(Vervolg: "Joan Baptista Sidoti")
anderhalf uur werd Sidoti weer ge
boeid en weggevoerd.
Het Nederlandse opperhoofd oordeel
de, dat hij een uit Rome gezonden
paap (geestelijke) was.
Op Kerstdag 25 december vond de
tweede ondervraging plaats. Eerst
werd gediscussieerd over de wijze van
ondervragen: schriftelijk dan wel mon
deling. Het Opperhoofd stond het eer
ste voor, doch daar voelden de Stads
voogden nu weer weinig voor. De on
dervraging geschiedde dus in het Ja
pans, maar de priester scheen de
meeste vragen niet te begrijpen.
Slechts het woord Nagasaki drong tot
hem door, waarop hij zeide, dat de
Hollanders daar waren "benevens ver-
scheide misselyke uitdrukkingen, te
kennen gevende, dat hy daar niet(s)
te verrichten had." Daar hij naar de
hoofdstad Jedo (thans Tokyo) wilde,
werd hem voorgesteld dat daar
eerst enige Hollanders heen zouden
gaan, "om met hem te spreken en om
aldus zyn woorden en voornemen
recht te konnen verstaan". Doch daar
wilde hij niet aan en antwoordde in het
Japans "laat zy komen, laat zy komen,
al waren er ook zes I" Daarbij maakte
hij zulke wonderlijke gebaren "alsof hy
te kennen geveri wilde, dat zy alle voor
hem sidderen en boven zouden". Hij
wilde blijkbaar het Hollandse gezel
schap niet. Maar het Opperhoofd
lachte er eens hartelijk om. Zij gaven
hem de raad, dat hij nog wel een rok
extra mocht aantrekken, want het was
flink koud. Daarna werd hij weer weg
gebracht n ook het Opperhoofd ver
trok met de zijnen "byna styf van de
koude door de sneeuw."
De 30e december vond het derde on
derhoud plaats. Ditmaal zou men de
assistent Douw laten optreden, van
wie de Japanners wisten, dat hij Latijn
verstond dat de pater natuurlijk ken
de. Doch tevoren had een vrij heftige
discussie plaats tussen het Opper
hoofd en de Stadsregeerders, n.l. over
de zitplaats van Douw. Deze zou net
zo'n laag bankje krijgen als Sidoti,
"bedekt met een oude mat".
Het Opperhoofd protesteerde. Zouden
goede vrienden van de keizer (zo
noemde men de Sjogoen) gelijk ge
steld worden met een misdadiger? De
Stadsbestuurders, die vreesden, dat
de Priester zich gebelgd zou voelen
over de achteruitzetting en niets meer
zou willen antwoorden, wezen er op,
cat niet het Opperhoofd achteruit ge
zet werd, doch slechts diens assistent.
Evenwel, het Opperhoofd betoogde,
dat dit voor hem geen verschil maak
te en hield voet bij stuk. Hij kreeg zijn
zin en Sidoti maakte geen bezwaar.
De ondervraging in het Latijn vond dus
plaats, hetgeen een wijdlopig werk
was, want alles moest weer eerst in
het Hollands en dan in het Japans
worden vertaald. In elk geval kwam
een lijst van 24 vragen door de Ja
panners opgesteld nu in behandeling.
Een waardevol Kerstgeschenk
"WONDERLIJKE VERHALEN UIT DE
INDISCHE HISTORIE"
door Dr. H. J. de Graaf
Historische feiten, interessante bijzon
derheden en anecdotes uit de kleurrijke
historie van de oude koloniën. Boeiend,
met groot gevoel voor humor geschre
ven door een van de oudste deskundi
gen op het gebied van de Indische His
torie. Een naslagwerk voor nu en later I
176 pag. - geïll. - f 49,50, f 5,25 porto
Men vindt de vragen en antwoorden
bij Valentijn en de vragen en antwoor
den betroffen 's mans naam, nationa
liteit, leeftijd, ambt, familie, reisdoel,
kledij en wapen. Dan zijn plannen.
"Naar Jedo gaan en de Keizer spre
ken", enz. De vertaling der antwoor
den werd door de Priester in het
Japans herhaald.
Op Oudejaarsdag werden de goederen,
die Sidoti bij zich had, uit een blauwe
zak gehaald en bekeken, t.w. een gou
den beeldje van Jezus Christus, een
stukje van het H. Kruis, een afbeel
ding der H. Maagd, een Rozenkrans,
benevens nog andere kruisjes, pater
nosters, flesjes met H. Olie, een zilve
ren kelk met pateen (afdekschaal).
Verder wat grote en kleine doeken en
meer kleinigheden, waaraan hij de
naam van heilige zaken gaf. Hij be
geerde, dat men die niet zou aanraken,
wat ingewilligd werd. Hem werd toen
zelfs toegestaan, dat men zijn boeien
zou afdoen, wat hij weigerde. Daarop
een stuk of wat papieren, o.a. een be
velschrift van kardinaal Clemens (de
latere paus Tenslotte wat geld,
maar het meeste was al op de reis
verbruikt. Dit was het slot. Het Opper
hoofd en de zijnen werden hartelijk
bedankt voor de bewezen diensten,
die de Japanse autoriteiten zeer waar
deerden. Ook de Hollanders waren
voldaan, "verblijddat dees Paters
gedoente zoo wel en buiten verwach
ting afgelopen en verricht was".
Voor de Pater was het evenwel niet
afgelopen. Hij is volgens zijn wens,
inderdaad naar Jedo gebracht en wel
per norimon (draagstoel), doch blijk
baar was hij zo weinig gewend aan de
wijze van zitten der Japanners, dat hij
na de reis enige tijd het gebruik zijner
benen miste.
Hij trof het echter in Jedo niet, want
hij had er veel te maken met de leer
meester van de sjogoen lenobu, ge
naamd Hakuseki, een fanatiek aanhan
ger der leer van de Chinese wijsgeer
.Confucius. Daardoor was hij een sterk
rationalist geworden, die alleen ge
loofde, aan wat hij met zijn zintuigen
kon waarnemen. Wonderen waren dus
maar onzin.
Sidoti werd in de Kirishitan Yashiki
(Christen gevangenis) opgesloten
(1709). Douw zou eerst met hem naar
Jedo meegaan, doch Hakuseki vond
dit overbodig. Tussen Italiaans en Ne
derlands zou immers geen groot ver
schil bestaan, meende hij, evenmin als
tussen Noord- en Zuid-Japans. De
conversatie zou dus in het Japans
plaats vinden, waarin Sidoti steeds
meer vorderingen maakte. Hij werd
zelfs tot de sjogoen toegelaten, doch
Hakuseki woonde alle gesprekken bij.
De wellevendheid en de kennis van de
Priester maakten wel enige indruk, b.v.
zijn kaartkennis. Zijn Christelijke pre
diking werd echter nonsens gevonden,
want het Christendom was een kinder
achtige dwaling, een navolging van
het Boeddhisme met enige Taoistische
elementen vermengd. Hakuseki had er
zelf over geschreven. Sidoti kwam dus
aan het verkeerde adres. Hakuseki
wilde deze dwaas daarom wel terug
zenden, met een stevige waarschuwing
om nooit meer terug te komen! Ook
mocht hij in geen geval over zijn ge
loof spreken I
De gelovige Priester bedierf het ech
ter voor zichzelf. Hij kon het prediken
en bekeren niet laten. In de gevange
nis trok hij een kruis op de muur met
zijn bloed, en moest met geweld door
vele mannen daar onder vandaan ge
sleept worden.
Hij bekeerde zelfs enigen zijner be
wakers, die zich zelf aangaven en
daarop gedood werden (1715).
Daarom verzwaarde de Bakufu of Mi
litaire Raad zijn straf en veroordeelde
hem ter dood, op een gruwelijke wijze.
"Hij wierd in een gat van vier tot vijf
voeten diep gemetzeld, alwaar hem
door een klein gaatje de kost toege
reikt en zoo lang gegeven is, totdat hij
door den grooten stank en door zijn
eigen vuiligheid gestikt en overleden
is", zo verhaalt ons ds. Valentijn.
8