Sebentar Poelang (III]
...JfillPI m t
Dit even er tussen door.
De Gunung Api of Tandjong lya bij Endeh.
Isfeï>T; i
(Foto: L. Lindeboom)
door kapitein Lucas Lindeboom, alias Pohon-Linde
Aan de Westzijde van de Endeh Baai ligt de vulkaan Ngaroe Tangi en op haar
westelijke hellingen zagen we de eerste huisjes met op een mooi open gehouden
plekje, een keurig wit kerkje, met rood dak en een kruis op het mini-torentje.
Men behoeft waarlijk geen Christelijke doordrammer te zijn of een fervente aan
hanger van zending en missie, om de zegenende invloed van deze boodschap
pers te erkennen en de rust die daar vanuit gaat, te ondergaan.
Aan de Oostzijde van die zelfde vulkaan, dus reeds in de Enda'h Baai, ligt nog
een bijzonder opvallende rots, zowel door de kleur als de vorm er van.
Op de zeekaart stond dan ook: "Conspicuous rock". In die baai ligt het eilandje
Noesa Endeh, hetgeen bewoond was. Er op stonden alleraardigste huisjes met
ook weer in het midden ervan, een goed onderhouden kerkje. Aan de Westzijde
van dit eilandje zagen we zeer veel zeilende vissersscheepjes en tal van kleine
pleziervaartuigjes en menig opvarende die onze natievlag en hun "Poetih Merah"
bij ons in top zag, begon wild enthousiast naar ons te wuiven.
Na het eiland gerond te hebben, pas
seerden we het rede stadje Endeh zelf
en het publiek dat op straat liep te
slenteren en dat ons met een witte
sdhuimsnor op de boeg, er aan zag
komen varen, liep op het piertje te
hoop en begon eveneens naar ons te
zwaaien. Het "speakertje" op de brug
van de V.H.F.-radio kraakte even,
waarna een stem in zeer gebrekkig
Engels ons opriep.
Het was de havenmeester die wilde
weten wat het doel van ons bezoek
aan Endeh was. Mijn kennis van het
vooroorlogse pasarmaleis was echter
een pietsie beter dan zijn Engels en
toen de man begreep dat we in het
maleis konden "tjakap-tjakap", was
het ijs vlug gebroken. Het was de heer
Sumardi en afkomstig uit Surabaya.
Ik legde de man uit dat ik op weg was
naar Australië en de gelegenheid te
baat nam om dit schone deel van mijn
voormalige vaderland nog eens te aan
schouwen en dat ik in wezen de "Goe-
noeng Api" van dichtbij wilde zien.
Tevens had ik nog een ingewikkelde
vraag omtrent de beroemde drie
"Gilimoetoekratermeren", drie ver
schillend gekleurde meren die men
slechts vanaf één punt, alle drie te
gelijk kan zien liggen; zodat ik vroeg;
"Di kaumoe poenja kantor, ada orang
yang bisa bitjara bahasa Belandah?"
Dat bleek betoel waar te zijn en even
later kwam een lieve en keurige stem
in het Nederlands het stuurhuis bin
nen: "Goedenmiddag meneerr, U vroeg
naar mij? Wat kan ik voor U doen?"
Het bleek Zuster Liobalda te zijn en na
het eerste kennismakings praatje, leg
de ik haar uit dat ik dolgraag een foto
zou willen hebben van de drie vulkaan-
meren, de "Gilimoetoe meren".
Zij beloofde dat te doen, adressen
werden uitgewisseld, waarna ik mijn
aandacht diende te wijden aan de
kaap/vulkaan/schiereiland "Tandjong
lya, ook wel Goenoeng Api genaamd.
Maar vaagjes in m'n achterhoofd dacht
ik: "Ach ja, het zal wel gaan, als zo
vaak het geval is: veel beloven en
weinig geven, doet dwazen en optimis
ten in vreugde leven".
Maar drie maanden later thuiskomend
met verlof, lag haar brief met foto er
wel I En schreef zij in vlekkeloos Ne
derlands een begeleidend schrijven.
Deze vuurberg nu, had mijn speciale
aandacht omdat ik in een artikel dat
destijds in Moesson was verschenen,
had gelezen dat het Geographische
Genootschap te Batavia, in vér voor
oorlogse tijden, 'had geconstateerd dat
de berg door het geweld van zee- en
oceaandeining aan het afbrokkelen
was. Als dit proces in die mate door
ging, hetgeen de heren v.h. Genoot
schap beoordeelden aan de mate van
afkalving en het gruis, stenen en bo
men die reeds in zee lagen, dan zou in
1967 de vulkaan in zee storten,
waarna de oceaan de krater zou bin
nenstromen. Hierdoor zou een ramp
ontstaan, die de uitbarsting van de
Krakatau destijds, in sterke mate zou
overtreffen.
Als nauticus (en dus als niet-geoloog)
vermoedde ik dat de heren destijds
aan een soort van super-stoomexplosie
dachten.
Want waarom zou een sluimerende
vulkaan die er nog lang niet aan denkt
om vuur te gaan spuwen, door millioe-
nen kubieke meters zeewater in haar
bast, dat wél doen? Hooguit zou een
deel van haar inwendige hitte gedoofd
raken en haar potentie tot vuur en lava
spuwen afnemen.
Maar wél zou er een geweldige hoe
veelheid stoom ontstaan met alle ge
volgen van dien. Nu had ik reeds een
oude foto op de kop getikt en dus was
ik bijzonder nieuwsgierig. We kwamen
om de hoek varen, dat is links op de
foto en zagen reeds de met lava be
dekte helling.
Toen we het schiereiland aan het ron
den waren kwam de krater in zicht met
haar zuidelijke flanken; aan de Oost
zijde van de krater zelfs wat recente
boomgroei.
De berg, zoals was te verwachten,
stond er nog en een minuscuul klein
straalvormig wolkje zwavelkleurige
rook, ontsnapte uit een spleet in het
midden van de krater. In de rechter
bovenhelft van de krater ziet U de
rook tot een wazig wolkje uitdijen.
En waarom is die ramp nu niet gebeurd
respectievelijk in tijdsruimte uitgesteld?
Naar ik vermoed zijn daar enige rede
nen voor te noemen.
Ten eerste bereikt een harde kust op
een gegeven moment een soort staat
van evenwicht tussen het beukende
geweld van de altoos hamerende- en
afslijpende deining. De zachte laag is
met succes weggeslagen en de harde
rotskust er achter, slijt zeer en zeer
langzaam.
Ten tweede, is daar de mogelijkheid,
dat lavastromen die volgden op uit
barstingen om de zoveel jaar, de voet
in zee, telkenmale deden verbreden.
Waarna de zeegang en de oceaandei
ning er weer opnieuw aan beginnen te
knagen.
De derde mogelijkheid is een combi
natie van 1) en 2), waarbij opgemerkt
dient te worden dat de achtenswaar
dige heren van dat Geographische Ge-
12