar de achterkant van het
huis. Daar bevond zich de put waar hij
zich kon verfrissen. De betonnen vloer
rondom de put was pijnlijk schoon ge
schrobd. Aardeman kon de carbol-
lucht nog ruiken. De oppas bracht hem
schone kleren. Dat was wel nodig na
een warme dag in de prauw, die toch
comfortabel genoeg was geweest. Hij
siramde zich met de gajong, dacht te
laat aan zijn malaria. Malaria-patiënten
doen er beter aan niet "s avonds te
mandiën.
Toen Aardeman de trap van het huis
afdaalde, hoorde hij in de donkerende
namiddag het geroezemoes van stem
men. De Kria leidde hem weer naar de
feesttent. De zon was bereids achter
de horizon verdwenen en de lucht
werd al grijs. Toortsen werden aange
stoken en langs de kant van het pad
op bamboestokken gestoken. Aarde
man zette zich weer op de versierde
stoel neer en toen kon het feest pas
recht beginnen.
Aan de muurkant zaten de meisjes, aan
de andere kant de jongens. Zij zongen
elkaar pantoens toe, die met gelach en
soms met gejoel werden beantwoord.
De liefde is als dauw op de
halmen,
Komt de zon dan verdwijnt zij
Wiens dochter is dat in het rode
gewaad
Ze is als een vrucht, die tot
proeven noodt
Er werd muziek gemaakt door een
klein orkest: een rebab - een stok in
een blik van Tieleman gestoken met
één snaar eroverheen gespannen, ver
wekte een geluid dat voor de verwen
de oren van Aardeman meer leek op
kattegejammer dan op muziek. De
viool fiedelde een aardig volkswijsje,
navrant begeleid door de soeling
(fluit). Met een ernstig gezicht troonde
Aardeman onder het afdak van de
loods temidden van de hoofden en
speelde zijn rol van koningsafgezant.
De soeling gooide trillers vol wee
moed de sterrenacht in. Een groep
danseressen trad tevoorschijn. In ge
waden van goudbrokaat gestoken en
met prachtig vergulde maskers voor
voerden zij een oud verhaal op van
geroofde prinsessen, die werden be
vrijd door moedige strijders. Een eeu
wenoud gegeven dat aangrijpt op de
diepste zieleroerselen en dat zelfs
voor Aardeman genotvol was om aan
te zien.
In de pauze droeg een meisje een
gedicht voor. Het luidde ongeveer zo:
Toean Kontelir, die bij ons is
gekomen.
Wij zoeken ons heil bij U, o heer,
In de schaduw en koelte van hoge
bomen
Zetten wij aan Uw voeten ons
terneer.
Speciaal voor Aardeman gecompo
neerd? Hij beklapte het langdurig. Na
tuurlijk gebeurde toen het onvermijde
lijke: het meisje van de voordracht
naderde heupwiegend. Aardeman's
hart klopte hevig, terwijl hij zijn ge
zicht Ijzig in de plooi hield. Het meisje
giechelde achter haar smalle bruine
hand. Volgens Palembangse begrippen
was zij mooi met een rond, gelijkmatig
gezicht, donker glanzende haren en
twee pientere ogen. Aardeman vond
haar iets te dik. Zij was gekleed in een
groen brokaten jak dat tot op haar
knieën reikte en een sarong van ge
ruit katoen. De schone bleef staan aan
de rand van het dansvierkant en
smoesde tegen een meisje van een
jaar of zeven. Een schat van een kind
met grote reeënogen en een klein
wiebelend knotje op het achterhoofd.
Dat schatje liep op Aardeman toe. Bij
de verhoging aangekomen, knielde zij
neer voor de blanke toean. Met ge
sloten ogen bood zij hem een zakdoek
aan van tulestof, die zij hem met beide
handjes toereikte. Een invitatie van de
bezitster om met haar een dansje te
wagen I
Dat wilde Aardeman niet. Hij vreesde
zich belachelijk te maken. Het verhaal
van zijn dans zou gretig worden door
verteld, wellicht opgesmukt met pot
sierlijke fantasieën tot op het ridicule
af I Hoe elegant Aardeman ook zou
hebben gedanst, hij zou in hun ogen
getandakt hebben als een sapi, verge
leken met de hertachtige sierlijkheid
van de Palembangse schone. Alhoe
wel - vele ambtgenoten vonden het
een groot plezier met zo'n meisje te
dansen en hij wist van enige collegae,
dat zij dit wel eens gedaan hadden.
Naast Aardeman zat het districtshoofd,
de Demang. Zijn ogen glinsterden in
het overigens strakke gelaat, bruin en
glad als van gepolijst hout. Met een
glimlach overhandigde Aardeman hem
de zakdoek, zeggende: "Wakil Demang
- hij zal mij vertegenwoordigen". Nog
voordat Aardeman was uitgesproken,
sprong de Demang al overeind en
wipte gracieus de verhoging af. Het
meisje van de zakdoek lachte breeduit.
Was het wel de bedoeling geweest
hem tot dansen te nodigen, vroeg
Aardeman zich af?
De soepele bewegingen van de beide
jonge mensen boeiden Aardeman. Het
meisje naderde de Demang, wuifde
met de zakdoek, draaide zich bevallig
om, naderde opnieuw, maar raakte de
Demang nooit aan. Zij daagde uit en
weerde af in het eeuwige spel tussen
man en vrouw. De muziek volgde het
dansende paar met felle uithalen van
de viool en hoge tonen van de soeling,
terwijl de trom het ritme opvoerde met
telkens snellere slagen. Tot het ab
rupte einde. Handgeklap I
Voor Aardeman stonden op een tafel
tje borden met snoep: mierzoet en
gemaakt van klapper, rietsuiker, tama
rinde, gember en geconfijte pala-schil-
len. Gelukkig ook wat Marie-biscuitjes
van Huntley Palmer. Aardeman koos
een droog koekje en had daarmee aan
de adat voldaan.
Pas erg laat in de avond eindigde het
feest. Toen hij terugkwam bij zijn ka
mer, zag hij bij de deur een vrouw
staan. Eén ogenblik schrok hij en ver
starde. Het was wel eens gebeurd,
dat de gast een vrouw aangeboden
kreeg. Dat was in Palembang zeker
geen gewoonte. Het volgende ogen
blik herkende hij de vrouw van de
Kria, die hem uit een grote koffer
enige versierde dekens bracht. Die
waren maanden lang opgeborgen ge
weest tussen kruidnagels, seréh en
andere geurige kruiden. Aardeman
vond het altijd een verstikkende lucht.
Maar het was in de tropen wel de ma
nier om het ongedierte te weren. Moe
van de hele dag roeien, belastingaan-
6