DOE HET NIET!
HERINNERINGEN VAN EEN REISLEIDSTER (X)
door Hélène Weski
Nog enkele dagen Bali en de koek was op
Toen Cornells Houtman in 1597 op het eiland landde, meenden zijn zeelieden in
het paradijs terecht gekomen te zijn en hij moest ze er vandaan sleuren. Nü
zeggen velen: Bali Verpest door de toeristen, ik hoef er niet meer heen. Of:
Godeneiland Het volk is brutaal en opdringerig.
Maar neen, honderd maal neen, zo is het niet. Het volk is vrij, dat is waar, maar
het zijn de toeristen die hinderlijk en opdringerig zijn. In wezen is de Baliër
onaangetast en zo zal het altijd blijven. Het volk gaat z'n gang, vervult zijn
godsdienstige plichten en zijn kleurrijke ceremoniën (die niet voor de toerist
worden voltrokken Ij. Wij mogen eraan deelnemen, als we op de achtergrond
blijven en respect betonen. Hoe weinig komt daarvan terecht
Als men zich wil verdiepen in geschie
denis, cultuur en vooral in de gods
dienst van het volk, ach, welk een
boeiende en diepe wereld gaat er dan
open! Ik vertelde mijn groep ervan en
er groeide een intense belangstelling
voor dit merkwaardige volk, voor hun
mythen en legenden, hun kunstuitingen
en symboliek. Die belangstelling bond
ons tezamen, het was opvallend hoe
veel sympathieker de mensen in mijn
groep tegenover elkaar optraden. Of
was het alleen maar het naderende
afscheid dat dat teweeg bracht? Het
leek of we een beetje van elkaar
waren gaan houden, er hing iets van
melancholie in de groep.
Intussen was onze barang uitgegroeid
tot walgelijke proporties. We begon
nen te lijken op de groepen transmi
granten die van het overbevolkte Java
worden overgeheveld naar de buiten
gewesten, met boengkoesans, blikken,
krandjangs en levende have. De Kort
had er een aarden pot en een gendi
bij, van der Hoop sjouwde met houten
beelden, juffrouw Paff had zich een
broos lampje van schelpen en bamboe
laten aanpraten, dat ze in de hand
moest vervoeren, de dames Last en
Rook droegen stekken van orchideeën
mee in plastic zakken en Moso schep
te op over zijn prachtig Yogya-zilveren
bestek (twaalf van alles), dat zijn kof
fer ontilbaar maakte. "En hoe denkt
u dat langs de douane op Schiphol te
krijgen?" vroeg ik. "Laat maar aan
Boetje over!" zei hij grijnzend.
We hadden een overladen programma,
met nog vele extra excursies, die ik
voor hen moest arrangeren. In de hoge
bergen maakte het grootse uitzicht op
de Batoer en het meer ons stil; we
genoten van de zonsondergang bij
Tanah Lot: het tempeltje ver in zee
stekend als een zwart silhouet tegen
karmijnrode lucht en koperkleurig wa
ter; we zeilden naar het schildpadden-
eiland en ofschoon de prauwen vast
liepen en wij, tot onze knieën in de
blubber, moesten duwen en sjorren,
om tot slot beloond te worden met an
derhalve schildpad aan een touw rond
zwemmend - de stemming kon niet
meer kapot.
De Baliërs, dat prachtige volk, zijn een
vermenging van Polynesiërs, Melane-
siërs, Indiërs en Indonesiërs van Java
(de resten van het Hindu-Javaanse rijk
van Modjopahit, hierheen uitgeweken
voor de oprukkende Islam, vandaar dat
Bali Hinduïstisch is). Maar de "origi
nele" Baliërs zijn er ook nog, dat zijn
de Bali Aga, die puur en onvermengd
verborgen leven in de heuvels van
Oost- en Noordbali, o.a. in de dorpen
Tenganan en Sembiran. Lange, aristo
cratische figuren, met iets decadents
door inteelt (wie buiten de groep
trouwt wordt uitgewezen) en zó vrezen
ze contaminatie door contact met
vreemdelingen, dat, wanneer die hun
dorpen bezoeken, na het vertrek de
vreemde voetstappen zorgvuldig wor
den weggeveegd. Wat hun godsdienst
eigenlijk inhoudt, weet men niet. Wel
bekend is dat ze prachtige ceremoni-
ele doeken weven (de Kamben Gring-
sing) in een fabelachtige dubbel-ikat
techniek en is er één foutje in, dan
wordt het doek afgekeurd voor reli
gieus gebruik en gaat het in de ver
koop. Sommige doeken zijn duizenden
guldens waard. (Er zijn er enkele te
zien in het interessante museum Nu-
santara in Delft).
De grote god Sjiva woont op de Gu-
nung Agung, op de helling waarvan de
zeer heilige moedertempel ligt. Met de
drie hoge zetels voor de trimurti Brah-
ma-Visjnu-Sjiva. Met de drie torens
(die van Sjiva het hoogst zoals het
hoort). Met de versierde stoel voor
Surya, de zonnegod, omslingerd door
twee Naga's, die gekroonde heilige
slangen, terwijl de zetel zelf rust op de
schildpad Bedawang, het fundament
van de wereld. De tempel is vol van
prachtige symboliek en vol heilige din
gen, die elk hun eigen verhaal in zich
dragen. Maar de toeristen lopen er
zonder eerbied langs, (God is immers
al zo lang dood in het westen), pluk
kend aan en grapjes makend over de
heilige voorwerpen. Nu is de tempel
dan ook verboden gebied voor de toe
risten.
Hebt u wel eens gelet op de pedanda
(priester) als hij rituele handelingen
verricht in de tempel? Let op zijn han
den, let op zijn lippen die energie
geladen mantra's mompelen. Strikt ge
heime spreuken, want o, hoe gevaar
lijk zouden die zijn in handen van on
wetenden I Maar als u belooft dat het
onder ons blijft, wil ik u het meest
geladen woord toch wel verklappen.
Het is het woord Om of Ong, waarvan
het symbool hieronder is weerge
geven (zie Covarrubias' Island of Bali).
Het uitroepteken is de lingga of phal
lus en stelt de manlijke krachten in de
kosmos voor. De halve maan of kom
daaronder representeert de vrouwe
lijke, creatieve krachten. De slinger
daaronder is het symbool voor "her-
maphrodiet", het manlijke en vrouwe
lijke verenigd (Sjiva wordt soms voor
gesteld als half man, half vrouw). Men
kan ook zeggen: het is hemel-aarde-
onderwereld, of: vuur-water-wind. Te
zamen drukken ze de volmaaktheid
uit, d.w.z.: Sjiva.
Heeft u in Bali ook zo'n Barong-kop
gekocht (die uw huis beschermtof
juist die van zijn tegenspeelster, de
lelijke heks Rangda met uitstekende
tong, slagtanden, hangborsten en war
rige manen? O, o, mijd Rangda I Want
wie was ze? In de populaire krisdans
(ten rechte Tjalong Arang geheten)
zien wij haar in haar gevecht tegen de
goede mythische leeuw Barong. Het is
het eeuwige gevecht tussen goed en
kwaad, dat nooit tot een beslissend
einde komt, want Rangda wordt niet
gedood, maar vlucht weg. Deze dans
berust op een ware geschiedenis uit
de historie. In de 11e eeuw leefde in
Bali de grote Erlangga, zoon van een
Balinese vorst en een Javaanse prin
ses. Na de dood van de vader en de
troonsbestijging van de zoon, werd de
moeder jaloers op zijn macht en tracht
te die te breken. Zij nam allerlei tove
naars in dienst, werd zelf een heks die
de zwarte magie beoefende. Zo wist
zij de pest in Bali te laten woeden en
alle stromend water te vergiftigen.
Maar zij slaagde er niet in haar zoon
te vernietigen. Het is deze strijd die
18