Wat is Indische cultuur: een korte reflectie
SINGKÈH IN DELI (V)
De ontboezemingen van de heer Thielsch in Moesson van 15 maart j.l. hebben
mij een kleine schok van herkenning gegeven. Ja wat is dat eigenlijk, Indo,
Indisch, Indo/Indische cultuur? Typisch een Indischman, die tegen z'n 50ste
even de tijd neemt om terug te zien en zich te bezinnen: met een modern woord
zijn identiteit en ervaringen te evalueren. Ik denk dat het bij alle Indische men
sen van zijn generatie zo is.
U kent misschien nog wel die verbijs
tering van Indische opa's en oma's als
zij hun vele tjoetjoeks op een familie
reünie bij elkaar zagen. Ze konden ze
niet allemaal meer uit elkaar houden.
Opa of oma riep dan met de wijsvinger
wijzend: "Déze, wie déze?"
Als velen van ons zegt Thielsch eigen
lijk: "Wat is mijn identiteit?". Je kunt
proberen het te omschrijven, te be
redeneren en te verklaren en op het
eind zeg je: "Déze wie déze." Je bent
dan nog even ver.
Ik geloof, dat de basis van het identi
teitsprobleem schuilt in ons dualistisch
levens- en denkpatroon. Om een para
frase te gebruiken: "East is East and
West is West and the twain must meet
in the Indobut how?" Nooit ge
worteld in de Indonesische en Holland
se 'bodem en altijd in gedachten op
weg naar iets vaags in de verte. En
steeds de noodzaak tot aanpassing uit
levensnoodzaak. Als je de barrière niet
kunt nemen dan loop je er omheen. De
Indischman is een geboren aanpasser
ook in cultureel opzicht, en daardoor
wel geïntegreerd maar niet geassimi
leerd, dat is aan onze nageslachten
voorbehouden. Aanpassen doe je zoals
ons geleerd is, aloes - wat hoort bij de
oost - maar de vorm blijft net als een
rubberbal.
Ik denk dat de Indischman pas zichzelf
is als hij, of een natie had kunnen vor
men of emigreert naar de VS, de grote
"melting pot" van volkeren en cultu
ren. Allemaal met een eigen stijl van
leven en toch Amerikaan: door de taal
en opvoeding denk ik. Ik denk dat
daarom Amerika zo populair is onder
Indische mensen.
Als ik aan een Indischman denk, denk
ik aan een Jood in de diaspora. Een
Jood is een Jood doordat hij vasthoudt
aan de thora, die de rabbi's hem met
de paplepel hebben ingegoten. De ver
scheidenheid onder de Joden is groot,
al naar gelang zijn land van herkomst
en sociale status zijn er grote verschil
len in opvattingen en in cultuur, maar
tóchhij blijft herkenbaar ook al
heeft hij de typische raciale kenmer
ken van het gastland gekregen. De
tragiek van de minoriteit is het eeuwig
op weg zijn, tenzij men assimileert.
De echte Jood heeft grote moeite met
assimilatie, want hij is op weg naar
Jeruzalem, maar de Indischman heeft
geen Jeruzalem. Hij moet dus wel assi
mileren want het is gevaarlijk om Jood
te zijn, maar de rubberbal blijft zijn
vorm behouden. Hij heeft dus een ei
gen indentiteit, maar wat is dat?
Ik heb het boek "Oost-Indische Spie
gel" van Rob Nïeuwenhuys met veel
genoegen gelezen. Ongelooflijk goed.
Hij noemde het verzamelen van alle
gegevens over de Indische literatuur
koeliewerk, maar hij schreef daardoor
een standaardwerk over de Indische
letterkunde, die echter naar mijn mening
voor de Indonesiërs abracadabra blijft.
Rob Nieuwenhuis treft de Indische
sfeer heel goed als hij de maatschap
pelijke, culturele en historische patro
nen beschrijft, en tóchde puzzel
blijft, maar je herkent het.
De Indischman is als culturele identi
teit nooit goed uit de verf gekomen,
waarschijnlijk omdat hij net als een
Jood uit twee cultuurpatronen leeft,
maar nooit in de bodem verankerd is
geweest. Maria Dermoüt heeft naar
mijn smaak door haar stijl van schrij
ven het Indischzijn goed getroffen.
Tere zaken beschrijft zij niet direkt,
maar raakt ze met een paar indirecte
aanduidingen en beelden suggestief
aan waardoor ze op een droombeeld
lijken, maar tóch herkenbaar.
Dat is de kant van het aloes zijn. Om
een afschuwelijk cliché te gebruiken:
Indische mensen zijn kinderen van
twee vaderlanden met in elkaar vloei
ende contouren net een waterverf
schilderij.
Wat Indische cultuur is, daar ben ik
zelf niet uitgekomen. Maar wil je weten
wat dat is lees dan Maria Dermoüt en
doe daar wat Tjalie Robinson bij. En
vergeet niet de "Oost-Indische Spie
gel" van Rob Niewenhuys te lezen.
M. M. MEENG
Wellicht is het toch interessant te
vertellen hoe zo'n ontginning precies
verliep.
Vele ondernemingen beschikten over
aangrenzende concessies, d.w.z. hon
derden hectaren oerbos waarin "ge-
rintisd" was, d.w.z. paden werden ge
maakt en opengehouden met grens
palen om de concessies aan te geven.
Van het oerbos werd een plattegrond
gemaakt, waarop de rivieren en heu
vels stonden vermeld. Daarop werd
de geplande hoofdweg ingetekend.
Die werd het eerst opengekapt en
voorlopig aangelegd. Vanaf de hoofd
weg werden om de 200 m haaks
paden opengemaakt tot de grens van
de concessie.
Elke aannemer kreeg dan een vlak te
ontginnen van 20 m breed en de leng
te tot de grens, soms verscheidene
kilometers, waar dan weer dwars-
paden, om de 200 m, werden gemaakt.
Eerst werden de vlakken ontgonnen
waar de ataploodsen voor de ontgin-
ners werden gebouwd, in de buurt van
de rivier. Daarna de pondoks voor de
Javanen voor het onderhoud van de
ontgonnen gedeelten. De ontginners
waren meestal Chinezen en Bataks,
werkend onder een "kepalla", een
aannemer. De Javanen waren con
tractkoelies in vaste dienst bij de
maatschappij. Ook werd het huis voor
de tuinemployé gebouwd in de buurt
van de pondoks.
Drinkwater kwam uit de rivier via wa
terdragers en verlichting bestond uit
olielampjes.
Nu de ontginning zelf.
Eerst werd het lage hout gekapt,
"ondergebost" om bij de hoge bomen
te kunnen komen. Daarna werden de
hoge bomen gekapt, één voor één, en
niet half aangekapt zoals in Holland
de dennen, zodat de hele rij tegelijk
omvalt. Dat is in een oerbos niet mo
gelijk, je kunt dan niet meer door de
chaos heen komen.
De grote stammen werden in stukken
gezaagd en naar het pad gedragen als
brandhout voor de fabriek. De takken
werden klein gehakt, op hopen ge
stapeld en verbrand. Beter zou zijn
geweest de zaak te laten rotten tot
humus, maar dat duurde te lang.
Nadat er dus gekapt en gebrand was,
ging de Javaanse wiedploeg er in om
enige orde op zaken te stellen en te
voorkomen dat er opnieuw loofhout
zou gaan groeien.
De aannemers, die hun mensen na
tuurlijk twee keer per maand, op "hari
gadji", de dag vóór "hari besar" (de
1e en 16e van de maand), geld moes
ten geven, kregen twee keer per
maand een voorschot in verband met
de voortgang van de werkzaamheden,
die gemeten werden. Als het vlak
klaar was, d.w.z. gekapt en gebrand
en uitgedragen, dus schoon opge
leverd, werd definitief afgerekend.
Intussen waren door de Javanen
kweekbedden aangelegd (bibitans),
waar de kleine plantjes werden uitge
spit en in rijen geplant in de nieuwe
aanplant. Om het plantje werd twee
keer per maand door de wiedsters
een cirkel schoongehouden, om te
voorkomen dat het plantje prompt door
het onkruid zou worden overwoekerd.
Daarna duurde het enige jaren voor
er geoogst kon worden, zowel bij thee,
palmolie, rubber, als bij vezel.
Ik neem aan dat de tienduizenden
transmigrants Javanen in de Lampongs
nog net zo ontginnen als wij dat een
halve eeuw geleden deden. Maar nu
planten zij er rijst, groente en vruch
ten voor hun eigen onderhoud.
HENK ENGEL
8