DOE HET NIET! HERINNERINGEN VAN EEN R(VIII) door Hélène Weski Spoorwegtraject door het landschap van Kedu. Treinreis Bandung-Yogyakarta Knarsend, met tegenzin, verlaat de trein het sluimerende station. Vijf uur in de ochtend. Nachtogen kijken somber naar voorbijschietende nachtwereld. In het oosten wazigen vage lichtvegen. De rouwfloersen van de nacht stribbelen tegen, maar het rose dringt op en wint veld. Sterren kwijnen weg, lossen op in het paarlemoeren rose. Sawah's dalen trapsgewijs af tot in onpeilbare diepten, waar de simpele woonwereld aan het oog onttrokken wordt door donzen neveldekens. De trein zwoegt voort, draait krijsend een bocht in. Zwarte vulkaan, alerte wach ter, hij en de rose hemel achter hem verdubbeld in sawahspiegels. Wereld van bovenaardse schoonheid We zaten in het voormalige rijtuig van Boeng Karno. Licht hout met gebeeld houwde panelen aan binnen- en bui tenkant. Bij elk station werd het sta tierijtuig herkend en bestormd door legertjes kinderen met boeloe-boeloes en stofdoeken, elkaar vechtend het recht betwistend de wagen te mogen oppoetsen. Mijn gedachten gingen terug naar me vrouw Offer, gekluisterd aan de ma chines die haar leven op gang moesten houden, nu zo ver van ons verwijderd. Ik had wanhopig getracht haar te bel len, maar het ziekenhuis kon haar niet lokaliseren. Toen schreef ik haar een lange brief vol wensen voor beter schap en sterkte. Mevrouw Last zat met roodbehuilde ogen naast pasja Krul, zeker ruzie ge had. De Kort had zich breedgemaakt over twee zitplaatsen en lag vredig te snurken, mevrouw Van der Stok waak te als een kloek over zijn twee aarden potten. Moso slaakte de ene verrukte kreet na de andere. Hij had een buiten deur op het balkonnetje geopend en zat, zijn benen gevaarlijk buiten de trein bengelend, te filmen. Liesjes handje op zijn schouder verschafte symbolische steun. Mevrouw Klepper hing half over hen heen, haar krakke mikkig fototoestel, waar de vellen bij- hingen, in de aanslag. "Komt niks van terecht", riep Van der Hoop, "de trein slingert te veel." Maar o, wat een prachtige foto's produceerde ze later. Die kleine oud-Indische stationnetjes! Een cementen platvorm,*brede emper, verkopers met dodol, kroepoek, djam- boe. Die overbekende namen: Maos, Kroja, KaranganjarHet kwam alle maal terug: dat stille, hete uur op de lagere school, zo tegen enen, verre kinderstemmen die opdreunden "Djok- ja, Klaten, Solo, Sragen." Naast mij zat Beppie R., dochter van een Neder lands soldaat en een Indonesische moeder, met wie ik niet mocht spelen omdat ze in de tangsi woonden en bij wie het thuis altijd zo heerlijk rook naar pisangbladeren en pedis en bran dende arang. Nergens was het zo ver rukkelijk spelen als juist bij haar in de kolong onder haar huis. In Yogya werden we ondergebracht in een schitterend hotel met luxueuze kamers en gamelan bij het diner. Maar de gevel aan onze zijde werd gerestaureerd, de hele dag kreunden en dreunden machines, gilden en dril den boren. Naar een middagslaapje konden we fluiten. En wie z'n schuld was dat allemaal? Tüürlijk, van de reisleidster. De avond voor het vertrek, toen ik ons verblijf in deze luxe-inrichting ging be talen, klopte de rekening niet, de che que die ik had meegekregen, bleek ontoereikend. We gingen rekenen: zó veel kamers, zóveel maaltijden, minus de maaltijden van mevrouw Offer, mi nus 19 idem op de avond dat we bij de Pangeran aten. Rest zoveel. Ló, kelop niet. Ajo dan, opnieuw rekenen. "Tsss, bijbetalen toh maar mevrouw, uit uw reservepot." Hoe dan? Ik krijg immers soesah met mijn reisorganisatie. Tjoba, nog eens rekenen ja? Enzovoort, en zovoort, tot diep in de nacht. Ach ja, natuurlijk kwamen we er wel uit, maar als je me nou vraagt: doe je dat reis- leiden graag, dan zeg ik: nou nee In Bandung al had ik een praatje bij de haard gehouden over Buddhisme en Hinduïsme, over Borobudur en Prambanan, over de vereniging door huwelijk van het vorstenhuis van het Buddhistische rijk van Qriwidjaja met het Hinduïstische Mataram, waardoor ook beide godsdiensten zich in Mid den- en Oostjava vreedzaam konden mengen. We bezochten eerst de Prambanan. Elegant tekende de SjiVatempel zich al van verre tegen de blauwe lucht af, als een volmaakte godenberg, als een lusthof, getooid met bloemen, ranken en juwelen, waartussen in hoogreliëf uit steen gehouwen hemelnymphen en goddelijke prinsen audiëntie verleen den. Maar de Borobudur, aaah, de Borobu dur Die te bestijgen betekent een initiatie in de kosmos en in het goddelijk ge heim en de werkelijkheid ervan. Want de Borobudur is het Buddhisme zelf, gestold in steen. De projectie van de Borobudur is een mandala (een cosmisch diagram, be staande uit cirkels en vierkanten) de vijf vierkante terrassen (een zesde is ingegraven) representeren dat wat vorm heeft, het tijdelijke; de cirkels het eeuwige. Het universum - zegt het Buddhisme - is verdeeld in drie hoofddelen: de hoogste sfeer is abstract, "vormloos", de tweede kent vormen, maar die zijn 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 8