BIJ DE VOORPLAAT LIEF Eindelijk, eindelijk heb ik hem dan op de voorpagina: de tjitjak. Heb Rogier jarenlang gezeurd om een goede foto, maar dat bleek moeilijker dan het leek. Nooit het goede moment, de goede plek, de goede tjitjaks. Toen kwam de heer Arends met deze (oorspronkelijk gekleurde) foto. Het liefst had ik onze vriend "vrijstaand" gezet, dus net of hij op het omslag van Moesson zat, inplaats van zoals nu op een muur. Maar zo is hij ook goed, scherpe foto, zelfs de structuur van die schubachtige huid te zien, die dikke vingertjes die schrandere kraal oogjes. Van alle, niet-op-de-grond lopende dieren hield ik van de tjitjak het meest. Als kind al verlangde ik ze te aaien, in mijn hand te houden. Ze zelfs te kussen. "Als ik het je toch zie dóén I", waar schuwde mijn moeder. Ze had me wel eens gesnapt met twee kroket-dikke oeler kèkèts tegen m'n wag. "Niets erg", zei mijn vader, bijna alle dieren zijn schoner dan mensen." Waar hij gelijk in had. Maar goed, kusjes of niet, ik had een speciale binding met tjitjaks. Zoals je binding hebt met je huis, je bed, de tuin. Ze leverden op hun eigen lieve manier een bijdrage aan het huiselijke leven, of het nu een halfsteen-half gèdèk huisje was in Toempang of het riante burgemeestershuis aan het J. P. Coenplein in Malang. Er zijn wel nieuwbakken Hollandse mevrouwtjes geweest die de kebon opdracht gaven die "enge" beesten uit het huis te verwijderen of dood te maken. Makkelijker gezegd dan ge daan. De jongen kon dan wel met een sapoe lidi langs de muren gaan, maar tjitjaks zijn toch sneller dan je denkt. Zo zie je ze, zo zie je ze niet, in een kier onder de daklijst verdwenen of door de luchtgaten naar buiten ge vlucht. 's Avonds kwamen ze weer te voorschijn. Kebon zal ook wel het zijne gedacht hebben, domme njonja, wil je nóg meer last hebben van muskieten, larons, motten? Sinds de uitvinding van Flit en Raid en andere verdelgen de spuitmiddelen en die walgelijke air conditioning hebben de tjitjaks een moeilijk bestaan. Ze moeten het van buitenmuren hebben. Lieve tjitjaks, zo bescheiden, zo mooi van vorm. Soms wat buitenmodel door een afgeknotte of vertakte staart. Pa legde uit hoe dat kon. "Doet het pijn?" "Neen". Als ik mijn moeder 's morgens bij het theetafeltje "o jee I" hoorde roepen, dan wist ik dat er weer een tjitjak in het blikje zoete melk lag. Kassian, ze hielden zo van zoet, je zag ze vaak ook uit de schotel een restje thee drinken. Maar dat blikje melk, dan gleden ze kansloos in de dikke massa. Ik hield ze dan onder de kraan, heel voorzichtig, soms kwam er ineens weer beweging in het lijfje en, roets! weg schoot 'ie weer. Mijn eerste en (goddank) enige sexu- ele voorlichting die ik ooit in mijn leven gehad heb kreeg ik via een tji tjak. Er was er een waar ik erg op gesteld was en waarvan ik meende dat hij me kende. "Hoe weet je dat?" vroeg mijn moeder. "Weet niet". Op een avond zag ik hem zitten, aan de buitenkant van een serreruit. Door het felle licht binnen, en de donkere nacht buiten, leek het of er een spier wit hagedisje in de lucht hing. "Moet je eens goed kijken," wees mijn moe der, "hier, zie je dat witte vlekje in de buik? Dat is een eitje! Ze heeft een eitje in haar buik, lief ja?" "Is het een vrouwtje?" vroeg ik. "Ja, vrouwtjes alleen krijgen eitjes. En uit dit eitje komt straks een kleine tjitjak". "Heeft hij dan een nest?" Ik kon de transformatie van hij naar zij niet zo gauw verwerken. "Neen, tjitjaks hebben geen nest. Het zijn toch geen vogels? Ze leggen het eitje gewoon ergens neer en dan komt de tjitjak er vanzelf uit." En dat was dat, just a simple fact of life. Een paar dagen later zag ik 's avonds inderdaad een onmogelijk klein hage disje over de muur rennen. Werkelijk rennen, zo roekeloos snel, dat het wel leek te fladderen. Ik stond duizend angsten uit, straks klapte hij zo naar omlaag. Een kolossale kop, iel lichaam pje met die aandoenlijke gehand- schoende pootjes, Mama nergens te zien, maar ze was er, ik voelde het. Daar kwam ze, samen renden ze op een torretje af. Kind kreeg de buit, veel te groot, het wist er eventjes geen raad mee, hij sleepte de tor weg in een spleet. Moeder maakte rechts omkeerd, richting muskiet. Mijn moeder had een bijzondere hob by: huizen kijken. Gewoon vrouwlijke nieuwsgierigheid of misschien op zoek naar Het ideale huis. Ook toen we later in een eigen huis woonden, bleef ze huizen kijken. Gewoon liefhebberij dus. Vaak ging ik mee, lege huizen hadden zoiets geheimzinnigs-verdrie- tigs, als kind had ik nog geen ver beelding genoeg om de kamers ge meubileerd en aangekleed te zien, mijn moeder wel. In gedachten zag ze het - meestal vieze - huis zoals ze het wilde hebben. "Deze kamer zou ik lichtgroen of lichtgeel kalken en dit kamertje is goed als piano-kamer voor LudOp een dag kwamen we in een huis waar de djaga in de voor galerij op een mat lag. Hij haalde de sleutels, opende de voordeur en zei: "Njonja, disini ada terlaloe banjak tji tjak I" De waarschuwing was niet voor niets geweest. Wat we zagen zal ik nooit vergeten. Hoog tegen de muur en het plafond zag ik wel zo'n honderd tji tjaks. Donkere diertjes, veel donker der van kleur dan de lichtbeige die in ons huis waren. "Kenapa?" vroeg mijn moeder. 'Ndak taoe nja". Griezelig vond mijn moeder, ze wilde niet verder kijken, maar ik glipte nog een andere kamer in. Daar waren ze ook, tientallen. Waarom? Geheim van de tjitjaks, moeten we nou persé alles weten, alles? Het leven is immers veel leuker als er geheimen zijn, dingen die we niet we ten, waar we naar kunnen raden, onze eigen gedachten kunnen leren ontwik kelen? De moderne wetenschap ont raadselt alles, er blijft niets meer ver borgen. Geen dier, van olifant tot aard worm, neen geen microbe is meer veilig voor die schitterende camera's. De menselijke onbeschaamdheid dringt binnen tot de intiemste gedragingen van het dier "in naam der wetenschap, tot heil van de mensheid!" Waarom moet elke ordinaire burger weten hoe een salamander, een kolibri, een ne- velpanter of een zilverreiger paart? Waarom moeten prachtige, bescheiden en beschaafde dieren voor een appel en een ei aan de domste, lelijkste en onbeschaafdste mensen worden ver kocht via de televisie-camera's De echte natuurvorser en wetenschap per zou zijn bevindingen uitsluitend moeten delen met mensen uit hetzelfde vak, dezelfde genootschap. Zogenaamde wetenschappelijke onder zoekingen zijn allang ontaard in on beschaamde nieuwsgierigheid en sen- satiezoekerij. Waar ligt de ethische grens voor het prijsgeven van de diep ste geheimen van de Natuur? Hebben dieren geen enkel recht op privacy, de privacy die de Schepper voor hen bedoeld heeft? Waarom mag een vle gel die zich vergaapt aan een porno film, met dezelfde onbeschaamdheid kijken naar het gedrag en de schoon heid van diepzee vissen. Omdat een Minister van Cultuur dat goed vindt voor zijn ontwikkeling. Dierenparken, safari's, circussen ik haat ze. Wilt U een panter, een cobra, een ijsbeer zien en meemaken? Trek er ongewapend op uit, zoek het dier op in zijn omgeving en kijk, kijk, kijk. Ziet U niet? Pech gehad, ga dan maar gewoon kijken wat de KRO, IKON en VARA te bieden hebben op het gebied van voorlichting van het menselijk gedrag, dan snapt U waarom God de edelste dieren de meest verborgen plekjes heeft geschonken, in de hoop dat Helaas, Hij schiep ook het meest des tructieve, wreedste wezen in de schep ping, de mens. Die ook de hersens kreeg om de creatiefste beschermer in die schepping te worden. Van het Mysterie van de Natuur is weinig meer over. Tjitjaks zijn om naar te kijken, niet om dood te slaan, noch om te kussen. Alleen maar kijken. L.D. 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 2