Met Blijdschap geven wij Kennis
Zo begin ik dit verhaaltje, een tijdloze vertelling. Tijdloos, omdat vandaag de
dag elke vrouw in dezelfde situatie kan komen te verkeren als ik tóen. Als ze
maar diep genoeg in de rimboe zit. Ik ga er vijf pn vijftig jaar voor terug.
De afdeling waar mijn man eerste employé was, was alleen te voet of te paard
te bereiken over een moeilijk pad met gevaar aan beide kanten. Ravijnen en
bergwanden.
Het gebeurde in februari '28; hartje
regentijd. Iedere dag, op het zelfde
uur bakken water uit de hemel. Mijn
man en zijn volontair, een jonge Deen
die bij ons inwoonde, kwamen als natte
poedels uit de aanplant thuis. Ik lag te
rusten op de bank.
"Wat krijgen we nou? Ziek?"
"Neen, koppijn. Gaan jullie je maar
gauw omkleden. Ik heb lekkere warme
gemberthee."
Droog en schoon kwamen ze terug in
de kamer. Jensen begon zijn dagelijk
se spelletjes met de kleine meid;
paardje rijden, kruipend door 't hele
huis. Ik schonk de kopjes vol.
"Je gaat toch niet beginnen, hè?"
"Tsknatuurlijk niet, heb nog een
maand minstens."
"Dan is 't malaria, neem chinine als je
vanavond naar bed gaat."
"Misschien moet je m'n hoofd wel
kapot slaan, zoals vroeger bij Jupiter
op de Olympus; om je tweede doch
ter te helpen bij haar intrede. Dan
noemen we haar "Minerva"; mooie
naam."
"Ja, spot maarIk was de zware ma
laria-aanval die ik kreeg bij de ge
boorte van onze eerste al weer ver
geten.
Toen ik 't kind naar bed bracht, kroop
ik zelf ook maar onder de dekens. Met
een aspirientje. En ik sliep er lekker
op, in slaap gebracht door 't gestage
tes...tes...tes van water uit een lek
kende dakgoot. Fris als een hoentje
werd ik de volgende morgen wakker.
Een dag als alle dagen met dezelfde
terugkerende bezigheden. Niks loos.
Maar 's middags om vier uur lag ik
weer op de bank met dezelfde pro
blemen, alleen maar erger. En mijn
maag deed ook gek. Weer kwamen zij
druipend thuis, kleedden zij zich om,
dronken hun thee. "Ja, als je ook ei
genwijs bent, geen chinine neemt."
Ik kroop in bed, met twee aspirientjes.
De hoofdpijn trok weg, ik voelde niets
meer en viel in een weldadige slaap.
Waaruit ik wakker schrok, te midder
nacht, omdat ik 't niet alleen maar
vóelde, maar ook hóórdehet dof
fe knappen in mijn buik en direkt er
op het golven van lauw water uit mijn
lijfLieve Hemel Ik sprong over
eind, schudde mijn man hardhandig
wakker. "Gauw kleed je aan, ga kerels
halen uit de kampong, ik moet naar
het ziekenhuis, de vliezen zijn gebro
ken." Hij schrok zich wezenloos.
"Heb je pijn?"
"Ik voel niks; alleen maar water." Ik
had een koffer van boven de kast
naar omlaag getrokken en smeet er
kleren in, van mij en van de baby, want
14
daar was vroeger in ziekenhuizen niet
in voorzien.
Jensen werd wakker door alle tumult.
"Aage, bel de besaran op", zette ik
ook hem aan 't werk, "de auto moet
klaar staan en laat ze de doker op
bellen." Wij hadden een kamer ge
regeld in de planterskliniek op Kriki-
lan meer dan honderd kilometer van
ons vandaan. Een week voor de uit
getelde datum zou ik er zijn om de
bevalling rustig af te wachten. Nu
moest ik naar het plaatselijk zieken
huisje, een noodhospitaaltje, woonhuis
met vier slaapkamers, waarvan één in
gebruik van de enige verpleegster.
straal hen bij. De donder rommelde,
de regen kletterde op 't zeil. De mod
der perste zich zuigend tussen hun
blote tenen. Om beurten gleden ze uit,
helde de tandoe naar één kant. Dan
greep ik me vast aan de leuningen.
En ik liet ze lopen, glijden, op de ca
dans van een liedje dat in mijn hoofd
zong. Een vrolijk deuntje waarvan de
noten zich op een rijtje vast nagelden
in mijn hoofd. Om er de moed maar in
te houden. Nóg kan ik 't wijsje feilloos
oproepen, elk moment, een "hit" uit
die tijd, de naam weet ik niet meer.
Elk ogenblik vroeg mijn man: "Geen
pijn wijfje?" en dan mijn antwoord:
"Alleen maar nat." Telkens natter, zo
dat ik er zelf om moest giebelen. Van
de zenuwen natuurlijk, want de tocht
duurde langzó lang"Hoe
koud het wasen hoe ver
En dan toch eindelijkOp de be
saran stond mevrouw van de baas
klaar, gekleed en wel. 2e liet ons niet
alleen gaan, want stel dat 't onderweg
gebeurde I Ze gaf me een groot glas
Krikilan
Ik had me stomweg een volle maand
vergist met de telling.
"En Aage, zorg goed voor haar tot
haar vader straks weer thuis is." No-
tabene, een wichtje dat vredig lag te
slapen en pas wakker zou worden als
haar vader thuis zou zijn
En wat een fijne, geweldige mensen
uit onze kampong. Ze aarzelden geen
moment, ondanks het slechte weer.
Vóór 't half uur om was, zat ik, ge
wikkeld in een plaid in de tandoe
(draagstoel), een zeil over me heen.
Met hun vieren zetten ze de schouders
er onder om de njonja-moeda de hel
ling af te dragen. "Bismillah
Marius voorop, vertrouwend op de
instincten van het paard, want in zijn
flashlight gloeide een spijker. 0...0...
o Ook de mannen die mij droegen
moeten ogen gehad hebben van een
tijger. Af en toe lichtte een bliksem-
port, ik was niet alleen maar nat, maar
ook door en door koud. Zelf nam ze
er ook één op de valreep.
Om drie uur in de morgen reden we
het slapende stadje binnen. De dokter
en zuster Eekhout wachtten al in de
kamer die voor mij was klaar gemaakt.
Wie weet, krijgt ze ooit dit stukje nog
onder de ogen. We waren immers
even "jong"; vier en twintig.
Na een vluchtig onderzoek gaf de dok
ter me een spuitje. "Kom maar rustig
even bij." Ik lag te klappertanden,
maar dat was natuurlijk de reactie.
Misschien ook was het zo belangrijk
niet meer, iets korter of langer. Ik
was nu toch "droog" en zou straks
hard moeten werken. Maar dat viel
mee.
Ik doezelde zalig weg en werd wakker
toen 't begon te rommelen in mijn
(lees verder volgende pagina, Ie kolom)