Belevenissen uit mijn Nw.-Guineatijd
als Opziener bij het Gevangeniswezen
Gezicht op het Sentani-meer vanaf de Mac.Arthur heuvel. (Foto: P. A. Arends)
Nw. Guinea dat is het land, onvergetelijk in mijn gedachten, zolang ik leef.
Het klimaat was er voor mij fantastisch, de vrije natuur, het oerwoud in, onge
stoord te kunnen jagen en vissen, zonder één vergunning te hoeven aan te
vragen. Ik ben God steeds dankbaar dit machtige leven in Nw. Guinea zovele
jaren te hebben mogen meemaken.
Nu zit ik in een bovenhuisje in Amsterdam, getrouwd, A.O.W.er en geniet van
mijn welverdiende oude dag. Ik heb 7 kanariepietjes te verzorgen die heel veel
voor mij betekenen en ik zou ze niet kunnen missen.
In 1945, na 3V2 jaar geïnterneerd te zijn
geweest in Tjimahi en alhier bevrijd,
werden wij, althans degenen die voor
heen bij het Gevangeniswezen hadden
gewerkt, bijeengeroepen in het gym
nastieklokaal door het Hoofd wnd.
Directeur van de Tora, justitie (Tucht
Opvoedings Reclasserings Armwezen).
De reden was dat men ons opnieuw
wilde indelen bij het Gevangeniswe
zen, maar dan op Java, Borneo, Cele
bes en Nw. Guinea. Ik koos voor Nw.
Guinea, het land van de toekomst voor
ons Indischen, zo dacht men vroeger.
Op de zeereis naar mijn bestemming
had ik drie kippen meegenomen om
mijn a.s. huiselijk bestaan in Nw. Gui
nea te beginnen. Het had niet mogen
zijn, want de kippen verkozen aan
boord de vrijheid toen ze te eten kre
gen en vlogen al kakelend de open
patrijspoort uit. Ik was zeeziek en
hoorde het pas later.
Met een L.S.T. landden wij tezamen
met 10-tallen politieke delinquenten,
Makassaren, Buginezen, Javanen en
Arabieren in Morotai. Wij werden ver
welkomd door de administrateur van
het Gevangeniswezen die blij was met
onze komst aangezien er moeilijkhe
den verwacht werden onder zijn ge-
20
vangenen. De verwachte opstand ging
gelukkig niet door.
Wij werden toen gemilitairiseerd en
kregen de rang van korporaal.
In Morotai werd een deel van onze
groep ondergebracht in de door Ame
rikanen verlaten huizen, gebouwd van
half zink en half planken. De rest van
de bewakers en ook de gevangenen
sliepen overal verspreid in tenten. Het
eten werd verzorgd door de centrale
keuken.
In die tijd zaten nog veel Japanners
gevangen en twee maal per dag moes
ten wij appèl afnemen. Dit gebeurde
altijd in het Nederlands, dat door de
Japanners goed werd begrepen. Ze
gedroegen zich goed gedisciplineerd
en de hele dag werd er door hen voor
ons gebogen.
Jeeps en vrachtwagens werden door
de weggetrokken Amerikanen her en
der weggegooid aan het strand of in
de afgronden. Deze werden a.h.w. ver
nield alleen maar omdat de Nederlan
ders ze niet wilden overnemen omdat
ze ze te duur vonden.
Na een maand moesten wij samen met
dezelfde gevangenen naar Sorong. Bij
aankomst werden we verwelkomd
door het Papoeabataljon opgericht
door de heer Eechoud. Het was onze
taak hier alles op te ruimen en leef
baar te maken. Om onderdak te zoe
ken moesten wij over een kapotte
hangbrug bij het plaatsje Remoe. Be
neden ons lagen veel koppen van de
door de Jappen doodgeschoten slacht
offers. De woningen, achtergelaten
door de Jappen, hadden wij samen met
de gevangenen opgeknapt. Er moesten
ook barakken gebouwd worden. Daar
voor moesten wij het oerwoud in om
het bos te ontginnen voor hout en ook
moesten wij daar materiaal zoeken zo
als zinkbladen die wellicht door onze
voorgangers waren achtergelaten.
Veel gevangenen waren vakmensen
die verstand hadden van huizenbouw,
timmerlieden, bouwers van prauwen,
koks enz. De samenwerking onderling
was zeer goed. Vluchten konden ze
niet vanwege het ondoordringbare oer
woud en de kans bestond dat ze dan
in handen vielen van mensenvlees-
etende papoea's die dit kostbare maal
tje met smaak zouden oppeuzelen. In
Boven Digoel is het gebeurd met twee
Nederlanders die op onderzoekings
tocht wilden gaan. Ze gingen op weg,
de paarden beladen met materiaal,
zonder politiegeleide en op eigen ri
sico. Ze verdwaalden en liepen regel
recht in de val. De papoea's lieten hen
eerst de rivier ingaan en daarna wer
den ze met stenen bijlen afgemaakt en
tenslotte opgegeten. Een patrouille
heeft ze later opgespoord en de Pa
poea's zijn daarvoor gestraft.
In het algemeen waren de papoea's
enigszins lui. Als ze vonden dat ze
genoeg verdiend hadden, dan bleven
ze weken weg om weer terug te keren
als ze niets meer hadden. Wanneer
men een hulpje nodig had, moest men
eveneens de gehele familie onder
houden.
Ruilhandel werd ook veel gedaan. De
papoea vond alles wat blonk en glin
sterde prachtig en wij ruilden deze
voor bosprodukten, cassave, sago-
ballen, vruchten en heel sporadisch
groente. Spiegels en vishaakjes waren
ook erg in trek als ruilobject.
Ook waren zij op hun manier ijdel. Zij
vonden het bijv. prachtig om met een
balpen hun neus te versieren. Deze
staken ze dan door hun neusvleugels.
Eerst maakten zij een gat door middel
van een doorn of een bamboestokje.
Om te beginnen gebruikten zij een dun
stokje en daarna een steeds groter
totdat het gat groot genoeg was om
er de balpen doorheen te steken. Een
spijker ging als versiering door de
oorlel. Ze beschilderden zich ook vaak
met modder en witte klei. Hun kleding
was erg sober. De mannen waren
naakt of gebruikten een peniskoker en
de vrouwen droegen een rietenrokje
van een soort alang-alang of ze be
dekten hun onderlichaam met gras
sprieten.
In Hollandia heb ik ook gewoond. De
manier van leven was daar gemakke
lijker. Mijn mooiste tijd heb ik beleefd