Die slimme Chinezen toch! door Dr. H. J. de Graat In mijn jeugd hadden de Chinezen hier te lande, en feitelijk in de ganse Wester se wereld geen goede naam, vooral na de beruchte, conservatief getinte Boxeropstand van het jaar 1900. Deze was tegen de Europeanen gericht en verschillende zendelingen en missionarissen hebben daabij het leven verloren, met name bisschop Hamar, voor wie onze Katholieken in Nijmegen een stand beeld hebben opgericht. Men sprak van het "gele gevaar" en betichtte de gele "snoodaards" van allerlei ondeugden: wreedheid, winzucht, maar vooral behoud zucht. Iemand als Henri Borel heeft destijds het vaak voor hen opgenomen en menige lans voor hen gebroken. Hij wees b.v. op hun grote kunstvaardigheid, hun wonderbaarlijke artisticiteit, die niet enkel maar behendigheid was, maar echte kunst voortbracht. Hij noemde b.v. zulke prachtige porceleinen beelden als dat van Kwan Yin, waaraan hij zelfs een heel boek wijdde. In dat opzicht heeft hij inderdaad succes gehad. Trouwens, de Chinese kunst was reeds van ouds vermaard en bleef steeds in het Westen door de liefheb bers gezocht, met name het Chinese porcelein. Ook in onze Oost hebben de Nederlanders de Chinezen steeds gewaardeerd, niet alleen als betrouwbare en gewiekste kooplieden, doch ook als bekwame vaklui. Het is pas in de laatste tijd tot ons doorgedrongen, dat de Chinezen ook grote uitvinders zijn geweest. Vooral de Engelse geleerde Needham is daar sterk voor opgekomen, heeft er vele dikke boeken over geschreven. Hij betoogde zelfs, dat de Chinezen op weg zijn geweest, om de Westerlingen op dit terrein te evenaren, ja, zelfs wel licht te overtreffen, tót omstreeks het jaar 1500. Dat was de tijd van Renaissance en Humanisme, tegelijk met de ontwakende wetenschap. Toen nam het Westen op dit laatste gebied de leiding en behield deze ook tot nu toe. Sommige der Chinese uitvindingen zijn zo oud, dat de Chinezen zelf niet meer weten, hoe lang het geleden is, dat de een of andere inventie gedaan werd. Daarom schrijven ze die dan ook maar toe aan de een of andere oeroude mythische keizer, zo'n paar duizend jaar geleden. Zo zou de zijdefabricage het eerst op gang zijn gebracht door de gemalin van de z.g. Gele Keizer, heel lang voor Christus' geboorte. Ook de uitvinding van het kompas is niet van vandaag of gisteren, doch wordt toegeschre ven aan de zeer wetenschappelijk aan gelegde oer-keizer Hwang Ti, al ziet het Chinese kompas er wat anders uit dan het onze. Dat was in het jaar 2634 voor Christus. Verder kan men op naam der Chine zen stellen: de uitvinding van het buskruit, hoewel alleen maar voor ra ketten, vuurpijlen en vuurwerk. In dit laatste brachten ze het heel ver, zo dat men in de 18e eeuw tot zelfs in Zuid-Amerika bij feesten de hulp der Chinese vuurwerkmakers inriep. Dan: het papier en de boekdrukkunst, waarop wij hierna terugkomen. Einde lijk het papieren geld. De grote reizi- ziger Marco Polo uit Venetië zag het reeds op zijn reis door China in de 13e eeuw, maar hoorde ook reeds over geldontwaarding, omdat er, zoals zo vaak, te veel gedrukt werd. Einde lijk de hete-lucht-ballon, bij ons twee eeuwen geleden naar de uitvinder of nabootser, Montgolfière genoemd. Enkele dezer inventies hebben nog in de Middeleeuwen reeds Europa be reikt, zij het langs de gevaarlijke en moeizame landweg, want de zeeweg moest nog ontdekt worden. Van een Het Chinese kompas, waarvan de uit vinding wordt toegeschreven aan keizer Hwang Ti, 2634 voor Christus. paar uitvindingen kunnen wij de land reis over hoge bergen en door barre woestijnen zelfs nagaan. Vooreerst de uitvinding van de zijde. De Romeinen kenden dit Chinese pro- dukt al, maar dachten dat de Chine zen de zijde van een bepaald soort bomen afplukten. Ze noemden de Chi nezen zelfs naar dit vooral bij de Ro meinse dames zeer geliefde voort brengsel. Doch enige Christelijke monnikken zouden de zijderupsen uit China ge smokkeld hebben, door in hun uitge holde pelgrimsstaven cocons mee te nemen. Het bezwaar tegen dit verhaal is, dat op hun zéér lange voetreis die cocons natuurlijk open gingen. De zij derupsen kwamen er uit en wat zou den die brave monnikken met die hon gerige beesten moeten aanvangen. Ze konden die veelvraten op hun tocht niet met moerbeibladeren voeden. De overbrenging ener andere vinding ziet er minder legendarisch uit, n.l. die van de papierfabricage. De Chinezen vertellen, dat in het jaar 105 een ze kere Ts'ai Fei aan de keizer het eerste papier presenteerde. Tot dusverre hadden de Chinezen hun toch al moei lijke letters op latjes van hout of bam boe moeten schrijven. Dit was zeer omslachtig, want voor één boek had men dan wel een kruiwagen nodig. Doch het schrijfmateriaal van Ts'ai Fei was gemaakt van boomschors, hen nep, lompen en visnetten. Dat ziet er nogal ingewikkeld uit, doch de geleer de reiziger, sur Aurel Stein, die zo'n 80 jaar geleden opzienbare ontdekkin gen in Chinees Turkestan deed, heeft daar het alleroudste Chinese papier gevonden, dat in dat droge klimaat bewaard bleef en uit het jaar 399 stam de. Het bestond echter, net als ons oud papier tot een anderhalve eeuw geleden, nog enkel uit lompen. Hoe het ook zij, het nieuwe schrijfmateriaal was veel bruikbaarder dan hout of bamboe, die er spoedig door verdre ven werden. De Chinese papierindus^ trie kwam tot grote bloei. In het jaar 750 bezetten de Arabische Moslims ook Turkestan en in een ge vecht met Chinese troepen maakten ze ook een paar Chinese papierma kers gevangen. Het gevolg was, dat ook in Samarkand een papierfabriek verrees. De khalief uit de Duizend-en-één- Nacht, Haroen-al-Rasjid liet daarom in 794 Chinese papiermakers naar Bag dad overkomen, waar het zo langza merhand het Egyptische papyrus ver dreef. Van Bagdad naar Damaskus is maar een stapje en zo kwam ook daar de papierfabricage tot bloei. In het Westen sprak men dan ook van charta damascena, dat dus even beroemd werd als de damasceense zwaarden. Wij zouden dit door perkament uit Da maskus kunnen vertalen, want in Eu ropa had men n.l. toen het zéér dege lijke, maar kostbare perkament om op te schrijven. Omstreeks 1040 werd in Egypte het papier zelfs reeds als pakmateriaal ge bezigd, doch vanuit dit land heeft de papiermakerij Europa niet rechtstreeks bereikt, doch via Noord-Afrika. Van daar kwam het in het deels nog Moor se (Moslimse) Spanje, maar in 1189 werd de eerste papierfabriek ten noor den van de Pyreneeën opgericht. Kei zer Frederik II van Hohenstaufen, die meestal in Zuid-ltalië resideerde, waarschuwde er zelfs tegen. Rechts geldige oorkonden mochten alleen maar op het oude, vertrouwde perka ment van kalfsvel geschreven worden. Ook thans worden nog zéér bijzonde re documenten op deze uit dierenhuid vervaardigde stof met veren pennen 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 6