Waar komt de naam Meeng vandaan?
Als Henk Delwel ruzie had met mijn broer dan schold hij hem uit met mengah-
mengöh. Mijn broer riep dan Delwel-rèwèl. Als mijn grootmoeder boos was op
één of andere Meeng dan drukte zij haar minachting uit met één vernietigend
woord: "Een Mèh-Eng". Sinds die jaren heeft die naam Meeng mij geïntrigeerd.
De doorslag om een onderzoek in te stellen gaf het huwelijk van mijn oudste
dochter in mei 1980. Ik zou voor haar huwelijksalbum een stamboom opstellen,
maar ik kwam niet verder dan mijn grootouders. Ik schaamde mij diep, want
zowel mijn vader als moeder zijn Meengs uit twee verschillende Meenggeslachten.
De eerste stap was de gang naar het
Jndisch Familie Archief. De gegevens
gaven mij moed om verder te gaan.
Daarna volgde een onderzoek bij het
Centraal Bureau voor Genealogie (dia
fiches van wijlen Mr. Bloys van Tres
long Prins), het Rijksarchief (zee- en
landmonsterrollen van de VOC); het
Arsip Nasional Republik Indonesia (het
oude Landsarchief) schreef ik aan en
een aantal mij onbekende Meengs heb
ik brutaalweg gebeld of opgezocht.
Een aantal worstelde met hetzelfde
probleem als ik en ik kreeg vreemde
verhalen te horen.
Twee apocrieve verhalen wil ik hier
vermelden.
Eerste verhaal. Toen de Mantsjoes
China binnenvielen in de 17e eeuw
verdreven zij de hemelse dynastie van
de Mings. Eén van de prinsen van
Ming vluchtte toen met zijn legertje
naar de kusten van Foekien evenals
toen de meer bekende Minggeneraal
Cheng-chung Kung, in onze geschie
denis beter bekend als de beruchte
zeerover Coxinga, die de Nederlan
ders van Formosa verdreef. Op een
dag kaapte de prins van Ming vier
VOC-schepen, die op weg waren naar
Formosa. Aan boord van één dier
schepen zat een dominee, die hem on
derrichtte in de Calvinistische leer en
de prins van Ming bekeerde zich met
zijn familie tot de Calvinistische chris
telijke leer. Hij moet de eerste Calvi
nistische Chinees zijn geweest. Voor
zijn manschappen was hij toen niet
meer acceptabel; zij zagen hem als
een renegaat omdat hij daarmee de
hemelse afstamming van de keizers-
geslachten van China ontkende. Dies
emigreerde hij naar Java met zijn ge
zin en vestigde zich in Japara (noord
kust Midden Java), waar hij zijn naam
veranderde in Meeng. Een prachtig
verhaal van een Meeng met een heel
grote duim.
Tweede verhaal: Omstreeks het mid
den van de 18e eeuw sloeg op een
kwade dag een zekere Johan Michiels
Smeenge in één der Drentse dorpen
een jongeman neer, die er slecht aan
toe moet zijn geweest. Hij werd toen
door de schout en zijn rakkers achter
zijn broek gezeten en vluchtte naar
Amsterdam. Om opsporing te voor
komen veranderde hij zijn naam in
Meeng en monsterde als soldaat bij
de VOC en vertrok onder deze nieu
we naam naar Indië. In die roemruchte
tijden gebeurden dergelijke dingen wel
vaker. Het verhaal klinkt verleidelijk
aannemelijk, doch mist helaas elke his
torische fundering.
De bekende vooroorlogse adjudant-
landsarchivaris van het Landsarchief te
Batavia Mr. Bloys van Treslong Prins
hoe kom je toch aan zo'n lange ach
ternaam - meldt heel nuchter: Johan
Michiel Meeng geboren te Ettingen
(Duitsland) ca. 1750. Overleden te Ja
para 15 mei 1817. Gepensioneerd ser
geant. Diende van 1769 tot 1798. Ge
huwd met Anna Maria Hendriks. Een
heel belangrijke vermelding was een
drietal testamenten waarin zijn naam
wordt genoemd. In april 1982 ontving
ik van Het Arsip te Jakarta twee foto
kopieën van 2 testamenten n.l.
a. uit het Testamentenregister Samarang
1794-1795 folio 69 opgemaakt te Japara, dat
met een tragisch verhaal aanvangt
"Heeden den 18. Jann. A° 1795
vervoegde ik mij Abraham Catharinus Senn
van Basel, Koopman en Resident deeser
Comptoirs (Japara), met ende neevens de
na te noemen getuigen;
Aan ende ten huyze van den Zergeant met
stilstand van gagie Michiel Meeng alhier,
bij den aldaar inwoonende Catharina Wille-
mina Hendriks, weduwe Jansen, zijnde zeer
ziek en swak te bedde leggende, dog haar
verstand, memorie, onverwaarde uitspraak,
volkoomen magtig en gebruikende, te ken
nen geevende, dat zij uit overweeging der
zeekere uure des doods, ende onzeekere
uure van dien, gereesolveerd was, over
haare tijdelijke goederen testamentaire te
disponeeren, 't welk zij bij deesen doende,
declareereerden zulks te geschieden uit
eigen en onbedwongen, sonder eenige per-
suadatie, of aanraadinge van iemand
etc".
De stijl van schrijven en woordkeuze
doen vermoeden dat koopman Senn van
Basel enige moeite had met zijn Nederlands.
De arme C. W. Hendriks, schoonzuster van
sergeant Michiel Meeng, stierf kort daarop,
want op 24 februari 1795 moesten Michiel
Meeng en "den inlands burger Johan David
Hubrier" (inlands burger was in die tijd een
in Indië geboren afstammeling van VOC-
employés of militairen) het testament uit
voeren. C. W. Hendriks liet een dochtertje
van ca. 5 maanden na.
Uit het testament kunnen de volgende fa
miliebetrekkingen afgeleid worden:
1. Michiel Meeng - de eerste voornaam Jo
han werd niet vermeld - was een zwager
van C. W. Hendriks en gehuwd met Anna
Maria Hendriks, die "een juweele oorleepel,
synde een rood, en een amberbol met goud
omzet, met dies goude kettingje" kreeg uit
de nalatenschap;
2. Dorothea Smith was een schoonzuster
gehuwd met "den inlands burger Frans Da
niel Hendriks" de broer van testatrice. Zij
kreeg "eene goude oorleepel met een klein
diamante, en eene juweele ring."
b. uit testamentenregister Samarang 1800/
01 Folio 95 vermeldt het laatste codicil op
gemaakt te Japara op 25 maart 1801 door
testateur Andries Fermens - oud Capitain te
Zee der Eedele Compagnie - o.a.: als
volkoomen Erfgenaam en Executeur in dee
sen mijn boedel aan te stellen den oud
Zergeant Michiel Meeng om mijn boedel te
redden en mijn lichaam behoorlijk ter aarde
te bestellen etc." Voor de nieuwsgierige
lezer vermeld ik dat Michiel Meeng door de
Raad van Justitie ten gouvernemente Sama
rang (notulen 7-4-1801) niet als erfgenaam
werd aanvaard, doch wel als executeur tes
tamentair. Wat er met de boedel van de
Hoogedele Menheer Andries Fermens ver
der gebeurd is, vermelden de papieren
helaas niet.
Bij het onderzoek van de zee- en land-
monsterrollen van de VOC van 1711-
1795 ben ik niet op de naam Johan
Michiel Meeng gestuit, doch wel op de
naam Michiel Meenen geboren te Et
tingen, die als soldaat dienstnam bij
de VOC in 1769. De verdere uitvoerige
boekhoudkundige gegevens kloppen
met de gegevens vermeld in de re
gisters van de burgerlijke stand no.
56 en 72 van Japara, die dateren van
ca. 1815 en 1817. Ik vermoed daarom
dat de naam Meenen een verschrijving
is geweest van de VOC-boekhouder.
Uit de VOC-lijsten blijkt dat er zeer
vele Duitsers bij de VOC dienstnamen.
De scheepschirurgijn Nicolaus de
Graaf merkte medio de 18e eeuw op
dat Oost Indië een toevluchtsoord was
voor Scandinaviërs, Denen en vooral
Duitsers. Hij schreef over: "Allerhan
de Moffen, Poepen, Knoeten, Hanne-
kemayers en andere groene Kassop-
pers, die 't gras nog tussen de tanden
steekt." Van een scheepschirurgijn
mogen wij klaarblijkelijk geen kuise
taal verwachten. Zij verdienden trou
wens evenveel als een extraordinair
vuurwerker n.l. f 30,per maand. Een
extraordinair vuurwerker was een
soort scherpschutter met het kanon.
De registers van BS. Japara no. 56 en
72 van 1815 en 1817 vermelden:
- no. 56: Johan Michiel Meeng: afkomstig
uit Ettingen in het Duitsche Rijk. In militaire
dienst van 1769 tot 1798. Hoelang in de
Colonie: van het jaar 1769.
- no. 72: J. M. Meeng: geboorteplaats Et
tingen. In wat jaar het moederland verla
ten? 1769. In wat qualiteit aangeland?:
soldaat. Wat qualiteit bekleed hebbende?
1776 tot corporaal en in 1779 tot sergeant
en posthouder bevorderd en in 1807 stil
stand van dienst.
Naspeuringen door mij in Duitsland ge
daan hebben nog niets concreets op
geleverd. Volgens een oud familielid
werd de naam vroeger met a-umlaut
geschreven, wat m.i. duidt op een Oos
tenrijkse herkomst. De Lutherse Pfar-
rei van Oettingen (uit te spreken Et
tingen) in Beieren schreef dat in de
eerste helft van de 18e eeuw de evan
gelische christenen in Oostenrijk wer
den vervolgd en dat vele protestantse
families naar Zuid Duitsland zijn ge-
6