(^karleó BOEKBESPREKING Charles (links) en Philip Boekholt Ik wil zoon nummer twee - zoals Charlie Chan gezegd zou hebben - aan U voorstellen. Hij is nu vier maanden jong en is blijkbaar erg ingenomen met zijn handjes, want die kan hij gedurende lange tijd met welbehagen aanschouwen, vooral als hij zijn 150 cc Almiron binnen heeft en beneden op de bank mag liggen. Ook hij is gesteld op gezelschap, net als zoon nummer één, die 'Sjarrel' wel leuk vindt, maar meent dat die kleine zijn plaats moet weten en die is niet altijd op schoot van Mama, waarop hij - nummer één - zo lang (bijna drie jaar) heeft getroond. Charles is een ernstig manneke. Hij kijkt je met twee grote zwarte ogen aan, wendt zijn hoofd af als hij genoeg weet en is bescheiden met lachen. Huilen doet hij met mate en met beheerst volume. Als hij gedragen wenst te worden, geeft hij dat aan door werkelijk zijn achterwerk omhoog te gooien. Ook is hij een beetje eigenwijs, want hij lapt de voedingsadviezen van de dokter aan zijn wollen sok: ook 's nachts belieft meneer een volle fles. Bepaald mager is hij dan ook niet. Dat was hij al niet toen hij uit zijn ge boorteplaats Semarang in Jakarta aankwam - moe, bezweet en benauwd - en ik hem voor de eerste maal zag en ik opeens weer vader werd. In het vliegtuig heeft hij zich voorbeeldig gedragen, hij sliep de meeste tijd. Eenmaal hier was er even paniek, want bij onderzoek bleek dat er van alles aan de hand zou zijn. Na de derde bloedproef kon gelukkig het loos alarm worden ingetrokken. Hij gooit zich weer omhoog, dus ik denk dat hij weer gedra gen wil worden. Ik zal de pen dadelijk neerleggen en hem op nemen, opdat hij weer een stukje van zijn kleine wereldje kan zien, met twee grote zwarte ogen die langzaam kleiner worden en tenslotte dichtgaan omdat het zo heerlijk is om gedragen te worden door een wereld waarin alles zo nieuw en groot is en die later van jou zal zijn. "Breng hem maar naar bed, schat, hij is moe." R.B. NINJUTSU door Anne Visscher Laat ik beginnen te zeggen dat Anne Visscher kan schrijven. In goed Neder lands en met vaart wordt ons een aan tal verhalen verteld die bijna alle boeien. Waarom dan bekroop me dat gevoel van groeiende irritatie tijdens het le zen? Omdat met iedere bladzijde dui delijker wordt dat het boek een monu ment moet zijn voor de schrijfster zelf. Vanaf dat ze als klein kind een ern stig ongeluk krijgt, blijkt hoe een uit zonderlijk flink wezen zéi toch is. Dat ze haar ouders in dodelijke onge rustheid laat zitten door haar onver antwoordelijke streken ("Het ge vecht"), dat ze later als behoedster van "haar gezin" als een idioot weigert in een schuilkelder te gaan tijdens een plant met accacia's en pinus boompjes, een tandjoeng boom en twee flamboy ants, zodat het er straks in de droge tijd niet al te dor uit zal zien. Want tijdens de afgelopen droge moesson, die ongewoon lang duurde, verdorde zelfs sommige bamboestruiken. En zo zit ik daar nu, in Giri Katon (Bergzicht), weer te vertalen of andere boeken te schrijven, inspiratie zoekend in het uitzicht op de Merapi en de bamboestengel die langs mijn raam sliert, mij als het ware een welkom toeroepend. En nu besef ik pas, dat het dit was wat in mijn onderbewust zijn leefde, en waarvan de realisering bombardement ("ik moet overal bij zijn"), de braniehouding t.o. de Jappen, de onverdraaglijke bazigheid t.o.v. haar omgeving, het is allemaal even onvol wassen. In de kampverhalen is de dappere-vrouwen-retoriek dan ook niet van de lucht. Het absurde verhaal van de Japanner die haar vriendin bijna dagelijks onder- plast (ten overstaan van het hele kamp, want hoe kon men in die volte alleen zijn?) en van de kwaadaardige Kagawa die 30 jaar na de oorlog een zoekactie over de aardbol begint om A.V. te vinden en haar vervolgens door de fotocamera-industrie naar Japan laat inviteren (al die anderen van de groep, ook geïnviteerd?) zijn zo on-Japans en onwaarschijnlijk, dat we alleen onze schouders erover kunnen ophalen. Dan is er een aantal domme uitspra ken: de getrokken gelijkenis tussen Hitier en Soekarno, tussen Nazi's en Indonesische vrijheidsstrijders, en be paald kwalijk is op blz. 104 de gestelde mij nu een ongekende, emotionele vol doening schenkt. Dicht bij de natuur en dicht bij de gewone mensen. De kippenfokkerij van Soejoto is he laas op de fles, maar in de West moesson zou dat misschien onfrisse geurtjes naar mij toe hebben gebla zen. "Little house on the mountain slope, mijn pondokje in de goenoeng" maar zonder nyai zoals Van Oudijck Alleen een kip en een hond houden mij gezelschap als ik 's middags mijn bordje rijst eet DICK HARTOKO overeenkomst tussen de vernietigings kampen voor Joden en de Japanse interneringskampen. Tot slot nog één opmerking. Het "mind-over-matter" principe komt niet aangewaaid, maar behoeft een kei harde training van jaren, het vraagt studie, concentratie en meditatie. En dan is het nog maar een klein percen tage dat erin slaagt zijn lichaam bewust ondergeschikt te maken aan de geest. Onder grote spanning of angst, kan de geest zich afsluiten voor dingen van buiten, maar dat is een vlucht, geen wilsact. De mening van de schrijfster dat zij zo maar in staat is deze hoge kunst te beheersen en het feit dat zij haar boek daar nog naar noemt, getuigt weer van een lichtzinnige en schromelijke zelfover schatting. Misschien gebruikt Anne Visscher haar talenten nog eens om vanaf een wat afstandelijker en meer bescheiden standpunt verhalen te schrijven. H.W. Als er ooit een literaire ondescheiding zou worden ingesteld voor de "achter flappen-tekstenschrijvers" (heel be langrijk voor een boek) dan zouden wij hem/haar die verantwoordelijk is voor de achterflap van "Ninjutsu" als eerste gegadigde willen aanbevelen. Of zou het ook Anne Visscher zijn, neen toch(Red. Moesson). "Ninjutsu" - Anne Visscher prijs 19,90 porto 2,30 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 5