Grondplan van de Borobudur met cirkels
en vierkanten.
anders dan in onze wereld, half be
dekt nog en alleen te vinden voor wie
zoekt. De laagste sfeer tenslotte van
deze vorm, is onze wereld. Ook de
Buddha heeft deze drie vormen: ab
stract, half zichtbaar, ("bespeurbaar''
zou ik het willen noemen) en tenslotte
zichtbaar in de wereldlijke Buddha's
(want het zijn er vele geweest I) die
op aarde geleefd hebben.
Deze visie is uitgedrukt in het bouw
werk: boven de lege stupa, waarin de
abstracte Adi-Buddha huist; dan be
gint hij zich, afdalend naar de lagere
sferen, te manifesteren, zij het bedekt
in de stupa's met gaten die staan op
de cirkelvormige terrassen. Hij is te
zien en niet te zien. Lager nog daalt hij
en verschijnt in de vorm van Dhyani-
Buddha's (in de nissen), die de vier
windrichtingen en het zenith beheer
sen, en in de Bodhisattva's (de bijna-
Buddha's, de helpers der mensen),
waarvan de reliëfs op de vierkante
terrassen getuigen. Pas op de laagste
der vierkante terrassen verschijnt de
mens Buddha-Gautama, bijgenaamd
Qakyamuni, de wijze, die geleefd heeft
in Noord-lndia en wiens geschiedenis
is afgebeeld op de reliëfs. Zoals dus
de Buddha afdaalt, zich steeds be
reikbaarder makend voor wezens die
hem zoeken, zo wordt de leerling om
hoogklimmend in iedere sfeer (op
ieder terras) verder ingewijd in de
leer. Hiervan getuigen de reliëfs. Maar
aangekomen op de cirkelvormige ter
rassen, heeft hij deze niet meer nodig,
die ontbreken hier dan ook. Boven,
bij de centrale stupa heerst volmaakte
stilte, de volmaakte uitdrukking van de
Waarheid.
Nóg een grote gedachte zit er achter
dit bouwwerk. De Indische mythologie
vertelt van het "Indrajala", een net
van de god Indra, gemaakt van kost
bare edelstenen, dat over zijn paleis
hing. In elke edelsteen weerspiegel
den zich alle andere. Het Buddhisme
gebruikt het Indrajala later als een
voorbeeld van hoe alles in de wereld
samenhangt, zodat niet een steen uit
het net gehaald kan worden, zonder
dat het in zijn geheel beschadigd
wordt. De heuvel van de Borobudur
symboliseert die wereld, bedekt met
Indra's net, waarin de tientallen dagobs
en beeldhouwwerken te beschouwen
zijn als evenzovele juwelen, verwijzend
naar de Hoogste Waarheid.
Dit had ik mijn groep verteld, zittend
onder de boom aan de voet van het
bouwwerk. Nu waren we gereed de
heuvel te bestijgen langs de Heilige
Weg, waarbij de gids zijn explicaties
kon beginnen.
Plotseling zag ik mevrouw Van der
Stok zeulen met een enorme steen.
"Wat wilt u daarmee?" "Meenemen,"
zei ze met haar lieve glimlach," een
steen van de plaats waar ik eens leef
de." "U mag geen oudheden meene
men", zei Van der Hoop streng. Ze
keek diep ongelukkig. "Ik weet zeker
dat ik vroeger met hem te maken heb
gehad," zei ze, "Hij zendt vibraties
uit." Na inspectie verklaarde de gids
dat het een gewone kei was, onbe
werkt, dus dat ze hem wel mocht mee
nemen, "maar waarvoor?"
"Dat mens is kierewiet", vond Krul,
"een rotkei meesjouwen over Java!"
"Weegt zeker vijf kilo," klaagde De
Kort, "en over mijn potten maken jul
lie zo'n heisa." Mevrouw Van der Stok
had tranen in haar lieve ogen.
"Ach, laat dat mensje toch riep de
Vuurvreter, "geef maar hier, ik draag
hem wel." Maar ik had een beter idee:
ze kon hem hier onder aan de trap
neerleggen, we zouden hem dan op
pikken op de terugweg (en misschien
vergat ze hem wel!)
De groep dromde omhoog, mevrouw
Van der Stok sjorde haar steen tot bij
haar gezicht en ik hoorde haar mom
pelen: "Nou leg ik je hier neer. Zal je
op me wachten, ik kom je zo weer
ophalen hoor."
Helemaal boven, een vlakte van klap-
Elegant tekent de Prambanan zich af tegen
de blauwe lucht
perkruinen aan mijn voeten, in de
verte de scherpe top van een rokende
Merapi, leunde ik hijgend maar ver
zaligd, want verlicht, ontstegen aan
het kleine leven-in-de-vorm, tegen een
dagob.
"Wat die lui toch gepresteerd heb
ben", zei de stem van meneer Oud.
"Ach man, ze hebben er niks van ge
bakken," zei Van der Hoop, "alles tot
ruïnes laten vervallen. Wié heeft de
zaak uitgegraven? Raffles. Wié is be
gonnen met de restauratie? Van Erp.
Geen Kromo die zich iets van zijn
cultuurgoed aantrok."
"Dat besef hebben wij hun ontnomen,"
protesteerde Oud, "hun onze cultuur
opgedrongen. En de Islam had dat
natuurlijk al vóór ons gedaan."
"Onderdrukt zijn ze!" schreeuwde Krul
met zijn laatste adem, de hoogste cir
kel betredend, "uitgebuit, minderwaar
dig verklaard
"Smoel houden", zei Moso, "hier
heerst het volmaakte Zwijgen."
"Wie geeft jou het recht, jijjij
kakkerlak!" blies de grijze krullebol,
zijn vuistjes ballend.
"Ja, ga nog even door en ik oelek je
gore bakkes tot sambal Krul I"
"Willen jullie een pepermuntje?" piep
te mevrouw Last nerveus. Gelukkig
wilden ze.
Een terras lager was het dringen bij
de "onbedekte Buddha". Die zat voor
de helft in zijn dagob, waarvan de bo
venste helft ontbrak, ledereen wilde
hem fotograferen, maar ze namen hem
en face, tegen de grauwe steen van
het hogere terras. Aileen mevrouw
Klepper stond achter hem, zo de wijde
blauwe hemel als achtergrond nemend.
"Gaat u nóóit weg" brieste De Kort,
"u verpest onze foto."
"Is dit stuk glas van iemand?" Een
vreemdeling zwaaide met een gevon
den lensje. "O, mijn u.v.-filter," knikte
mevrouw Klepper blij, "ik dacht al,
waar heb ik het gelaten, die is hier
beslist nodig weet u." Op de sprook
jesachtige foto die ze later toonde,
leek de Buddha zó uit zijn dagob weg
te zweven, recht het zilverblauwe
Eeuwige Leven binnen.
Warm en verhit daalden we af. "Vlug
vlug," zei ik, "daarginds kunt u wat
drinken, we hebben nog een half uur."
Helaas, het kon mevrouw Van der Stok
niet afleiden, ze pakte haar steen op
en strompelde steunend achter ons
aan. De Vuurvreter nam hem over,
toen Kwink, toen Van der Hoop. Hij
reisde mee in het net boven ons hoofd
in de trein naar Soerabaja, mee in het
vliegtuig naar Bali. Daar bond ik er
een stevig touw om, hing er een oran
je label aan van de reisorganisatie met
haar adres erop en zo reisde de Yo-
gyase kei in het ruim van de grote
Boeing mee naar Nederland, waar hij
onder gejuich op Schiphol van de
lopende band werd geplukt.
(wordt vervolgd)
9