Op steunzolen uit (slot) J. G.YSSEL DE SCHEPPER I ALLE VERZEKERINGEN j door H. Neeb Vier dagen later kwam hij te Batavia aan en liet zich direkt naar het Militair Hospitaal rijden. De orthopedist las het briefje van de arts te Biak, dat Pekel hem overhandigde, en fronste zijn voorhoofd, blies zijn wangen op en liep rood aan. "Godbetere-het, dat is me ook wat moois. Jij reist op onze kosten een kwart van de wereld rond om hier steunzolen aangemeten te krijgen. In 1946 Hoe komen jullie erbij? Zijn jullie helemaal belazerd. Het is hier nog steeds één grote keet en meneer komt voor maatzolen. Jullie zijn daar nog gekker dan wij hier, geloof ikNou ja, je bent er nu eenmaal. Maar hoe is het mogelijk Maak die kast open. Daar liggen een stel zolen. Kies er maar een paar uit, dat je past. Wij hebben hier nog geen meisje om je te bedienen. Als je een leuk model hebt gevonden, laat je het mij zien. De oorlog rommelt nog na, maar jij komt helemaal hierheen voor aangemeten steunzolen. Hah." Pekel liep bedremmeld naar de kast en rommelde er in rond, paste en paste en bepaalde zijn keuze. "Dat dacht je maar," zei de officier van gezondheid. "Deze zitten je wel lekker zeker. Dat is niet de bedoeling. Die zijn je te groot. Dat zie je toch zo. Dit paar moet je hebben. Zie je, juist, dit is goed. Zo, aantrekken en op rotten. Geluk ermee, goeiendag en goede reis terug." Pekel slofte naar buiten. "Deze zijn niet goed," mummelde hij. "Deze zijn echt niet goed. Mijn keus was beter. Maar ik ga niet terug. Kan mij wat verdommen verder. Maar deze zijn be slist niet goed." Wederom brak een periode aan van heen en weer gedraaf om de terug reis naar Biak te organiseren. De voe ten deden hem nu meer pijn dan zon der de steunzolen, al was het een ander soort pijn. Hij strompelde over het hete, zachte asfalt en vloekte in zichzelf. Die rotdingen. Na een paar dagen haalde hij ze tenslotte uit de schoenen en stopte ze onder in de plunjezak. Weg ermee. Opgewekt stapte hij verder rond zonder de steun zolen en met de oude vertrouwde pijn. Zo was het beter en hij lachte van opluchting. Tot zijn verbazing had hij twee dagen later al een plaats in een vliegtuig. "Dat kan niet goed zijn," dacht hij, "dat gaat te vlot." Om vier uur 's morgens op de dag van vertrek zat hij op de voorgalerij van de mess slaperig te wachten op de legerbus, die hem zou afhalen en naar het vliegveld brengen. Waarach tig, de auto kwam en bereikte zelfs de strip. Het was nog steeds donker. Hij wachtte een uur, twee uren. "Dat verdomde eeuwige nachtwerk bij het vliegen," dacht Pekel, toen de hardheid van de bank hem wekte. "Ze zoeken ook nooit eens een fatsoenlijke tijd van vertrek uit." Het daglicht vloeide al geel over de hemel en verdrong het nachtelijk blauw. Nog een uur wachten. Het leek wel of de oorlog nog niet afgelopen was. "Gaat vandaag niet door, kerels. Er is een of ander piefje niet orde. Mor gen zelfde tijd." Pekel hotste terug naar de mess. De volgende morgen werd hij heerlijk uitgeslapen wakker. De zon scheen door de horren en tekende gele stre pen op de muur. Pekel rekte zich kreunend uit. Plotseling bekroop hem een onbehaaglijk gevoel. Er moest iets mis zijn. Met een ruk ging hij rechtop zitten en keek op zijn horloge: "Het vliegtuigVerdomme, zeven uur, verdommeen hij zakte weer terug in zijn bed. Haasten had toch geen zin meer. Te laat is te laat. Droe vig gestemd stond hij op en kleedde zich aan. Na het ontbijt met een kleffe boterham en ranzige pindakaas suk kelde hij maar weer naar de transport officier. Daar kreeg hij de wind van voren, echter toch nog een plaats voor de volgende dag. Bang voor een herhaling bleef Pekel nu de hele nacht maar op. Met een medelevende kennis en vele flessen bier bracht hij de tijd tot vier uur op de voorgalerij door. De bus kwam. Met een blij gevoel dook Pekel de bus in en viel tegen zijn plunjezak in slaap. Het luidruchtig afscheidsgeroep van zijn biermaatje hoorde hij niet meer. Wat later beleefde hij vaagjes een buiteling langs een wand, daarna een lange wandeling tussen twee ka melen over de golvende aarde en een klauterpartij in een toren. Toen hij ten slotte goed wakker werd en de alcohol wat uitgewerkt was, zag hij om zich heen blankmetalen wanden en stoelen met mensen erop. Hij hoorde lawaai en voelde trillingen. Een vliegtuig. Waarachtig, het was gelukt. "Hallo", zei zijn buurman. "Kei-je wel, hè. Wakker worden, vrouwtje, we zijn er zo." Pekel uitte een snurk: "Waarro?" "Hiero, Makassar. Waar dacht je dan? Rembrandtplein?" Pekel sjorde en streek zich glad. Voor in lichtten letters op: "No smoking. Fasten lapstraps." Lapstraps, lapstraps, wat een gek woord eigenlijk. Het vliegtuig dook de hitte in en landde met een piep en een bons op het vliegveld. Weer de dagelijkse, vermoeiende gang naar het transportbureau, en het be leefd smeken om verder vervoer. Weer gehang in de mess, wachtend op de gunst een plaats te krijgen. Een week later klom Pekel nogmaals de valreep op van een KPM-er, die hem nu in één ruk naar Biak zou bren gen. Tien dagen varen langs kleine eilanden en plaatsen. Tien dagen lig gen in dekstoelen, eten, slapen, boek jes lezen, bier drinken en leuteren. Wat een leven. Dit was het. Konden ze thuis hem maar zo eens zien. Zon der de miljoenen toch een miljonairs bestaan. Zo moest het eigenlijk altijd zijn. Niet je in je jonge jaren rotploe- teren om wat geld over te houden voor later, wanneer je toch te oud zou zijn om er nog wat van te kunnen genie ten. Neen, nu genieten totdat je te oud wordt om nog te gaan werken. Bezigheid is goed, maar het moest eigenlijk niet altijd ontaarden in ar beid. Op den duur begon het Pekel toch wel te vervelen. Hij werd moe van het zit ten, liggen en niets doen en kreeg pijn in de rug. Zijn voeten hielden zich koest, ook zonder de steunzolen, die nog steeds diep onderin de plunjezak lagen. Na vele dagen zachtjes wiegen op de blauwe zee en in de zon, stapte hij te Biak weer aan land. Voor de goede orde had hij de steunzolen in de schoenen gedaan. Er was nu een andere officier van ge zondheid. Pekel meldde zich en ver telde de halve waarheid over zijn voeten. "Zijn je klachten nu over?" vroeg de arts. "Ja dokter." "Mooi zo. Toch loop je nog niet erg elegant, moet ik zeggen. Enfin, je bent zo vorstelijk behandeld, dat er ten minste over jou geen interpellatie in de Kamer zal komen. Hoever heb je eigenlijk gereisd om eindelijk de god delijke genezing te vinden? Nou ja, soeda, we gaan maar weer verder. Iedere dag die kostbare zolen gebrui ken, brave kerel, en nu gewoon aan het werk. Het wordt wel eens tijd, dat je nu voor je soldij eens wat gaat doen. Geen gezeur verder. Je bent genezen, begrepen?" "Ja dokter", zei Pekel en slofte wel wat schuldbewust naar de barak. "Die rotdingen", dacht hij. "Ik kan er niet mee lopen." Bij zijn bed aange komen trok hij zijn schoenen uit, pakte de zolen en keilde ze achterin de kast. I Alg. Assurantiebedrijf "Argo" 1 Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- 1 1 laan 83, Den Haag, Tel. 070-55 71 72 1 liiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 19