Joan Baptista Sidoti, martelaar in Japan 1668-1715
door Dr. H. J. de Graaf
Joan Baptista Sidoti werd in 1668 geboren uit een aanzienlijk Siciliaans geslacht
te Palermo. Zijn vader zou zelfs hertog in Messina geweest zijn. Reeds op
jeugdige leeftijd moet hij roeping tot het priesterschap gevoeld hebben en deze
roeping volgde hij. Hij trad in dienst van kardinaal Ferraro en klom op tot
auditor, een zeer hoge kerkelijke functie. In bepaalde kerkelijke kwesties wer
den de twaalf auditores door de Paus geraadpleegd. Zijn vooruitzichten waren
dus zeer goed. Een kardinaalshoed scheen voor hem op den duur weggelegd.
Hij gaf deze schitterende toekomst echter op, om in Japan de grootste gevaren
te lopen. Hij wilde er de een 70 jaar te voren plat geslagen Missie herstellen.
Volgens Sidoti zelf zou paus Innocen-
tius XI (1676-1689) reeds besloten heb
ben, om het kwijnende Rooms-Katholi-
cisme in het land van de Rijzende zon
opnieuw tot bloei te brengen, welk
plan echter niet tot uitvoering kwam.
Hij zelf nam echter het initiatief, toen
hij aan paus Clemens XI (1700-1721)
verzocht, om naar Japan te worden
gezonden, n.l. bij gelegenheid, dat
deze paus monseigneur Charles Tho
mas Maillard de Tournon, patriarch
van Antiochië, als legaat (of afgezant)
naar China zond, om de onenigheden
tussen de verschillende missionaire
orden, de z.g. ritenstrijd, bij te leggen,
en tevens om de zending van een ge
zantschap door de Chinese keizer
Kang Hi (1662-1723) waardig te beant
woorden. Na vergeefs gepoogd te heb
ben, om Sidoti van zijn roekeloos
waagstuk te weerhouden, verleende
paus Clemens XI hem een opdracht,
en Sidoti vertrok met Tournon op een
Frans schip (1703).
Onderweg was hij zeer vertrouwelijk
met de legaat, die hem over allerlei
zaken raadpleegde. Het laatste traject
legde hij af aan boord van een Ar-
menisch schip, welks aanwezigheid
op de rede van Batavia op 7 october
1703 in het Bataviaas Dagregister werd
genoteerd.
Te Manilha scheidden zich hun wegen.
Tournon reisde door naar China en
Sidoti bleef voorlopig op het eiland
Luzon, waar hij bij afstammelingen van
uitgeweken Japanse Christenen en met
hulp van oude Japanse boeken zo
goed mogelijk de taal bestudeerde.
Hiermede was hij trouwens te Rome
reeds begonnen. Ook beoefende hij de
prediking (in het Japans?), verrichtte
werken van barmhartigheid onder de
bevolking en stichtte inrichtingen. Het
aantal Christen-Japanners aldaar was
de laatste jaren enigszins gestegen
doos de komst van schipbreukelingen.
Een Japanse vissersboot, met 14 man
aan boord, had zich te ver van de kust
gewaagd en was door stormen en dgl.
zuidwaarts gedreven. Door gebrek was
de helft der bemanning bezweken, en
van de zeven, die op de Philippijnen
terecht kwamen, stierven er nog twee,
zodat slechts vijf overlevenden gastvrij
ontvangen werden. Dit vijftal keerde
niet naar Japan terug, leerde Spaans
en werd gedoopt. Enigen hunner wer
den zelfs priester. Wellicht heeft Sido
ti gehoopt, deze Japanse geestelijken
in de nieuwe herstelde Missie te kun
nen inzetten. Doch zover was het nog
niet.
De Spaanse gouverneur der Philip
pijnen had eerst ernstig bezwaar tegen
Sidoti's vertrek naar Japan, doch ten
slotte werd een schip voor hem uit
gerust. Er is zelfs sprake van geweest,
hem met een op zijn Japans uitge
ruste vissersboot aan land te zetten,
doch dit schijnt niet te zijn doorge
gaan.
Intussen was men te Batavia merk
waardigerwijze reeds op de hoogte
van Sidoti's plannen, ofschoon het ver
keer met Manilha door de oorlog ge
stremd was.
Op 8 januari 1707 verscheen ter rede
van Batavia een kleine jonk uit Ma
nilha, die voor Kanton bestemd was,
doch door een zware storm uit de
koers geslagen was. De Hoge Rege
ring geloofde niets van dit verhaal,
maar besloot toch de opvarenden, vijf
Portugees sprekende schepelingen of
Toepassen en twee Italiaanse priesters
niet anders te behandelen dan zoals
met ongewenste vreemdelingen placht
te geschieden, d.w.z. hen op een of
ander Spaans of Portugees schip, dat
Batavia aandeed, in te schepen. Te
rugkeer met de ter rede liggende klei
ne jonk leek uitgesloten.
Helaas, de aanwezige "Nossa Sen-
hora de Rosairo" (O.L. Vr. van de Ro
zenkrans) vertrok pas over vijf maan
den, en daar de opvarenden niet aan
land konden en evenmin Bataviase
burgers aan boord mochten ontvangen
- men vreesde in het Protestantse Ba
tavia contact met paapsgezinden - zou
dit voor de opvarenden een saaie en
langdurige geschiedenis worden. Een
der priesters, Ignatius Placente, zag
tegen dit half jaar wachten op, en ver
zocht om met een Hollandse Oostinje-
vaarder naar ons vaderland te mogen
varen. Dit werd hem toegestaan, zelfs
met verblijf in de kajuit, wat betere
ligging en voeding betekende. De an
dere geestelijke Jaon Baptista de Nise-
ta, een Romein, toonde groter volhar
ding en bleef aan boord van de Portu
gees, tot deze na een half jaar wach
ten het anker lichtte. Doch intussen
deden wonderlijke verhalen in Batavia
de ronde, die waaschijnlijk door de
vijf Portugese bemanningsleden op
een of andere wijze onder het Portu
gees sprekende deel der Bataviase
burgerij in omloop waren geraakt. De
ze geruchten betroffen pater Sidoti's
plan, om door een persoonlijk bezoek
aan Japan, daar de Katholieke Missie
nieuw leven in te blazen. Deze ver
halen bereikten zelfs het Kasteel en
daarom besloot de Hoge Regering
ds. A. Thornton, die als predikant voor
de Portugezen, hun taal uitmuntend
verstond, ter verkenning eens naar de
ter rede liggende kleine jonk uit te
zenden.
Deze predikant was in 1691 te Batavia
aangekomen en nog in dat zelfde jaar
De Hollandse loge op het eilandje Decima.
6