Op steunzolen uit [I) door H. Neeb "Maar Pekel, ben je er nu alweer? Je komt, geloof ik, iedere dag op het zieken rapport. Wat heb je nu weer "Mijn voeten, dokter. Nog steeds hetzelfde. Als ik een half uur sta, beginnen mijn voetzolen te branden en gaan mijn benen pijn doen. Ik kan er bijna niet mee lopen. De talk maakt het niet beter en ijsblokjes uit de koelkast ook niet. Andere schoenen of sloffen, niks." "Ja man, je hebt platvoeten. Wat wil je? Daar kan ik je niet van afhelpen. Je hebt steunzolen nodig. Maar die hebben wij hier in Biak niet en verder moeten ze je eigenlijk worden aangemeten." "Zo gaat het ook niet, dokter. Ik kan mijn werk niet doen en iedereen kijkt mij schuin aan." "Dat weet ik. De commandant heeft mij ook al een wenk gegeven om er nu eens iets aan te doen. Hij wil dat gestrompel en geklooi van jou in zijn troep niet langer hebben. Zo hebben ze ook niets aan je. Dan moet je in godsnaam maar naar Batavia. Daar zit een orthopedist, die je die hoefijzers kan verschaffen. Het is wel een heel eind weg, absurd eigenlijk voor zoiets onbenulligs. Maar ja, het is het een of het ander. Ik zal er met de commandant over spreken. Je hoort het nog wel." Een week later stond Pekel in de schaduw van de vleugel van een B-25 bommenwerper te wachten op het ver trek. Ondanks de zonnebril knipperde hij nog met zijn ogen tegen de ver blindende weerkaatsing van het zon licht op de witte koraalbodem. Hij stond met kromme benen op de buiten randen van zijn voeten, de plunjezak naast zich. Het pijnlijk vertrokken ge zicht glom van zweet en vet. De bemanning kroop in de buik van het vliegtuig "Stap in, Pekel. Wat scheelt eraan? Heb je nu al in je broek gedaan? Je kijkt zo beteuterd." Pekel grijnsde, schudde zijn hoofd en nam de plunjezak op. Als een kip met kluiten aan de poten strompelde hij naar het luik en klauterde het toestel in. "Duik maar voor in de neus. Speciaal voor gasten. Mooi uitzicht, lekker warm en geen last van de buren. Wij serve ren alleen nog geen koele dranken." Pekel schoof op zijn buik door het gangetje, de plunje zak voor zich uit duwend. Hij ging zitten op de lage stoel en bond de riemen om zijn heu pen. Het was er heet. De zon scheen onbelemmerd door de grote glazen koepel. Het zweet begon sneller te druppelen. Pekel haalde dieper adem, maar zoog slechts warme lucht in. "Alles is beter dan lopen," murmelde hij. De motoren sloegen aan en het toestel reed naar het begin van de startbaan. Enige minuten later steeg het vliegtuig met een brullend-huilend geluid op. Hoe hoger het klom, hoe koeler het in de koepel werd. Pekel kikkerde er van op. Het zweet werd koud op de huid en hield tenslotte op met stromen. Een lekkere lentedag in Holland, dacht Pekel en knoopte de riemen los. Hij ging er lui bij liggen en stak een sigaret op. Onder zich zag hij Nieuw-Guinea ach teruit glijden, toen de cobaltblauwe zee met de kleine witte streepjes van de schuimende golfkoppen. Groene eilanden omkranst door witte stranden en de branding, en de heldergroen doorschemerende koraalriffen schoven langzaam onder hem door. De blauwe lucht met een enkele witte wolk ver oorzaakte door de indruk van een enorme ruimte bij Pekel een licht ge voel van duizeligheid. Zo, door het toestel voortgeschoven als een borrel op een presenteerblad met niets dan lucht om je heen, maakte hem on rustig. Hij voelde zachte kneepjes in de buik. Slechts het trillen van het bankje en het lawaai van de motoren verrieden, dat er achter hem toch wel iets meer was dan ook niets. Hij keek af en toe naar de voorwerpen direkt om zich heen in de koepel om wat van zijn aardse zekerheid terug te vinden. De mitrailleurs trilden in de riemen; do delijke kracht in rust. Dezelfde be- driegelijke argeloosheid als bij een gepavoiseerd oorlogsschip. Rondom hem zag hij aan de wanden gekleurde draden en rode knoppen, en voor hem stond de zwarte standaard van de bommenrichter. Na enige uren landde het toestel op Morotai in de Molukken. De volgende morgen op het vliegveld hoorde Pekel, dat hij niet verder mee kom De reden van zijn reis, de on voldoend gevaarlijke aard van zijn ziekte en zijn lage rang wogen niet zwaar genoeg in de balans van priori teiten tegenover een majoor, die voor stafbesprekingen naar Makassar moest. Pekel pikte zijn plunjezak op en strompelde naar de vrachtauto, die hem kaatsend door kuilen in de weg en omhuld door dikke wolken stof weer terug bracht naar het tentenkamp. Omdat hij toch niets te doen had, ging hij naar de verzamelplaats voor soort gelijke zielen: het ziekenrapport. "Sergeant Pekel uit Biak meldt zich. Ik ben op doorreis naar Batavia. Ik heb voet aan mijn pleinplatten." "Watriep de officier van ge zondheid. "Ik bedoelPekel keek strak naar de grond en zei bedachtzaam: "Ik heb pijnaan mijn platvoeten." "Ah mooi zo. Ga zitten. Voor plat voeten naar Batavia, hè? Knap werk. Wat wil je dat ik hier doe, wat ze in Biak niet kunnen? Wanneer ga je ver der?" "Dat weet ik niet. Ik ben net uit het toestel gezet en zal wel op een ander moeten wachten." "Dat zou wel eens lang kunnen duren. Je papieren staan niet hoog, lijkt me. Ze vliegen hier anders wel druk af en aan. Net een duiventil in paringstijd. Hoofdzakelijk majoors en hoger, die een luchtje willen scheppen." "Heeft U misschien een fiets voor mij te leen? Ik kan slecht lopen. Een jeep zal zeker niet kunnen?" "Een jeep. Ha-ha. Een fiets? Net zo gek overigens. Maar ik geloof wel, dat wij nog zoiets hebben. Een vooroor logse. Van Doorn, hebben wij nog wat fiets over voor onze gast?" De ziekenverpleger kwam binnen, keek Pekel met enige minachting aan, richt te daarna zijn blik met de reglementair voorgeschreven eerbied en vastbera denheid op de dokter en zei: "Er is een reservefiets. Hij rijdt soms wel." "Een reservefiets? Waar zijn dan de andere?" "De andere zijn er niet meer. Deze is altijd de reservefiets geweest." "Ookay, geef hem aan Pekel in bruikleen. Hier heb je een recept er voor: R/ Fiets 1, zo nodig gebruiken. Succes met je steunvoetenik be doel je platzolennou ja, schiet maar op." In afwachting van verder transport in de richting Batavia reed Pekel op het ijzer kuil-in kuil-uit, dagen achtereen. Hij spaarde zijn voeten en verkrampte zijn dijen, plakte de voortdurend lekke banden en besmeurde zijn vingers aan de steeds aflopende ketting. Hij bracht de post rond en meldde zich dagelijks bij de transportofficier. Het ene vliegtuig na het andere vloog weg met belangrijker lading dan Pekel. Hoe meer dagen hij op Morotai bleef, hoe langer zij hem leken. Plotseling echter op een dag begon zijn rondhangen blijkbaar velen tege lijkertijd te vervelen en werd Pekel in een Mitchel-toestel gepropt met be stemming Makassar. Verder ging het vliegtuig niet. Weer wachtte Pekel op het onberekenbare wonder van verder transport. Een paar dagen later werd hij inge scheept op een KPM-er, die naar Ba tavia zou varen. Hangende over de reling keek hij naar het laden en lossen van enkele schon kige koeien. Een brede band werd on der de buik van de koe geschoven. De poten staken door het zeil en vele touwen liepen kriskras om het beest en naar de takel. "Net een soldaat op parade," dacht Pekel. (lees verder volg. pag., 1e kolom onderaan) 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 18