'Sew vleugje maar van <*Tfl.oecler=>
door Ems I. H. van Soest
Zij werd geboren op 20 november 1867 en als ik dit schrijf is het 20 november
1982. Het kan niet anders of ik ben met herinneringen aan haar vervuld. Om
over haar te schrijven is helemaal geen gemakkelijke opgaaf. Zij had een zó
gevarieerd leven, dat zowel mijn broer als ik er ons eigen visie op gaven.
Zij verzweeg voor haar kinderen niets en zo kregen wij het verhaal van een
in Indië (Tjikini, Batavia) geboren meisje, dat tot haar 23e jaar in Nederland
verbleef en in velerlei milieus verbleef. Om in 1889 naar Indië terug te keren
en er te trouwen.
WEGGEVALLEN ONDERTEKENING
in Moesson no. 15, pag. 13, is tot
onze grote spijt onder het artikel
"Moesson moet groter worden" de
ondertekening weggevallen. Het stuk
was geschreven door EMS I. H. VAN
SOEST. Dit was des te pijnlijker,
omdat zij hierin door haar ontvangen
brieven beantwoordde, zodat de
briefschrijvers niet wisten, wie het
stuk schreef.
Uit dat éne jaar, dat zij in Indië was
als kleuter, vertelt mijn broer in zijn
herinneringen: Met haar broertje Wil
lem, dat in leeftijd zeer weinig met
haar scheelde, zat zij eens op een
ronde rieten mat in de binnengalerij
van het huis te Batavia, toen de ou
ders die mat zagen bewegen. De kin
deren werden zelfs een eind voort-
geschoven Zij grepen elk één kind
van de mat en toen stak de kop van
een grote dikke slang onder die rand
omhoog I Natuurlijk werd het ongure
reptiel direkt onschadelijk gemaakt.
De kinderen waren zich van geen
gevaar bewust geweest.
Het gezin verhuisde naar het Rapen
burg te Leiden wegens mijn groot
vaders ziekteverlof. Scherp belijnd
stonden mijn moeder enkele episoden
uit die tijd voor de geest. Het broertje
werd om zijn ronde hoofdje het
Leidse kaasje" genoemd. Toen deze
twee jongsten uit het grote gezin oud
genoeg waren om naar een bewaar
school te gaan, bracht mijn grootvader,
de Bataviase Raadsheer Mr. J. J. van
Angelbeek, ze naar een school, waar
over hij blijkbaar als verstrooid rechts
geleerde, met een proces jegens het
Ned.-lnd. gouvernement aan het hoofd,
niet voldoende informatie had inge
wonnen.
Toen mijn moeder en haar broertje
door het hek naar het hoofdgebouw
liepen, stormde een groep haveloze,
totaal vervuilde kinderen joelend op
hen af. Een jongetje met een druip
neus bevochtigde zijn vijf vingers met
zijn tong en begon de ponny, die mijn
moeder op het voorhoofd droeg, daar
mee glad te strijken. De rest danste
joelend om hen heen en hoonde:
Paepae en maemae
Die leupen elkaar met een stuk
roggebrood nae
De klasse-onderwijzer zat met het ge
val verlegen. Zijn leerlingen waren het
immers niet gewend kinderen op hun
school te zien met een beschaafde
uitspraak van het Nederlands De
De wrok der kinderen werd wonder
lijk genoeg teniet gedaan door de
houding van het tweetal. Maar de on
derwijzer vond het toch nodig mijn
grootvader in te lichten, dat er nog
andere scholen in Leiden waren. Mijn
moeder kon zich nog duidelijk de ver
bouwereerdheid van haar vader her
inneren, toen deze zijn vergissing be-
merktel De deftige school, waarop ze
de volgende dag geplaatst werden
maakte lang niet zo'n indruk
Een ander fragment uit mijn broers
verhaal vertelt hoe mijn moeder, die
als meisje dol was op kinderen met
haar ontluikend moederinstinct, ver
rukt was toen ze in een weiland (ze
was toen weer ergens anders te
gast) een kraaiende kleuter op zich af
zag waggelen. Ze was zelf pas tien en
met inspanning van al haar krachten
probeerde ze 't kindje op te tillen.
Plotseling schoot er, vanwaar wist ze
niet, een boom van een kerel tevoor
schijn, die schreeuwde: "Geef dat
kind hier, kwaje meid, wou je het soms
stelen?" Weer zo'n schokkende er
varing
De pop, die ze koesterde als haar
grootste schat, kwam door de mani
pulaties van twee oudere broertjes,
de onafscheidelijke Johannes en Ja
cob die later naar Amerika gingen, in
een van de grachten van het door
haar geliefde Amsterdam terecht. De
kop van papier maché was bedorven.
Mijn grootmoeder, die toen ziek lag
na tijdens een bal kou te hebben ge
vat, wat in longontsteking ontaardde,
bestelde een nieuwe pop uit Parijs en
kon die haar Emma, het nakomertje,
nog juist vóór haar dood schenken.
Een tenger, onverschrokken kind, zo
komt ze uit alle verhalen tevoorschijn.
Een kind ook vol levensblijheid, dat
enorm veel voor anderen overhad.
Ikzelf, evenals zij een nakomer, kreeg
óók die verhalen te horen, maar veel
later dan mijn broer. Zoveel verhalen,
dat zij twee generaties beslaan en dan
had ik nog mijn eigen leven! Ze ver
telde me, dat ze na de dood van
Margootje, haar eerste dochtertje, één
jaar oud verongelukt op de s.f. Kali
Bagor, altijd vurig gebeden had om
nóg een dochtertje. Ze kreeg drie jaar
na elkaar twee zoons, waarmee ze
natuurlijk dolblij was, maar toen ze op
meer dan 40 jarige leeftijd in Hilver
sum toch nog die meisjesbaby kreeg,
kon ze er nachten lang niet van sla
pen. Ik heb hier een bundeltje ge
dichten van haar, waarin ze haar
vreugde en liefde tot uiting brengt. Ik
had toen blauwe ogen en witblond
haar, terwijl het zusje, dat ik nooit
gekend heb, donkere kijkers en dito
haar had. Toen de oude Mietje Peet,
het trouwe factotum in Hilversum met
haar door reumatiek gekromde vingers
mijn gezichtje streelde en zei: "Zo'n
mooi blond kindje mot U nooit naar
de Oost brengen, mevrouw moest
Ma, Mams, Moes, ja hoe noemde ik
haar toch allemaal? denken aan de
oude Carsinah, die gepreveld had:
"Nonni manis, nonni bagoes, njonja",
zo'n 16 of 17 jaar terug.
Ik kende als kind uit haar verhalen al
mijn moeders schoolvriendinnen. Toen
ik deze zomer in Zweden was, was
het of ik haar weer hoorde over die
lange blonde Adelheid Pauli, die een
door héar, Emma van Angelbeek, ge
schreven opstel voor 't hare had laten
doorgaan. Hoewel de Zweedse haar
boezemvriendin was - of misschien
wel juist daarom, was ze diep ver
bolgen. Het koppige Oostfriese bloed
van de Van Angelbeken - "Tenax
propositi I" - verloochende zich niet.
Een jaar lang was Adelheid lucht voor
haar. Maar uiteindelijk kreeg haar
edelmoedige natuur de overhand. Ik
heb iets over die koppigheid verwerkt
in mijn eerste boek, "De Pauw", trots
die geen hoogmoed was.
Daar in Indië, waar ik in mijn derde
jaar tóch kwam, werd de eenzaam
heid van het ondernemingsleven door
al die verhalen teniet gedaan. En het
kon bijna niet anders, ik moest later
zélf vefhalen schrijven, die ze altijd met
grote aandacht las. "Is Ems van Soest
een oudere dame?" vroeg eens een
meisje aan iemand wie ik mijn boek
Harriët cadeau had gedaan. "Hoe kom
je daar nu bij, ze is pas vóór in de
twintig," antwoordde die. "Omdat ze
soms zo wijs kan zijnluidde de
argumentatie.
Zelf was ze opgegroeid als "halve
wees", mij was het vergund haar
liefdevolle zorgen te genieten tot mijn
34e. Mijn jeugd is nooit beschaduwd
geworden door dwang of druk. Hoe
wel mijn ouders nooit de minste angst
koesterden als ik verre zwerftochten
ondernam over het domein waar mijn
vader ook altijd ongewapend het be
heer over voerde - Malebarie - wa
ren zij wél bezorgd als ik gevraagd
werd om te gaan zwemmen, fietsen
of bij andere uitjes met vreemden. Ze
lieten me niet uit hun ogen. Maar hun
erfenis was toch een zekere moed en
volharding onder allerlei beproevingen.
Ik herinner me een vers uit mijn moe
ders poëzie-album, waarin een vrien
din geschreven had in een prachtig
handschrift:
Zoek uw heil in stille deugden
't Is de ware harmonlj
(lees verder volgende pagina, 3e kolom)
16