"Opstand in Lhong" (Vervolg: "Palmen en Pasirahs") man bestuurt het land, de vrouw be stuurt het huishouden. De man is de kracht, de vrouw de schoonheid, wel ke stelling duidelijk geïllustreerd werd door de jeugdige schone voor hem, overdacht Aardeman. Met de allure van een sultane. "Mijn neef, de zoon van de jongere broeder van mijn vader, werd tot Oe lèëbalang aangesteld", vertelde Tjoet Nja Meuligoë verder. "Zeker, omdat zij het bestuur van een oelèëbalangschap niet aan een vrouw toevertrouwden." Zij zweeg en boog het hoofd als in diep nadenken. Nu kwam het, voelde Aardeman. De Oelèëbalangs hadden grote macht in hun gebied en die was haar dus ontgaan. "Maar in Atjeh" - begon zij en aarzel de een moment, keek langs hem heen - "in Atjeh bestaat het rechtstreekse erfrecht en half-matriarchaat", hernam Tjoet met ferme stem en ik ben daar om wel degelijk rechthebbende op het Oelèëbalangschap." Na deze uitspraak wendde zij haar blik naar Aardeman, die zweeg en haar liet uitpraten. Even sloeg ze verlegen haar ogen neer en vervolgde: "Nu is mijn verzoek om herziening van deze beslissing, die ik onrechtvaardig acht." Een lichte blos verried haar spanning. Of de Moslimse wetten een vrouw van het recht op bestuur uitsluiten, dat wist Aardeman zo direct niet. Hij hield zijn gezicht echter in de plooi en toon de geen verbazing, noch afkeuring over haar verzoek, dat tevens een soort klacht inhield tegenover de Kom- peuni, verhuld weliswaar, maar toch. "Waarom komt U nu na vijf jaar pas met uw verzoek, Tjoet Nja Meuligoë?". vroeg Aardeman. "De Vrouwen in Atjeh hebben rechten die van heel vroeger stammen", ant woordde zij met haar hoge stem. "En er is nu een nieuwe Gouverneur en een nieuwe Secretaris en dat is de reden, dat ik dit verzoek bij U voor breng." Aardeman knikte nadenkend en speel de met zijn pen. De fan zoefde zacht en de stilte rondom maakte de betove ring volmaakt: de sultane bij de vizier - want zo mocht je zijn positie wel noemen, niet waar? Zij was van ver gekomen om haar recht te halen en Aardeman bewonderde haar moed. Via Lhong en Blang-Mè, door Lho'- Kroeët en langs Lho'-Nga had zij de reis naar Kota Radja ondernomen. Was zij per prauw over zee gekomen? Of had zij een auto uit Kota Radja gehuurd? In de Westkust van Atjeh waren geen paarden of dogcars. leder een ging er te voet. Enkelen hadden een fiets. Tjoet Nja had een doel "Waar een wil is, stamp je padi", zegt een Atjehs spreekwoord. Hoe het ook zij, Tjoet Nja Meuligoë bezat blijkbaar drie eigenschappen van de ideale At- jehse vrouw: hoge geboorte, schoon van uiterlijk en moed. "Tjoet Njai", verbrak Aardeman de stil- door Victoria Kaulbach Prijs f 20,porto f 2,30 Victoria Kaulbach verhaalt op haar levendige manier over de opstand in 1933 in Atjeh aangevuld met vele wetenswaardigheden over adat, ge loof en mentaliteit van de Atjeher. Zij noemt niet alleen de feiten maar zet toch ook vraagtekens bij de oorzaak van de opstand. BOEKHANDEL MOESSON te, "ik zal natuurlijk alles uitzoeken en met de Gouverneur bespreken. Zodra ik meer weet, zal ik U laten waarschu wen. Het zal wel enige tijd duren, vrees ik." Zij glimlachte en zei: "Groot is mijn hart, dat U voor mijn belangen wilt waken, Toean." De gazen sluier om haar hoofd was met paletten versierd, zag hij nu. Ver borgen aan haar boezem flitste een juweel. Het onderhoud was beëindigd en de betovering werd verbroken, toen zij opstond, wat Aardeman met enig gevoel van spijt onderging. Haar rok ruiste en zij zweefde op haar gouden muiltjes naar de deur, die Aardeman voor haar opende. Hasjim liep rond te hangen op de gang en schoot toe. De duenna wachtte op de voorgalerij. Aardeman oogde Tjoet na: "de Sul tane", kwam het weer in hem op, die recht kwam halen bij hem, de Gewes telijk Secretaris, die geheimen van dit rijk kende, bewaarde en zweeg. Op de voorgalerij aan het eind van de gang stond een figuur in B.B.-uniform, die zwierig boog voor Tjoet Nja. Het was de A R. ter beschikking, die een bespreking had met de Gouverneur. Hij was vrijgezel, een knappe man en was een heel goede tennis speler, net als Aardeman zelf. Zij waren rivalen op het tennisveld. Aardeman onder vond even een onaangename huiver toen hij deze Don Juan zo sierlijk voor de mooie Tjoet Nja Meuligoë zag buigen. Het duurde enige dagen voordat Aar deman de zaak van Tjoet ter hand nam. Hij liet de stukken uit het archief lichten, die betrekking hadden op de dood van de vorige Oelèëbalang van Lam No en de aanstelling van diens oomzegger. Hij verifieerde de afstam ming. Wie was de gestorven Oelèë balang? Wie was zijn broer? Een jon gere telg en die was ook gestorven; hij liet twee zonen na, waarvan de oudste de huidige Oelèëbalang van Lam No was. Die neef was inderdaad de tweede recht-hebbende, omdat Tjoet Nja Meuligoë het enige kind was van haar gestorven vader. Ware zij een man geweest, dan zou die zonder meer de eerste recht-hebbende zijn en zijn vader hebben opgevolgd. Waar om was Tjoet als vrouw niet in aan merking gekomen Hoe dit op te lossen? Er zou geen sprake van kunnen zijn deze, zaak te rug te draaien uit vrees voor politieke onlusten en zelfs moord en doodslag Hij voorzag een grote teleurstelling voor Tjoet. Het geval begon hem te interesseren. Het matriarchaat heerste nog in vele gevallen in Atjeh en de belangrijkste wetten zijn die welke nooit op schrift zijn gesteld Welke oplossing zou hij kunnen aan dragen voor deze vrouw, "de Sultane" zoals hij Tjoet heimelijk noemde. Sul- ta-ne - wacht-es even - Wat dom dat hij daar niet eerder aan gedacht had. Al bladerend in de archiefstukken stootte hij op het Zegel van een Sul tane waarop waarachtig de naam van die Sultane stond: een zekere Tadj- al-Alam, de vrouw van "Diepe Wijs heid", bijgenaamd Saffijjat-al-Din-Shah. Deze Sultane Saffijjat-al-Din regeerde van 1641 tot 1675. Zij deed het rituële hofceremonieel herleven, een plechtig heid, waarvan de overblijfselen nog te bespeuren vielen. Zij werd opgevolgd door Sultane Nur-al-Alam of wel Na- kijjat-al- Din Sjah, het "Licht der Wijs heid", die regeerde van 1675 tot 1678. Kort weliswaar, maar lang genoeg om de verdeling van Atjeh in Sagi's wette lijk te verordonneren. Daarna regeer de 'Inajat Sjah Sakkijjat-al-Din van 1678-1688. Inajat - "Bijstand van het Geloof". De Oelèëbalangs hadden het altijd voor het zeggen gehad in Atjeh en een sultane was gunstig voor hen, omdat zij (de oelèëbalangs) en de Sagi-hoof- den meer invloed konden uitoefenen bij een vrouw dan bij een man I Hoe het ook zij: in Atjeh hadden drie Sul tanes gedurende 47 jaar geregeerd en deze tijd werd bekend als het "Gou den tijdperk van Atjeh'! I Er bestaat eigenlijk niets hogers dan recht; een Arabisch spreekwoord luidt: "Rechtvaardigheid is de helft van de godsdienst." Aardeman stelde zorg- (lees verder volgende pagina) 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 8